“Dus de maatregelen waren goed, maar ons gedrag niet?”, vroeg een journaliste tijdens de coronapersconferentie van 13 oktober aan premier Rutte. Veel verder dan ‘we hebben het samen niet goed genoeg gedaan’, kwam hij niet. Duidelijk was in ieder geval wel dat de hoop die het kabinet had dat burgers op basis van ‘adviezen’ in plaats van strengere maatregelen hun gedrag meer coronaproof zouden maken, ijdel bleek. Noodzakelijk geachte inperkingen van de vrijheid en het vooruitzicht van economisch lijden bleken te pijnlijk om onszelf op te kunnen leggen. ‘Samen’ kwamen we er kennelijk niet uit om ons gedrag aan te passen en de onvermijdelijke pijn te accepteren. Strengere maatregelen vanuit een overheid bleken de enige mogelijke volgende stap. Los van het feit óf het virus zich wel laat bedwingen door welke maatregel of interventie dan ook, illustreert de coronacrisis in mijn optiek de grenzen en keerzijden van de tegenwoordig zo populaire gedagsbenaderingen, ook wel behavioural approaches genaamd, en hoe deze verbonden zijn met een fundamenteel geloof in de onmacht van overheidsingrijpen. Het is tijd voor een relativering van beide. Laten we rondom de klimaat- en duurzaamheidsproblematiek daarvan leren.
MULTIFILE
Wat werkt het beste voor kinderen met een motorische achterstand: een expliciete leermethode of een impliciete leermethode?In tegenstelling tot wat in de huidige huidige literatuur wordt gevonden, bleek uit dit onderzoek, bij tien proefpersonen, dat voor kinderen met een motorische achterstand een expliciete leermethode beter werkt dan een impliciete leermethode.
Eén van de zeven pijlers van de Vensterschool is “binnen- en buitenschoolse activiteiten”. Daarin trachten Vensterschoolpartners een aanbod te bieden dat op elkaar is afgestemd en samenhang vertoont. Dit lijkt vaak (nog) niet het geval, wat o.a. te maken heeft met het feit dat het aanbod onvoldoende in samenspraak wordt ontwikkeld. Pas wanneer de betrokkenen professionals ten diepste overtuigd zijn van de doelen van de verbinding tussen binnen- en buitenschools leren, zullen zij de voetangels en klemmen die met die verbinding gepaard gaan uit de weg willen en kunnen ruimen. De fundamentele vraag is WAAROM en vooral WAARTOE?De overwegingen en drijfveren van het project zijn: Betekenisvol leren beklijft bij kinderen beter dan puur schools leren. Talentenontwikkeling. We weten niet precies welke beroepen en functies we als maatschappij in de toekomst nodig hebben, maar we weten wel dat we mensen nodig hebben met creativiteit, die kritisch kunnen denken, samen kunnen werken en ondernemend zijn. Een school kan de volledige ‘Bildung’ van kinderen niet alleen aan. Een brede school is dan ook een school die beseft het niet alleen te kunnen.De werkgroep “binnen- en buitenschools leren” heeft als doelen geformuleerd;1. (Delen van) het buitenschoolse aanbod meer (dan nu het geval is) in samenhang te ontwikkelen met het binnenschoolse;2. (delen van) het buitenschoolse aanbod beter te laten aansluiten bij de (ontwikkelings)behoeften van de kinderen in de wijk op basis van wensen en ervaringen van professionals, ouders en kinderen zelf;3. verschillende groepen kinderen beter toe te leiden naar het naschoolse aanbod.De werkgroep heeft het volgende gerealiseerd: Een criterialijst t.b.v. de ontwikkeling van “ideale” geïntegreerde activiteiten. ‘Lente’, een geïntegreerde activiteit voor de onderbouw. Een “eigen” ruimte inrichten: een activiteit om aan te sluiten bij de leefwereld van bovenbouwkinderen. Kinderpersbureau: de activiteit is verbeterd op de activiteitenladder opgenomen en er is onderzoek gedaan naar de veronderstelde communicatie- en samenwerkingsproblemen. Een activiteit voor groep 5/6 op basis van een behoeftepeiling. Een activiteit (i.s.m. de werkgroep 10-14-jaar) waarbij kinderen aan de hand van zelf vervaardigde filmpjes bewust werden gemaakt van verschillende vormen van risicogedrag. Een korte promotiefilm over de werking van de ladder t.b.v. ouders die minder makkelijk zijn aan te spreken met schriftelijke voorlichting (via de ladder). Alle activiteiten zijn zowel wat betreft product als proces geëvalueerd en er is gekeken naar de continueringsmogelijkheden. Voor de ontwikkeling van binnen- en buitenschoolse activiteiten zijn succesfactoren geformuleerd.
De Gemeente Groningen stimuleert kinderen binnen de Gemeente Groningen tot een actieve en gezonde leefstijl door middel van het sportieve leefstijlproject, BSLIM. BSLIM vormt de paraplu waaronder interventies en een uitgebreid activiteitenaanbod voor met name basisschoolleerlingen i.s.m. scholen, kennisinstellingen en andere organisaties wordt vormgegeven. Met BSLIM wil de Gemeente Groningen kinderen de mogelijkheid bieden hun sportieve talenten te ontdekken en ontwikkelen. De gemeente heeft daarbij als primair doel de structurele sportdeelname van alle kinderen positief te beïnvloeden. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar kinderen die (nog) niet structureel sporten en naar de mogelijke talenten. Een goede bewegingsvaardigheid, passend sport(ief)gedrag en plezierige bewegingservaringen zijn van grote invloed op de mate waarin kinderen nu en later structureel deelnemen aan sport en voldoende blijven bewegen. De gemeente Groningen stimuleert daarom samen met schoolbesturen de ontwikkeling van een goede bewegingsvaardigheid van kinderen middels kwalitatief hoogwaardig bewegingsonderwijs door brede vakdocenten in de BSLIM-wijken.Onderzoeksthema’s 1. BewegingsonderwijsDe kwaliteit van het bewegingsonderwijs in de Bslim wijken wordt onderzocht.a. Het Leerlingvolgsysteem (LVS) dat in 2015-2016 is geïmplementeerd wordt gebruikt om de vaardigheid van leerlingen in de Bslim wijken in kaart te brengen en waar mogelijk te vergelijken met landelijke normenb. Effectiviteit van interventies gericht op de vaardigheid, de beleving en/of het gedrag van leerlingen, waarbij met name oog is voor de (uit zichzelf) minder actieve leerlingenc. Effectiviteit van interventies die gebruik maken van expliciet en impliciet leren binnen bewegingsonderwijs en/of MRT-praktijken2. Tussen gymzaal en sportvereniginga. Monitoring sportdeelname en motieven om wel/niet te sporten en bewegen + analyse van trends en ontwikkelingen in de sportdeelname in de onderzoekswijken. Hierbij wordt een ruim pallet in acht genomen: Van bewegingsonderwijs tot buiten spelen, en van Bslim- en Schoolsportclub activiteiten tot sportdeelnameb. Onderzoek naar de effectiviteit van interventies gericht op actieve pauzes, waarbij met name oog is voor de (uit zichzelf) minder actieve leerlingen c. Onderzoek naar de effectiviteit van interventies gericht op het voor- tussen en naschools aanbod mbt leefstijl en belevingd. Onderzoek naar de effectiviteit van Bslim activiteiten en Schoolsportclub op de sportbelevinge. Uitvoeren van een Pilot mbt de stimulatie van de motivatie voor bewegen van vmbo leerlingen binnen en buiten de gymles3. Structurele sportdeelnamea. Effectiviteit van een interventie gericht op trainers om motivatie van kinderen te stimuleren en daarmee uitval te beperken b. Ontwikkelen en uitvoeren van een toolkit waarmee de koppeling tussen kind en sport optimaal gemaakt wordt en mogelijke talenten geïdentificeerd worden
Het project 'CAR(E)TOGRAPHY: Kunst en zorg in kaart' richt zich op de wisselwerking tussen kunst en zorg, waarbij beide sectoren elkaar verrijken en vernieuwen. In de zorg wordt steeds meer geëxperimenteerd met kunst als een manier om vernieuwing te brengen. Omgekeerd zouden de kunstenaars en ontwerpers ook van zorgprofessionals kunnen leren over zorgdragen, communiceren in een non-verbale context en het belang van proces boven het eindresultaat. Een inspirerend voorbeeld van zo’n samenwerking tussen kunst en zorg is te vinden bij Reinaerde De Heygraeff, waar het programma Re-creatie kunstenaars, ontwerpers, zorgprofessionals en cliënten samenbrengt. Op deze beschutte woonzorglocatie wonen ruim 160 mensen met een ernstige verstandelijke en/of lichamelijke beperking. Hier wordt al sinds 2018 geëxperimenteerd met de integratie van kunst en creativiteit in de dagelijkse zorgpraktijk, wat heeft geleid tot een duurzame transdisciplinaire samenwerking. Desondanks blijft het een uitdaging om de exacte werking van kunst in de zorg te begrijpen. Welke elementen zijn essentieel voor succesvolle samenwerkingen? Wat kunnen we leren van initiatieven zoals Re-creatie? En hoe kunnen we deze kennis delen met andere zorginstellingen en kunstpraktijken? Om deze vragen te beantwoorden, zetten we in dit project artistieke mapping methoden in om de interactie tussen kunst en zorg (en de complexiteit daarvan) te onderzoeken, documenteren en delen. Het doel is om de gemeenschap die op De Heygraeff is ontstaan beter te begrijpen en expliciet te maken hoe kunst en zorg met elkaar interageren. Door dit letterlijk in kaart te brengen, creëert CAR(E)TOGRAPHY een gedetailleerd beeld van de complexe wisselwerking tussen kunst en zorg. Dit maakt niet alleen een diepgaand begrip van de situatie mogelijk, maar maakt de bevindingen ook bruikbaar voor anderen die in vergelijkbare praktijken werken. De gemaakte kaarten functioneren dus uiteindelijk als documentatie- en navigatiemiddel in het grensgebied tussen kunst en zorg.
Gemeente Arnhem heeft als doel geformuleerd dat alle wijken klimaatneutraal moeten zijn voor 2050. Voor de wijk Elderveld-Noord is de uitdaging om een duurzame aardgasvrije energie-infrastructuur te ontwikkelen, bestaande woningen te verduurzamen én energielasten voor huurders gelijk te houden. Deze uitdaging is niet alleen technologisch, maar ook sociaal-maatschappelijk complex. Naast energetische verbetering en gebruik van circulaire materialen gaat het ook om een gezonde en leefbare omgeving voor een zich veranderende populatie met een eigen economische contextkenmerken. De wijk Elderveld-Noord is als proeftuin gestart om deze transitie vorm te geven vanuit technologisch perspectief. De vraag bleef: hoe kan de sociale kant van samenwerking, participatie en implementatie hierbij worden ingevuld in een dynamisch leerproces? Via een proces van vraagarticulatie met de stakeholders in deze proeftuin is de praktijkvraag ontstaan hoe een actieve ontwerpgerichte en lerende gemeenschap te realiseren, waarbij een cocreatieproces tot een integrale, succesvolle energietransitie leidt. Vanuit deze praktijkvraag is de volgende onderzoeksvraag ontstaan: Op welke wijze kan een transdisciplinaire lerende gemeenschap worden gevormd die zich richt op meervoudige waardecreatie voor het aardgasvrij maken van de Arnhemse wijk Elderveld-Noord en hoe kan dit proces leiden tot de ontwikkeling van een lerende aanpak zodat in andere wijken van Arnhem hier ook mee gewerkt kan worden? Het beoogde resultaat is transformatieve kennisontwikkeling met een lerende gemeenschap ter ondersteuning van de energietransitie in de pilotwijk Elderveld-Noord, leidend tot een participatieve lerende aanpak voor energietransitie in andere wijken: De Arnhemse Lerende Aanpak. Dat vergt een systeemgerichte, transdisciplinaire opzet. De vraag is hoe we die cocreatie vormgeven en welke lessen we daaruit leren in een transdisciplinaire aanpak van integrale wijkvernieuwing. De beoogde impact van dit onderzoek is dat lerende gemeenschappen van publiek-private samenwerkingen voor de wijkgerichte energietransitie in hoge mate zullen bijdragen aan gezonde en klimaatneutrale wijken in Arnhem en in Nederland.