In onderhavig rapport wordt verslag gedaan van de resultaten van de interviews, die in de maart en april 2011 gehouden zijn door leden van het managementteam van Onderwijs en Opvoeding. In het onderzoek is antwoord gezocht op de onderzoeksvraag: “Welke externe ontwikkelingen zien belangrijke stakeholders van Onderwijs en Opvoeding voor het domein en welke aanbevelingen doen zij voor de verdere ontwikkeling van het domein?”. Deze onderzoeksvraag is beantwoord door drie onderzoeksvragen te beantwoorden. “Welke externe ontwikkelingen die relevant zijn voor Onderwijs en Opvoeding worden genoemd door stakeholders van Onderwijs en Opvoeding?”. De stakeholders geven aan ontwikkelingen te zien in het werkveld, de lerarenopleidingen, en de opleiding Pedagogiek, de maatschappij en de politiek. Hierbij wordt genoemd dat de taken en rollen van leraren veranderen en dat nieuwe leraren onvoldoende hierop worden voorbereid. De vergrijzing van het leraarschap legt druk op het onderwijs en op de realisatie van de maatschappelijke behoefte aan flexibelere school- en vakantietijden. “Welke consequenties hebben deze ontwikkelingen volgens de stakeholders voor Onderwijs en Opvoeding?” Door de stakeholders wordt aangegeven dat de genoemde ontwikkelingen consequenties hebben voor de organisatie van het domein, voor de curricula van de lerarenopleidingen en voor de lerarenopleiders. Om in te spelen op de ontwikkelingen wordt aanbevolen de interne en externe communicatie te verbeteren, de curricula op de lerarenopleidingen aan te passen aan de vraag van het werkveld en nieuwe samenwerkingsverbanden met diverse spelers uit het veld aan te gaan. “Welke aanbevelingen geven stakeholders voor de verdere ontwikkeling voor Onderwijs en Opvoeding? ” De stakeholders bevelen aan vanuit een voorbeeldfunctie diversiteit onder het eigen personeel te stimuleren en ondernemende mensen aan te trekken, te werken aan een duidelijke profilering van het domein en te werken aan een echte lerarencultuur binnen de lerarenopleidingen waarbij er les gegeven wordt zoals de lerarenopleiders wensen dat de studenten dat zelf ook gaan doen en studenten actief te betrekken bij de opleidingen. De door de geïnterviewde stakeholders genoemde ontwikkelingen en aanbevelingen zijn primair gericht op de lerarenopleidingen, inclusief de Pabo. Opmerkingen specifiek voor Pedagogiek worden niet gemaakt. Omdat een aantal geïnterviewde stakeholders benaderd is vanwege hun pedagogische kennis, gaan we ervan uit dat de door hen gemaakte opmerkingen ook betrekking hebben op de opleiding pedagogiek. De door de stakeholders genoemde ontwikkelingen hebben grotendeels betrekking hebben op het primaire proces, het onderwijs aan Onderwijs en Opvoeding. Consequenties voor de organisatie van het domein worden hieraan verbonden. Het andere primaire proces van Onderwijs en Opvoeding, het verrichten van praktijkonderzoek, is nauwelijks onderwerp van bespreking geweest. Geconcludeerd wordt dat het houden van interviews met stakeholders gezien kan worden als een belangrijke stap in het realiseren van afstemming tussen opleiding en werkveld. Op basis van de interviews wordt aanbevolen de studenten breed te scholen, bewust te blijven van de consequenties van de veranderende rol van de leraar voor de lerarenopleidingen en actief in te blijven zetten op het verzamelen, produceren en uitzetten van kennis ten behoeve van het veld en het domein. Het door Onderwijs en Opvoeding verrichte praktijkonderzoek kan hierin nadrukkelijker gepositioneerd worden
MULTIFILE
De Provincie Gelderland beoogt met het Gelders Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid 2011-2014 (GUEV) de externe veiligheidssituatie in Gelderland te beheren door het treffen van concrete maatregelen ter voorkoming van knelpuntsituaties bij ruimtelijke ontwikkelingen en ruimtelijke planvorming. Daarbij wordt er bovendien naar gestreefd om voldoende capaciteit en kwaliteit bij de regio’s, gemeenten en provincie te borgen (Gelders Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid (GUEV) 2011-2014, 2010). Tijdens de uitvoeringsperiode zijn per 1 april 2013 binnen Gelderland zeven omgevingsdiensten ingericht. Deze omgevingsdiensten zijn dan ook bij de evaluatie van GUEV 2011-2014 betrokken. Doel van dit onderzoek is het schetsen van een beeld van wat in het programma is bereikt en daarop te reflecteren. Dit onderzoek richtte zich op twee zaken:Nagaan of de geformuleerde beleidsdoelstellingen zijn bereikt;Samen met uitvoerende partners (Provincie, Omgevingsdiensten, Veiligheidsregio’s) uitvoeren van een kritische reflectie op de behaalde resultaten.
MULTIFILE
Dit onderzoek maakt deel uit van het project Arbeidsmarktonderzoek Provincie Limburg uitgevoerd door Matchcare in samenwerking met Zuyd Hogeschool en Vista College. Het totale project bestaat uit een regionale inventarisatie, analyse en organisatie van het huidige en toekomstige arbeidsaanbod, vraag naar arbeid en opleidingsaanbod. De onderzoeksresultaten moeten uiteindelijk leiden tot een verbetering van de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid in de deelnemende arbeidsmarktregio’s in Limburg. In dit kwalitatieve onderzoek, uitgevoerd door het Lectoraat Employability Zuyd Hogeschool, is middels literatuurstudie, focusgroepen en diepte-interviews getracht een beeld te geven van de impact die digitale ontwikkelingen hebben op de gevraagde vaardigheden, talenten en digitale kennis en skills. Hierbij is gefocust op de beroepskolom mbo-hbo in de sectoren HR, Finance, IT en onderwijs. Meer kennis van de gevraagde vaardigheden maakt het mogelijk om onderwijs- en trainingsprogramma’s af te stemmen op de vraag naar arbeid, die als gevolg van technologische ontwikkelingen aan het veranderen is (Fareri et al., 2020)
DOCUMENT
In deze rapportage zijn de belangrijkste uitkomsten van de evaluatie Meerjarenprogramma Externe Veiligheid Overijssel 2006-2010 (MEVO 2006-2010) opgenomen. Aan het einde van de looptijd van dit programma bestond de behoefte om inzicht te krijgen in de vraagstukken die zich nog voordoen bij de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid en om een agenda voor het vervolg van het MEVO op basis van deze vraagstukken op te stellen. Het MEVO 2006-2010 is door de provincie Overijssel in samenwerking met de gemeenten en de hulpverleningsdiensten in 2006 vastgesteld. In het MEVO zijn doelstellingen met betrekking tot de uitvoering van het Externe Veiligheidsbeleid vastgelegd. Als einddoelstellingen zijn in dit MEVO benoemd: 1. Een structurele uitvoering op adequaat niveau; 2. Een structurele samenwerking op effectief en efficiënt niveau.
MULTIFILE
Veiligheid, en ook externe veiligheid, is een belangrijk misschien zelfs wel onmisbaarkwaliteitsaspect van het leven. Externe veiligheid gaat over het scheiden van de risicobron ende ontvanger. In Nederland is dat niet zo’n eenvoudige opgave, omdat ruimte in Nederlandeen schaars goed is. Deze ruimte wordt zwaar bevochten door de risicobron en de ontvangervan het risico. Het lijkt bijna een onmogelijke opgave om ruimte tussen beide partijen tecreëren en in stand te houden omdat er altijd een (zelfde of andere) partij opstaat die deontstane ruimte wil opvullen.
MULTIFILE
Aanleiding en ProbleemstellingNa de vuurwerkramp in Enschede is maatschappelijk veel aandacht ontstaan voor het thema externe veiligheid. De ramp was voor Saxion mede aanleiding om het lectoraat risicobeheersing in te richten. Externe veiligheid behelst de risico’s van het gebruik, opslag, productie en transport van gevaarlijke stoffen voor de omgeving. Voor mensen die niet direct iets te maken hebben met die bedrijvigheid en die zich buiten dat bedrijf of de transportroute bevinden (Rodenhuis & Smeitink, 2011). Het Externe Veiligheidsbeleid is erop gericht deze risico’s te normeren. In dit artikel wordt ingegaan op een belangrijk onderdeel van de wet- en regelgeving: de omgang met het groepsrisico in uitvoeringspraktijk. Teruggeblikt wordt op onderzoeken die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd door het lectoraat, waarbij wij ons zullen beperken tot de uitkomsten die betrekking hebben op de groepsrisicoverantwoording bij ruimtelijke plannen. De centrale vraag in dit artikel luidt:Welke knelpunten rondom de groepsrisicoverantwoording worden in de uitvoeringspraktijk van de ruimtelijke ordening ervaren?
MULTIFILE
In dit artikel is ingegaan op de vraag waarom ruimtelijke ordening uiteindelijk weinig wordt ingezet voor de beheersing van veiligheidsrisico 's. De nadruk ligt hierbij op fysieke veiligheidsrisico’s en in het bijzonder op de thema’s externe veiligheid en waterveiligheid. Op basis van onderzoek naar de omgang met deze risico’s in de ruimtelijke ordening, worden drie suggesties gegeven voor het versterken van de positie van veiligheidsvraagstukken bij ruimtelijke ontwikkelingen; (1) realiseren van een mix van communicatieve en dwingende instrumenten voor het meenemen van veiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen; (2) ontwikkeling van gerichte expertise op lokaal niveau; (3) via risicocommunicatie vergroten van risicobewustzijn bij bestuurders en ambtenaren. Deze suggesties zijn gericht op professionals die betrokken zijn bij de verdere ontwikkeling en uitvoering van het ruimtelijke veiligheidsbeleid.
MULTIFILE
The Best of Both Worlds: Success factors of Turkish-Dutch innovative entrepreneurs In recent years, a number of countries, among them the Netherlands, attach great importance to stimulating the economic development in the country, by promoting entrepreneurship in general and within the ethnic and cultural entrepreneurial groups in particular. Innovation is generally the result of an interactive process involving synergy between the diverse backgrounds and characteristics. Based on a qualitative research, this article provides an overview of insights in the critical success factors of Turkish-Dutch innovative entrepreneurs in the Netherlands. The success factors of ethnic entrepreneurs are approached in this study from three different dimensions: individual factors, social factors, and environmental factors. The individual factors are presented as personality traits and personal motivations. The social factors are discussed from the perspective of social networks, socio-cultural and socio-economic characteristics. As for environmental factors, they are divided into regional characteristics as well as the availability of resources and the presence of opportunities. Turkish-Dutch entrepreneurs, also called “ethnic entrepreneurs”, appear proficient in linking different innovation opportunities to their own strengths. They are operating better in both worlds, and are successfully navigating between the two cultures. This article also formulates several suggestions for the Dutch government, business world and educational institutions to stimulate innovation. SAMENVATTING Het beste van beide werelden: Succesfactoren van Turks-Nederlandse innovatieve ondernemers De laatste jaren hechten vele landen, onder andere Nederland, er groot belang aan om de economische ontwikkelingen op een hoger niveau te tillen door ondernemerschap in het algemeen, en binnen de etnische en culturele groepen in het bijzonder, te stimuleren. Innovatie is een gevolg van een interactief proces waarbij synergie ontstaat tussen de diverse achtergronden en kenmerken. Gebaseerd op een kwalitatief onderzoek worden in dit artikel, aan de hand van drie verschillende dimensies, te weten individuele, sociale en omgevingsfactoren, de succesfactoren van Turks-Nederlandse innovatieve ondernemers inzichtelijk gemaakt. De Turks-Nederlandse ondernemers, ook wel “etnische ondernemers” genoemd, blijken bedreven te zijn in het koppelen van innovatiekansen aan hun eigen sterke punten. Ze komen beter tot hun recht in beide werelden, en navigeren op succesvolle wijze tussen de twee culturen door. Dit artikel formuleert een aantal aanbevelingen voor de Nederlandse overheid, het bedrijfsleven en de klanten.
DOCUMENT
Inventariserend onderzoek naar de uitvoeringspraktijk van de groepsrisicoverantwoording voor ruimtelijke plannen binnen de gemeenten in de provincie Groningen. Aanleiding voor dit onderzoek vormde de behoefte bij het Gronings Provinciaal Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid aan een onafhankelijk beeld van de stand van zaken rond de verantwoording van het groepsrisico bij ruimtelijke planvorming bij gemeenten in Groningen. In het onderzoek zijn 88 WRO en Wro procedures die in de periode 2007-2009 zijn afgerond bij 8 gemeenten onderzocht. In 20% van de ruimtelijke plannen (waarin externe veiligheid een rol speelt) wordt aandacht besteed aan de belangrijke onderdelen van de in de wet voorgeschreven motivatieelementen, te weten: de hoogte van het groepsrisico, mogelijkheden voor beheersbaarheid en zelfredzaamheid. In de overige ca. 80% van de ruimtelijke plannen wordt alleen de hoogte van het groepsrisico bepaald. Bij met name nieuwbouwplannen is in de genoemde periode wel een duidelijke verbetering waargenomen. In het onderzoek is voorts nagegaan in welke mate er sprake is van een integrale bestuurlijke afweging van het groepsrisico door het bevoegd gezag en in hoeverre het advies van de regionale brandweer wordt meegewogen. Aanvullend is onderzoek verricht naar de verantwoording bij afwijkingen van de richtwaarde van het plaatsgebonden risico. Middels interviews met betrokken ambtenaren en een workshop met bestuurders is nader onderzoek gedaan naar de achtergronden en zijn mogelijkheden voor optimalisering verkend.
MULTIFILE
De aandacht van accountants voor vaktechniek is afhankelijk van een aantal zaken: 1) de stand van de economie, 2) de ontwikkelingen rondom wet- en regelgeving en 3) de omvang van het accountantskantoor/de accountantsorganisatie. Voor de ‘vaktechneuten’ zijn naast hard-skills ook soft-skills bijzonder van belang. Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen zijn vaktechniek en kwaliteit onlosmakelijk met elkaar verbonden. Technologische ondersteuning speelt in het werkveld én binnen vaktechniek een belangrijke rol. Wij laten hieronder zien dat vaktechniek altijd en voor elke accountantsorganisatie cruciaal is, en dat ‘vaktechneut’ een boeiende rol is die vooroploopt in nieuwe ontwikkelingen.
LINK