Over de maatschappelijke participatie door (jonge) mensen met een licht verstandelijke beperking, lange problematische gezinssituaties, de outliers van de samenleving. Inaugurele rede lectoraat, In verkorte vorm uitgesproken op 9 februari 2011
De prevalentie- en incidentiecijfers geven aan dat schisis (of een lip- en/of kaak- en/of verhemeltespleet) in Afrika (gemiddeld 0.6/1000 geboortes) minder frequent voorkomt in vergelijking met de Caucasische en Aziatische bevolking (gemiddeld 1.2 en 1.9/1000 geboortes). Desondanks is het aantal onbehandelde schisispatiënten in Afrika aanzienlijk, wegens het hoge geboortecijfer en de afwezigheid van voldoende zorgverstrekkers. Ook traditionele gezondheidsbenaderingen, gebaseerd op inheems geloof en cultuur, zijn in Afrika nog steeds sterk vertegenwoordigd en dragen eveneens bij tot een afwezige of onvolledige behandeling. Sedert meerdere jaren worden projecten op touw gezet waarbij geschoolde chirurgen uit het Noorden in een team samenwerken met lokale artsen om schisispatienten een adequate behandeling te geven. Ook in het CoRSU ziekenhuis te Kisubi, Oeganda, loopt een dergelijk project. Naast de aandacht voor een adequate chirurgische behandeling, is er een opstart gemaakt van een logopedisch behandelingscentrum voor spraak- en taalstoornissen. Wij trachten met onze groep logopedisten van de Universiteit Gent bij te dragen in deze ontwikkeling in samenwerking met het bestaande Departement for Speach and Hearing Pathology aan de Makarere University. In dit artikel geven we een overzicht van de epidemiologische gegevens en de noordelijke behandeling van schisis in Afrika. Verder worden de visies van traditional healers omtrent de etiologie en behandeling van schisis opgenomen in de tekst.
ACHTERGROND : Problematisch middelengebruik is een belangrijke risicofactor voorcriminaliteit en geweld.Dit is echter vooral bij mannen onderzocht en meer kennis over vrouwen is gewenst. DOEL: Beschrijven van mogelijke genderverschillen in problematisch middelengebruik en de relatie tot delictgedrag bij forensisch psychiatrische patiënten. METHODE: Dossiers van 275 vrouwen en 275 mannen die in 1984-2014 opgenomen zijn (geweest) in één van vier forensisch psychiatrische instellingen werden gecodeerd en gerelateerd aan geweldsincidenten tijdens behandeling en recidive na ontslag (bij 78 vrouwen). RESULTATEN: Hoewel problematisch middelenmisbruik bij vrouwen prevalent was (57%), kwam het bij mannen significant vaker voor (68%). Mannen hadden vaker de dsm-iv-classificatie middelenafhankelijkheid en hadden vaker het indexdelict gepleegd terwijl ze onder invloed waren. Middelengebruik had bij hen een betere voorspellende waarde voor geweldsincidenten tijdens behandeling. Zowel vrouwen als mannen met problematisch middelengebruik hadden beduidend meer historische risicofactoren dan degenen zonder middelenmisbruik. Een geschiedenis van problemen met middelengebruik was geen significante voorspeller voor recidive na ontslag bij vrouwen. CONCLUSIE: Er bestaan genderverschillen wat betreft problematisch middelengebruik, waarbij de relatie met delictgedrag voor mannen sterker is. De gevonden genderverschillen hebben implicaties voor (verslavings-) behandeling in forensische zorginstellingen.