Over eenzaamheid in verpleeghuizen is relatief weinig bekend. Het doel van deze studie is inzicht krijgen in de prevalentie van sociale, emotionele en existentiële eenzaamheid onder verpleeghuisbewoners en de samenhang tussen eenzaamheid en deelname aan activiteiten en het hebben van contacten. Data is verzameld onder verpleeghuisbewoners van zorgcentra en groepswoningen in de provincie Zeeland (N = 101; leeftijdsrange = 42 tot 103 jaar; mediaan = 83 jaar; 71% = vrouw). Sociale, emotionele en existentiële eenzaamheid zijn bevraagd, alsmede persoonsgegevens en deelname aan activiteiten en het hebben van contacten. Prevalentiecijfers van eenzaamheid zijn berekend. Regressieanalyses zijn uitgevoerd om de relatie tussen eenzaamheid en persoonsgegevens, deelname aan activiteiten en het hebben van contacten te onderzoeken. De meerderheid van de respondenten voelt zich emotioneel, sociaal en/of existentieel eenzaam. Een langere verblijfsduur in het verpleeghuis en deelname aan beweegactiviteiten hangen samen met een mindere mate van sociale eenzaamheid, maar niet met emotionele of existentiële eenzaamheid. Het aanbod aan activiteiten in het verpleeghuis is gericht op sociale eenzaamheid. Voor emotionele en existentiële eenzaamheid lijkt geen aanbod te bestaan, terwijl deze vormen van eenzaamheid vaak voorkomen in het verpleeghuis.
MULTIFILE
Gevoelens van eenzaamheid en sociaal isolement zijn voor veel mensen een taboe. Deze gevoelens komen echter veel voor, zowel bij jongeren als ouderen en binnen alle lagen van de samenleving. Extra risico lopen mensen met een verstandelijke of psychische beperking, ouderen en chronisch zieken. Maar ook maatschappelijke factoren, zoals werkeloosheid en lage inkomsten kunnen leiden tot social isolement en eenzaamheid.
DOCUMENT
Eenzaamheid en sociaal isolement treft mensen van alle leeftijden en uit alle lagen van de samenleving. Hoewel er in Nederland verschillende instrumenten in gebruik zijn, ontbreekt een integrale benadering voor het oppakken van deze problematiek samen met de persoon. De meeste handvatten richten zich op signaleren en slechts een enkele op het bespreekbaar maken van de problemen.De Wmo-werkplaatsen wilden daarom een werkwijze ontwikkelen die zich richt op de verschillende fases van de aanpak van eenzaamheid en sociaal isolement. Met behulp van dit werkboek kunnen professionals en vrijwilligers elkaar helpen bij de ondersteuning van mensen die hiermee kampen. Het werkboek focust op het (leren) luisteren naar de persoon en vervolgens het samen bepalen van volgende stappen. Door nauw aan te sluiten bij de persoon is de kans op effect van de persoonlijk vormgegeven interventie het grootst.Het boek biedt werkvormen om vanuit wat de persoon zelf kan en wil, zo mogelijk samen met het sociale netwerk, tot actie te komen. Professionals en vrijwilligers worden hiermee in verschillende fases ondersteund om al doende de persoon tot eigen inzichten, bevindingen en acties te begeleiden.
DOCUMENT
Een groot deel van de volwassen bevolking (43%) voelt zich eenzaam. Eenzaamheid vermindert kwaliteit van leven en is slecht voor de gezondheid. Volgens de cognitieve discrepantietheorie betreft eenzaamheid een discrepantie tussen gerealiseerde (kwaliteit van) relaties en behoeften en verwachtingen van relaties, i.e. relatiestandaarden. Dit veronderstelt twee manieren om eenzaamheid te verminderen, namelijk het verbeteren van relaties en het bijstellen van relatiestandaarden, i.e. het formuleren van realistische, haalbare standaarden. Onrealistische relatiestandaarden zijn niet realiseerbaar en moeten worden bijgesteld teneinde eenzaamheid te kunnen adresseren. Voor beide manieren is inzicht in relatiestandaarden en de mogelijkheid tot het bijstellen daarvan belangrijk. Relatiestandaarden bieden inzicht in welke elementen van relaties van belang zijn. Kennis hierover maakt gericht werken aan realisatie van relatiestandaarden makkelijker. De centrale onderzoeksvraag luidt: In hoeverre draagt inzicht in relatiestandaarden bij aan een vermindering van eenzaamheid en in hoeverre is dit effect beïnvloedbaar door interventie middels reflectieve vragen over relatiestandaarden? Vijf deelvragen zijn geformuleerd, welke worden onderzocht in drie deelstudies. In deelstudie 1 wordt middels een kwalitatieve methode onderzocht welke aspecten van relatiestandaarden van belang zijn. Op basis hiervan wordt een kwantitatief meetinstrument ontwikkeld. In deelstudie 2 wordt het ontwikkelde meetinstrument op kwantitatieve wijze getoetst met als doel relatiestandaarden van groepen mensen en de relatie tussen relatiestandaarden en eenzaamheid te onderzoeken. In deelstudie 3 wordt middels een ontwikkel- en ontwerpproject technologie ontwikkeld welke inzicht biedt in (veranderingen van) relatiestandaarden en eenzaamheid. Middels een kwantitatieve methode wordt het effect van inzicht in relatiestandaarden op verandering in relatiestandaarden en eenzaamheid longitudinaal onderzocht. Bij een selectie deelnemers wordt geïntervenieerd door het stellen van reflectieve vragen over relatiestandaarden. Het effect hiervan wordt tevens onderzocht. In een kwalitatieve studie wordt het gebruik van de technologie geëvalueerd met als aandachtspunt de vraag of gebruikers dankzij de technologie beter weten hoe te handelen in geval van eenzaamheid.