De nieuwe informatie en communicatietechnologie (ICT) speelt een almaar indringender rol en heeft directe consequenties voor ons dagelijks leven: zo is elektronisch bankieren goedkoper dan de bankverrichtingen aan het loket, reizigers hoeven niet meer aan te schuiven in het station want het ticket kunnen ze kopen via internet, de overheid ontwikkelt een digitale dienstverlening. Die en vele andere toepassingen veronderstellen dat iedereen aangesloten is op internet en bovendien over de vaardigheden beschikt om van de elektronische dienstverlening gebruik te maken. De informatiemaatschappij houdt nieuwe kansen in, maar een nieuwe tweedeling dreigt tussen wie op de elektronische snelweg zit en anderen die zich moeten beperken tot secundaire wegen. Dat probleem geldt zeker voor de doelgroepen van het opbouwwerk, waaronder laaggeschoolde, langdurig werklozen, kwetsbare bewoners in achtergestelde buurten en andere groepen die maatschappelijk zijn uitgesloten. In deze tekst worden kansen en bedreigingen van nieuwe media voor opbouwwerk in beeld gebracht.
Het afgelopen decennium hebben we de ontwikkeling en diffusie gezien van pc s en internet. Op dit ogenblik heeft 75% van de Nederlandse huishoudens een pc thuis, en 62 % ook een internetverbinding. Tijd besteed aan televisie en het gedrukte woord wordt vervangen door internet-tijd. Hoewel hiervan steeds meer onder de noemer entertainment valt (uitwisselen van muziek, spelen van computer-games), heeft deze ontwikkeling significante gevolgen voor de manier waarop burgers (wetenschappelijke) informatie zoeken en vinden. Google verdringt de Encyclopfdia Britannica van de troon. De belangrijkste ontwikkeling op het snijvlak van digitalisering en wetenschap is niet zozeer de grotere rekenkracht maar de toegenomen toegankelijkheid van wetenschappelijke informatie, zowel in de communicatie tussen wetenschappers (via virtuele bibliotheken en discussielijsten) als tussen wetenschappers en studenten (via elektronische leeromgevingen). Waar dit eerst nog de vorm aannam van digitaal ontsluiten van traditionele media, dat wil zeggen het digitaliseren van reeds c.q. ook op papier beschikbare artikelen, neemt dit snel de vorm aan van nieuwe kennis-producten, zoals een web-essay. Er ontstaan ook informatie-hangplekken, d.w.z. verdichtingen in de digitale communicatie rondom specifieke thema s. Meestal neemt dit de vorm aan van een website (met daarop artikelen, maar ook beleidsstukken, nieuws, casuostiek) met daarbij een discussieplatform. Wie nu wat zoekt over bijvoorbeeld onderwijsachterstanden, gaat niet naar de bibliotheek, maar komt via google terecht bij www.oatransfer.nl. Wie wat over informeel leren wil weten, komt na wat zoeken terecht op www.infed.org en heeft verder geen behoefte meer aan op traditionele wijze gepubliceerde informatie. Door deze ontwikkeling van digitalisering en in het publieke domein plaatsen van wetenschappelijke informatie ontstaat ook een grotere communicatie tussen wetenschappers en werkveld. Nu eind 2003 het kabinet via het innovatieplatform en anderszins de kennisoverdracht tussen hoger onderwijs en werkveld benadrukt, kan ook de graadmeter van kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek wijzigen: het is tijd om de science citation index aan te vullen met de google citation index.
TNO gebruikt Informatie en Communicatie Technologie (ICT) om producten en diensten toegankelijk te maken voor iedereen, dus ook voor speciale doelgroepen zoals gebruikers met verminderde cognitieve vaardigheden. Hierbij zetten we vaak spraaktechnologie in. Een voorbeeld hiervan is de elektronische reisassistent voor mensen met een verstandelijke beperking. Deze reisassistent kan relevante informatie voorlezen door gebruik te maken van spraaksynthese. Een ander voorbeeld is een elektronische coach voor kinderen en ouderen. Door de inzet van spraakherkenning en spraaksynthese kan op een natuurlijke manier met de e-coach gecommuniceerd worden