"Solo is een cognitieve vaardigheidstraining die op individuele basis wordt gegeven. Uniek aan deze interventie is de gecombineerde aanpak van effectieve What Works-methoden en desistancedoelen. In dit vooronderzoek is nagegaan of doorontwikkeling van Solo zinvol is. Er is wetenschappelijk bewijs verzameld over de werkzaamheid van Solo en er is onderzocht of de interventie aansluit op de behoeften van de deelnemers. Er is een literatuurverkenning gedaan, een enquête uitgezet, interviews gehouden, evaluatieformulieren voor deelnemers verzameld en trainingsregistratie geanalyseerd. Portefeuillehouders, coördinatoren, trainers, coaches en deelnemers vormden de respondentgroepen. Tweeëndertig trainers geven vooral bij Reclassering Nederland Solo-trainingen. Deze trainers geven niet vaak een training. Vanaf 2020 worden er, mede door COVID-19, veel individuele CoVa’s gegeven omdat deze training makkelijker uitvoerbaar zou zijn dan Solo. Solo is een goed vormgegeven interventie: het verandermodel is afgestemd op het verklaringsmodel en de oefeningen vloeien voort uit de methodieken. De interventie is een evidence-based practice, in die zin dat de programma-inhoud is gebaseerd op de best beschikbare informatie over doelmatigheid en doeltreffendheid. De effectiviteit van Solo is echter niet bekend. Trainers en coaches zijn het oneens of Solo geschikt is voor cliënten die het delict ontkennen, cliënten met lvb en cliënten met een beperkt vermogen tot zelfreflectie. Zij vinden de interventie wel geschikt voor o.a. jong volwassenen, prikkelgevoelige cliënten (bijv. door autisme of ADHD) en verlegen, kwetsbare cliënten. Deelnemers vinden het belangrijk dat een Solo-trainer rust uitstraalt, structureert, goed luistert, ingaat op hun behoeften, let op hoe hij leerstof overbrengt en op de juiste manier doorvraagt. Solo-trainers die tevens reclasseringswerker zijn, merken dat de veranderde reclasseringscontext andere eisen stelt aan hun rol en vaardigheden. Zij vinden dat zij hun kennis van risicomanagement, gedragsverandering en 'lastige' doelgroepen kunnen gebruiken in samenwerkingsverbanden en geïntegreerde, duurzame teams. Uit dit vooronderzoek blijkt dat het wenselijk is om Solo door te ontwikkelen. Adviezen voor aanpassing zijn resp. het uitwerken van het theoretisch kader, opstellen van een duidelijk profiel van Solo (incl. functieprofiel voor trainers), intensiveren van coaching, terugbrengen van het aantal formulieren, vereenvoudigen van de programmahandleiding en delictanalyse en het toevoegen van beeldmateriaal en rollenspelen. Per oefening/werkvorm zijn suggesties voor verbetering gegeven. Coaching zou zich moeten richten op de afweging welke combinatie van methodieken, oefeningen en werkvormen het meest passend is bij een deelnemer. Dit leidt tot meer flexibiliteit in de toepassing van Solo, maar met behoud van programma-integriteit."
Kennis uit onderzoek is van cruciaal belang om het onderwijs te verbeteren en te innoveren. Dit vraagt om een nauwe verbinding tussen onderwijsonderzoek en de dagelijkse onderwijspraktijk. De roep om een meer lerende cultuur in het onderwijs en de ambitie om onderwijsonderzoek meer te benutten voor het verbeteren van de onderwijspraktijk is niet nieuw: in het onderwijswerkveld zijn steeds meer scholen bezig met kennisbenutting, en het vraagstuk staat al langere tijd op de politieke agenda. Tegelijkertijd blijkt uit verschillende studies dat dit nog geen vanzelfsprekendheid is en dat het versterken van een kennisinfrastructuur een bijzonder complexe opgave is. In opdracht van de onderwijsraad heeft het lectoraat Public Governance een internationale vergelijking uitgevoerd naar de kennisinfrastructuur in andere – met Nederland vergelijkbare – landen. Deze ‘best practices’ zijn beschreven vanuit de vraag: wat kan Nederland van deze andere landen leren?
Binnen het beroepsonderwijs worden leeromgevingen ontworpen waarin studenten en professionals samen werken, leren en onderzoeken over de grenzen van hun praktijken heen. Idealiter komen deze leeromgevingen tegemoet aan veranderende eisen en verwachtingen van lerenden, het werkveld en maatschappij. Onderwijsprofessionals en werkveldpartners worstelen met de vraag hoe samen, in co-constructie, vorm te geven aan zulke grensoverstijgende leeromgevingen. Initiatieven stranden, opschaling blijkt lastig en de opbrengsten onduidelijk. Co-constructie van responsieve, duurzame en impactvolle leeromgevingen vraagt om consistente ontwerpkeuzes, uitgelijnd op de motieven van partners om samen te werken. Deze keuzes zijn lastig te maken doordat weinig bekend is over co-constructie en wat de impact is van geco-construeerde leeromgevingen. Met een sterk consortium van twee hbo- en drie mbo-instellingen en diverse werkveldpartners onderzoeken we dit via een ontwerpgericht design: 1) Ontwerpen van een instrumentarium om te onderzoeken wat bijdraagt aan de co-constructie van responsieve, duurzame en impactvolle leeromgevingen. 2) Meervoudige casestudies waarbij het instrumentarium wordt ingezet om bij vijf cases (middels peer review) zicht te krijgen op welke interventies de co-constructie bevorderen en wat de opbrengsten zijn van de geco-construeerde leeromgevingen. 3) Valideren van de ontwerpkennis via focusgroepen van deelnemers binnen en buiten het consortium en deze kennis verwerken in een methodiek om a) de ontwikkelpotentie van leeromgevingen in kaart te brengen, b) co-constructie te ondersteunen en monitoren, en c) de gegenereerde impact te evalueren. 4) Middels de onder 3) ontwikkelde methodiek versterken van de co-constructie bij geselecteerde cases middels evidence-informed interventies en professionalisering. 5) Doorlopend: borgen van doorwerking van inzichten naar stakeholders in het (beroeps)onderwijs, de wetenschap en de beroepspraktijk. Met dit onderzoek beogen we kennis te vergroten over wat werkt in co-constructieve ontwerpprocessen en over de opbrengsten van geco-construeerde leeromgevingen. Met deze kennis bieden we professionals in verschillende contexten handvatten om in co-constructie responsieve, duurzame en impactvolle leeromgevingen te (her)ontwerpen.
Evidence-informed veranderen in het onderwijs draait om de combinatie en integratie van school- en/of systeemgegevens, onderzoeksdata en ervaringskennis voor het nemen van onderbouwde (verander)beslissingen die passen bij de context. Dat blijkt moeilijk in de praktijk. Een systematisch overzicht van belemmerende en bevorderende factoren ontbreekt echter: wat werkt (niet)?Doel De beïnvloedende factoren voor evidence-informed veranderen in het onderwijs worden in kaart gebracht. Het overzicht biedt onderwijsprofessionals handvatten voor het versterken van evidence-informed veranderen. Zo kunnen (de onderliggende oorzaken van) problemen worden geïdentificeerd en passende veranderstrategieën worden ontworpen en geïmplementeerd, met als doel het effectief en duurzaam organiseren van veranderingen in het onderwijs. Resultaten Een eindrapport met een overzicht van de factoren die evidence-informed veranderen in het onderwijs beïnvloeden Een kennisclip waarin de belemmerende en bevorderende factoren voor evidence-informed veranderen in het onderwijs wordt gepresenteerd Een podcast waarin de beïnvloedende factoren voor evidence-informed veranderen in het onderwijs wordt toegelicht Looptijd 09 januari 2022 - 31 augustus 2023 Aanpak Met een thematische overzichtsstudie worden de belemmerende en bevorderende factoren voor evidence-informed veranderen in het onderwijs in kaart gebracht. Daarvoor worden wetenschappelijke en praktijkpublicaties uit verschillende domeinen systematisch bestudeerd en gezamenlijk met (inter)nationale experts geduid.
Fysiotherapeuten willen patiënten niet alleen op het gebied van bewegen behandelen, maar hen ook aanzetten tot een gezondere leefstijl, en dat houdt meer in dan bewegen. Zij vinden dat belangrijk omdat een betere leefstijl een positieve invloed heeft op de werking van hun fysiotherapeutische behandeling. Leefstijl wordt bepaald door iemands gedrag, bijvoorbeeld wat iemand eet en hoeveel er wordt bewogen. Bewustwording, de mate waarin iemand intrinsiek gemotiveerd is en verwacht gedrag te kunnen uitvoeren, zijn belangrijke factoren voor succesvolle gedragsverandering. Voor gedragsverandering is niet alleen kennis, maar ook doe-vermogen nodig. Om gedragsverandering te ondersteunen zijn de ‘Leef!kaarten’ ontwikkeld. Leef!kaarten zijn kaarten die evidence-informed informatie geven over allerlei aspecten over leefstijl en het maken van gezonde keuzes. Fysiotherapeuten zouden zich graag bekwamer willen voelen bij het bespreken van de leefstijl en het motiveren van hun patiënten en denken dat de Leef!kaarten dit op een laagdrempelige manier mogelijk maakt. Betrokken fysiotherapeuten willen dit samen met Zuyd Hogeschool, met patiënten en met elkaar onderzoeken. Het bovenstaande heeft geleid tot volgende vraagstelling: “Hoe kunnen fysiotherapeuten met behulp van de Leef!kaarten patiënten in hun praktijk zo goed mogelijk motiveren om tot gezondere leefstijlkeuzes te komen?” Het onderzoek wordt gedragen door een netwerk, bestaande uit Zuyd Hogeschool (Lectoraat Voeding, Leefstijl en Bewegen, Academie voor Fysiotherapie), fysiotherapeuten van Bruinsma Fysiotherapie, Paramedisch Centrum Zuid, FysioGulpen Koomen en Vandeberg, Fysiotherapie Corine Cuijpers en Fysiovision B.V. en hun patiënten. Inhoudelijk werken fysiotherapeuten met dezelfde specialisaties samen (bijvoorbeeld OncoNet). Nieuw is dat fysiotherapeuten met verschillende expertises ervaringen gaan uitwisselen wat betreft een overkoepelende competentie: leefstijlbevordering. Om dit project te realiseren werken de partners middels een continue wisselwerking tussen praktijk en onderzoek.