De Handreiking. De covid-19-pandemie heeft wereldwijd een grote impact op het persoonlijke, sociale en maatschappelijke leven. Het virus bedreigt de fysieke gezondheid, de sociale contacten en de financieel-economische bestaanszekerheid van velen. De pandemie leidt tot polarisatie in de samenleving, tot een toename van sociale ongelijkheid, tot een bedreiging van democratische rechten en tot internationale spanningen. Ook het sociaal werk is niet onberoerd gebleven. Sociale professionals en sociale-dienstverleningsorganisaties komen onder druk te staan en de kwaliteit en de kwantiteit van de dienstverlening worden bedreigd. In het sociaal domein zien we veel veerkracht en inventiviteit in reactie op deze uitdagingen, maar ook ethische nood. Internationaal onderzoek onder meer dan 600 sociale professionals uit meer dan 50 landen heeft laten zien dat zij worstelen met vele ethische uitdagingen. Zij worden geconfronteerd met richtlijnen die niet altijd goed aansluiten op de specifieke context waarin zij werken. De richtlijnen voor sociaal contact belemmeren bijvoorbeeld het aangaan en onderhouden van vertrouwelijke en empathische relaties, het beoordelen van problematische situaties en het verlenen van dienstverlening op maat. Professionals zijn vanwege de beperkte mogelijkheden voor dienstverlening vaker gedwongen om prioriteiten te stellen in de behoeften en noden van dienstengebruikers. Ook ervaren zij spanningen tussen de belangen van henzelf en hun naasten enerzijds en de belangen van dienstengebruikers anderzijds, bijvoorbeeld met betrekking tot gezondheidsrisico’s. Professionals rapporteren dan ook een breed scala aan voornamelijk negatieve emoties, zoals angst, teleurstelling, hulpeloosheid, verdriet, boosheid, schaamte en schuldgevoelens. Er is sprake van fysieke, emotionele en morele stress en uitputting.
Voor veel mensen is het internet inmiddels een medium dat niet meer weg te denken valt uit hun dagelijks leven. Wereldwijd gaat het aantal mensen dat beschikt over een internet-aansluiting, naar de 500 miljoen. In ons land maken ruim acht miljoen mensen minstens eenmaal per kwartaal gebruik van het internet. Een groot gedeelte van deze mensen gebruikt het web ook voor hun informatievoorziening. Dat kan door digitale kranten te raadplegen; vrijwel alle dagbladen hebben een online versie waartoe men wereldwijd toegang heeft en die (nu nog) gratis toegankelijk zijn. Daarnaast zijn er talrijke nieuwssites die niet zijn voortgekomen uit de traditionele dagblad- of omroepsector en die, enkel drijvend op inkomsten uit reclameboodschappen, dagelijks hun algemeen of gespecialiseerd nieuws brengen. Zo is inmiddels naast de dagblad-, radio- en televisiejournalistiek een nieuwe, vierde vorm van journalistiek ontstaan met eigen kenmerken als interactiviteit en hypertextualiteit. Brengt deze nieuwe vorm van journalistiek ook nieuwe morele vragen met zich mee die kenmerkend zijn voor deze manier van journalistiek bedrijven? Of zijn het de klassieke kwesties, nu in een elektronisch jasje? En hoe gaat de journalistieke beroepsgroep om met eventuele nieuwe vragen? Welke antwoorden hierop zijn inmiddels geformuleerd? Welke vormen van zelfregulering zijn of worden ontwikkeld? Dat zijn de vragen die centraal staan in de publicatie "Internetjournalistiek, nieuwe ethische vragen?" van Huub Evers, hoofddocent media-ethiek aan Fontys Hogeschool Journalistiek Tilburg en docent communicatie-ethiek aan de UvA.
LINK
Hoofdstuk 5 in Moresprudentie in de praktijk. Wanneer ouders gaan scheiden, komen kinderen vaak in de knel. De sociale professionals die in dit soort situaties ondersteuning bieden raken verstrikt in een kluwen van belangen. Het risico is groot, dat zij in hun zorg om het belang van het kind, positie kiezen tegenover de ouder. Edith Raap laat in dit hoofdstuk zien dat het ook anders kan en wat dit betekent voor de ethische positie van de hulpverlener zelf.
De laatste jaren zien we een hernieuwde aandacht voor de maatschappijkritische rol van het sociaal werk die vanaf halverwege de jaren ’90 nagenoeg van het toneel verdween (Peeters, 2010; Banks, 2014; Scholte, 2018). De participatiesamenleving doet een appel op de zelfredzaamheid, de eigen kracht en het informele netwerk van het individu om problemen aan te pakken, zonder daarbij de structurele oorzaken van sociale problemen te adresseren (Peeters, 2010; Banks, 2014; Nachtergaele e.a., 2017; Hubeau, 2018; Reynaert, Roose & Hermans, 2018; Scholte, 2018; Kampen, z.d.). Steeds meer onderzoek laat echter zien dat een beroep op de zelfredzaamheid en de eigen kracht van het individu juist voor kwetsbare groepen niet realistisch is (WRR, 2017; De Brabander, 2014). Sociaal werk zonder maatschappijkritische visie leidt tot een professioneel en democratisch tekort (Bredewold, e.a., 2018). Empowerment speelt een belangrijke rol in de maatschappijkritische positie van sociaal werk (Peeters, 2010; Banks, 2014). Empowerment richt zich niet alleen op het versterken van het zelfvertrouwen van het individu, het bevorderen van een gedeelde verantwoordelijkheid en inclusie, maar ook op het veranderen van structurele oorzaken die sociaal onrecht, sociale ongelijkheid en ongelijke machtsverhoudingen in stand houden (IFSW, juli 2018; Hubeau, 2018). Hier krijgt empowerment een ethisch-politieke dimensie (Van Regenmortel, 2011; Banks, 2012). Dit onderzoek spitst zich toe op de vraag wat de ethisch-politieke dimensie van empowerment inhoudt en op welke wijze empowerment kan bijdragen aan het ontwikkelen van de maatschappijkritische rol van het sociaal werk. Het uitgangspunt is daarbij dat ethiek ‘situated and politicized’ is (Banks, 2014). Deze invalshoek op ethiek biedt een verbreding van de beroepsethiek, die doorgaans ethische kwesties reduceert tot persoonlijke dilemma’s. Over deze bredere ethisch-politieke invalshoek is in Nederland nog nauwelijks geschreven. Het doel van dit onderzoek is kennis over deze ethisch-politieke invalshoek te ontsluiten voor studenten, docenten en professionals.
De maatregelen tegen de Covid-19 pandemie hadden grote impact op de uitvoering van het sociaal werk. Professionals worstelden met vraagstukken rondom de praktische uitvoerbaarheid van hun werk en kregen daarnaast te maken met allerlei nieuwe ethische vraagstukken rondom noodzakelijkheid en contact. Hoe kunnen zij omgaan met deze dilemma's?Doel Het doel van dit project was om samen met professionals te inventariseren welke ethische uitdagingen zij in de coronatijd tegen kwamen. Vervolgens is er samen met professionals gewerkt aan een concreet houvast over hoe om te gaan met deze dilemma’s, ook in tijden dat het geen crisis is. Resultaten Het resultaat is een breed inzetbaar houvast in de vorm van een beknopte vragenlijst op verschillende thema’s die professionals bewust maakt van waar de knelpunten zitten en wat zij nodig hebben om hier mee om te gaan. Looptijd 01 juli 2020 - 31 januari 2021 Aanpak Via een inventariserende vragenlijst uitgezet onder professionals is een globaal beeld ontstaan van waar de knelpunten zitten. Vervolgens zijn de resultaten in interactieve sessie met professionals samen verdiept. Dit leverde een conceptproduct op wat door professionals zelf in de praktijk is getest en geëvalueerd in nog een aantal sessies. Cofinanciering Dit project wordt mogelijk gemaakt door ZonMw in het kader van de subsidie ‘COVID-19: Wetenschap voor de praktijk’.
Sinds de financiële crisis van 2008 klinkt er een brede maatschappelijke roep om herstructurering van het financiële stelsel en de financiële dienstverlening. Toch zijn veel problemen in de sector ruim tien jaar later nog onopgelost. Denk aan het vraagstuk van ongelijkheid, de verhouding schuld/inkomen en de onbedoelde neveneffecten van overheidsbeleid rondom lenen en sparen. Door hun prominente rol in het Nederlandse financiële landschap vormen hypotheken een bijzonder hoofdpijndossier bij de hervorming van de financiële sector. Een aantal spelers in de hypothekensector lijkt zich terdege bewust te zijn van de schaduwzijdes van het eigen bedrijfsmodel. Zij heeft al grote stappen gezet, onder meer door de ontwikkeling en implementatie van ethische gedragscodes en richtlijnen. Er worden nu al minder risicovolle hypotheken verkocht. We hebben kortom te maken met een ethisch actieve groep financiële bedrijven die een voortrekkersrol speelt in de verduurzaming van de financiële dienstverlening rondom hypotheken. Zij vormt een niche waarbinnen de contouren worden verkend van de toekomstige hypothekenmarkt. In het voorgenomen verkennend onderzoek willen wij kijken naar de morele dilemma’s waarvoor deze bedrijven zich gesteld zien. Hoe laveren zij tussen de wens sociaal en financieel te verduurzamen en de druk om winstgevend te zijn? In het bijzonder zal worden onderzocht hoe onder andere bij hypotheekadviseurs Viisi en MBG Maatbeleg wordt omgegaan met de spanning tussen zelfopgelegde richtlijnen, commerciële belangen en de wensen van de klant. Wat zijn de praktijklessen van het pionierswerk in duurzaam hypotheekadvies? Doel van dit onderzoek is morele dilemma’s te articuleren, de consequenties van keuzes zichtbaar te maken en ‘best-practices’ te identificeren. Zo bieden de resultaten van dit onderzoek organisaties in de hypothekensector een verkennend inzicht in de uitdagingen rond de verduurzaming van hypotheekverkoop. De resultaten komen ook ten goede aan het onderwijs, zoasls bij bedrijfsethiek in het economische domein.