Multi-layer cell constructs produced in vitro are an innovative treatment option to support the growing demand for therapy in regenerative medicine. Our research introduces a novel construct integrating organ-derived decellularised extracellular matrix (dECM) hydrogels and 3D-printed biodegradable polymer meshes composed of poly(3-hydroxybutyrate-co-3-hydroxyvalerate) (PHBV) and poly(3-hydroxybutyrate-co-4-hydroxybutyrate) (P34HB) to support and maintain multiple layers of different cell types. We achieved that by integrating the mechanical stability of PHBV+P34HB, commonly used in the food storage industry, with a dECM hydrogel, which replicates organ stiffness and supports cellular survival and function. The construct was customised by adjusting the fibre arrangement and pore sizes, making it a suitable candidate for a personalised design. We showed that the polymer is degradable after precoating it with PHB depolymerase (PhaZ), with complete degradation achieved in 3–5 days and delayed by adding the hydrogel to 10 days, enabling tuneable degradation for regenerative medicine applications. Finally, as a proof of concept, we composed a three-layered tissue in vitro; each layer represented a different tissue type: epidermal, vascular, and subcutaneous layers. Possible future applications include wound healing and diabetic ulcer paths, personalised drug delivery systems, and personalised tissue implants.
LINK
In deze studie hebben Sturing, Biemans, Mulder en de Bruijn onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid en de methodologische kwaliteit van de vernieuwde 'matrix voor competentiegericht beroepsonderwijs', een reflectie-instrument voor docententeams om de 'competentiegerichtheid' van hun onderwijsprogramma te bepalen. De vernieuwde matrix bevat een principe over de flexibiliteit van onderwijsprogramma's en een extra implementatieniveau ten opzichte van de 'oude' matrix.
DOCUMENT
Dit onderzoek richt zich op de vraag wat de effecten zijn van een niet-hiërarchische werkomgeving op leiderschap. Onderzocht wordt of niet-hiërarchisch leiderschap (in een matrix-, project- en netwerkorganisatie, of bij zelfsturende teams zoals bij projectmanagement) leiderschapskwaliteiten aantrekt, selecteert en behoudt. Het onderzoek toont aan, dat niet-hiërarchisch leidinggevenden hoger scoren op het persoonlijkheidskenmerk neuroticisme, vooral bij de subschalen angsten/nervositeit, ergernis, depressie, kritiekgevoeligheid en stressgevoeligheid, en lager scoren op extraversie, vooral bij de subschalen hartelijkheid, sociabiliteit en dominantie/assertiviteit. De belangrijkste conclusie van dit onderzoek is dat leiderschapskwaliteiten die samenhangen met neuroticisme en extraversie ondervertegenwoordigd lijken te zijn in een matrix-, project- en netwerk georiënteerde werkomgevingen, als ook bij innovatieprojecten en projectmanagement in het algemeen. Deze twee persoonlijkheidskenmerken hangen sterk samen met transformationeel leiderschap. De volgende kwaliteiten lijken bij niet-hiërarchisch leiderschap minder sterk ontwikkeld te zijn dan bij hiërarchisch leidinggevenden: inspirerend en enthousiasmerend vermogen, leiderschapscharisma, effectieve conflicthantering, het geven van feedback, assertiviteit, het vermogen tot het versterken van groepscohesie, bevorderen van een groeps- of teamontwikkeling richting meer autonomie en sterkere performance, initiatief met betrekking tot ondernemerschap, synergie tussen teamleden op het gebied van innovatie, kennisproductiviteit en reflectieve vaardigheden, als ook 'performance' in het algemeen in werkomgevingen met veel sociale interactie. Aanbevelingen worden gedaan met betrekking tot werving en selectie, als ook voor het opleiden en ontwikkelen van niet-hiërarchisch leidinggevenden. ABSTRACT This paper is devoted to answer the question whether nonhierarchical leadership (in a matrix, process, network structure, or in a project based work environment) attracts, selects and attains leadership qualities related to transformational (charismatic, inspiring & empowering) leadership. More in particular, we would expect leaders with lower scores concerning neuroticism, and with higher scores concerning extraversion and agreeableness. Enhancement of innovational capacities and knowledge productivity are the main motives for applying the structuring principles of a matrix, process, network organization, or of project management. The indicated personality traits are closely related to transformational leadership. Transformational leadership is needed to effectuate innovational and adaptive capacities, as well as for the enhancement of knowledge productivity in organizations. We analyzed whether significant differences could be found when personality traits of non-hierarchical (project) leaders and hierarchical operating managers are compared. Our study revealed, that non-hierarchical (project) leaders had indeed higher averages concerning neuroticism, and lower averages concerning extraversion. Neuroticism is negatively related to leadership charisma. Neuroticism, extraversion and agreeableness are related to transformational leadership in general. The overall conclusion of this study is that leadership qualities related to neuroticism and extraversion, tend to be underrepresented in the group of nonhierarchical leaders in a matrix, process or network structure, or in a project based work environment. Analyzing significant differences of the sub scales of neuroticism and extraversion revealed that these leadership qualities are specifically related to learning/adaptive capacities, feedback and conflict solving processes, knowledge productivity in teams, enhancement of group cohesion and coping with stressful situations. Furthermore, these qualities are closely related to several dimensions of transformational leadership: idealized influence, inspirational motivation and intellectual stimulation. Implications for training and development, and for selection processes are discussed. Also, some recommendations are put forward, related to the enhancement of the effectiveness of applying the structuring principles of a matrix, process, network or project based work environment.
DOCUMENT
1 alinea column: De BCG-matrix is na zesendertig jaar eindelijk aan revisie toe. De question mark, star, cash cow en dog hebben er een vriendje bij: de strainer. ‘Het vergiet’ doet zich aan de marketingstrateeg misleidend voor als een van de usual suspects, waardoor hij denkt te moeten handelen volgens de oude handleiding van de Boston Consulting Group. Maar dankzij voortrazende technologie behoeft dit BCG groeimodel aanvulling.
LINK
Lupineschillen (lupine zaadhuid) zijn een reststroom van lupineverwerking. Lupineschillen vormen 25% van de totale biomassa van de lupineboon, terwijl sojaschillen slechts 5% van de totale biomassa van de sojaboon zijn. Er zijn onvoldoende rendabele toepassingen voor lupineschillen waardoor de rentabiliteit van de lupine supply chain achter blijft bij de veel competitievere soja supply chain. Lupineschillen zijn rijk aan de actieve stof lupeol waarvan recent farmaceutische en cosmetische anti-aging werkingen zijn vastgesteld, waaronder anti-tumor werking. Lupeol komt naast lupine ook in hoge concentraties voor in berkenbast. Berkenbast bevat bovendien een chemische voorloper van lupeol namelijk betuline. Recentelijk is er een chemische syntheseroute ontwikkeld voor lupeol op basis van betuline. Als deze syntheseroute kosteneffectief is, dan kan deze route de ontwikkeling van nieuwe toepassingen van lupineschillen blokkeren.Het doel van deze studie is het opstellen van een circulair ontwerp voor lupeol extractie uit twee reststromen met behulp van superkritische CO2 extractie en de kosteneffectiviteit van deze circulaire ontwerpen met elkaar vergelijken voor het selecteren van het meest optimale proces voor lupeol extractie en/of synthese. Bovendien worden mogelijke cosmetische anti-aging effecten van lupeol getest.Met behulp van superkritische CO2 extractie is het mogelijk om lupeol kosteneffectief uit lupineschillen te extraheren. De alternatieve syntheseroute van lupeol uit betuline zoals deze in de wetenschappelijke literatuur was gepubliceerd bleek niet reproduceerbaar te zijn. Patentliteratuur leverde een reproduceerbare syntheseroute. Vergelijking van de twee routes was nog niet mogelijk vanwege de lage omzetting efficiënties van de syntheseroute. Daarnaast zijn er mogelijke intellectuele eigendom issues. De effectiviteit van lupeol is in vitro en in vivo getest. Hieruit bleek dat lupeol in tegenstelling tot de literatuur minimale effecten had op huidcellen. De huidelasticiteit bij proefpersonen nam enigszins toe na gebruik van een cosmetische formulering met lupeol.Uit onze studie is gebleken dat we kosteneffectief lupeol kunnen extraheren met behulp van superkritische CO2, dat de alternatieve routes voor lupeol synthese nog niet mogelijk zijn en dat we enige anti-aging effecten van lupeol hebben kunnen vinden bij toepassing in cosmetische producten.
DOCUMENT
Composietmaterialen zijn niet meer weg te denken uit de hedendaagse techniek. Niet alleen in de luchtvaart, maar ook in de bouwkunde, civiele techniek, transport en logistiek, scheepvaart, werktuigbouwkunde, en technische bedrijfskunde zal een (hbo) ingenieur vroeg of laat met deze materialen in aanraking komen. Dit boek geeft inzicht in de eigenschappen, vervaardigingsmethoden en ontwerpmethoden die onontbeerlijk zijn om volwaardige oplossingen vorm te geven door slim vezels en matrix te combineren.
DOCUMENT
In dit rapport wordt ingegaan op het onderwerp groepswonen voor ouderen (50 plussers) in Noord-Nederland. Onder groepswonen voor ouderen wordt alle vormen van wonen verstaan, waarbij meerdere huishoudens een of meer gemeenschappelijke ruimtes gebruiken en beheren, waarbij het lidmaatschap vrijwillig is en de groep zelf beslist over de toelating van nieuwe leden. De focus van het onderzoek ligt op de locatie van de woongroepen, de ervaringen van bewoners in een woongroep en de criteria die worden gehandhaafd voor het selecteren van nieuwe bewoners. De gegevens van de woongroepen zijn weergegeven in een matrix. Hierbij is gelet op het aantal woningen in de woongroep, het aantal bewoners, de samenstelling, de ligging en de voorzieningen.Daarnaast is er ook een overzichtelijke adressenlijst van alle woongroepen in Noord-Nederland en deze zijn weer in een landkaart weergegeven.Doelstelling en Probleemstelling:Naar aanleiding van onvoldoende overzicht in de bekendheid van woongroepen, is het doel van dit onderzoek, een inzicht te geven in de locatie en de ervaringen van woongroepen in Noord-Nederland. Hier vloeit de probleemstelling uit voort. Deze is als volgt geformuleerd: Welke woongroepen voor ouderen zijn er in Noord-Nederland en hoe ervaren de bewoners het wonen in een woongroep? Door zoveel mogelijk bestaande gegevens uit eerdere onderzoeken en andere bronnen te gebruiken, wordt deze doelstelling bereikt.Studentonderzoek in het kader van het thema Werklandschappen.
DOCUMENT
De veelheid van eisen enerzijds en verbindingstechnieken anderzijds maken een juiste keuze van het verbindingsproces moeilijk. De FME heeft het initiatief genomen om samen met andere partijen als de FDP, TNO, Syntens, NIMR, NIL, TU-Delft en Universiteit Twente, te komen tot kennisoverdracht op dit gebied. Dit initiatief is ondersteund door een financiële bijdrage van het Ministerie van Economische zaken (SenterNovem) en heeft geleid tot vele publicaties en de ontwikkeling van de website www.dunneplaat-online.nl. Via deze website kan de gebruiker komen tot de selectie van een verbindingsproces voor zijn specifieke situatie. Ten aanzien van het verbinden geldt de proceskeuze voor een materiaaldikte van 0,3 mm tot 3 mm, terwijl voor het lassen de proceskeuze geldig is voor materiaaldikten van 0,3 tot 20 mm. De verbindingsproceskeuze matrix wordt voortdurend aangevuld met de laatste ontwikkelingen en beschikbare informatie (nieuwe materialen, nieuwe verbindingsprocessen), zodat de gebruiker altijd verzekerd is van de meest recente informatie.
DOCUMENT
Doel van de quickscan is te achterhalen hoeverre de binnen het consortium in gebruik zijnde e-learning applicaties met QTI kunnen omgaan. Meer dan alleen een matrix (ja/nee) zal de quickscan waar mogelijk ook aangeven waarom het niet altijd lukt, of er work-arounds zijn en hoeveel inspanning deze met zich meebrengen. In het onderzoek zijn de volgende applicaties meegenomen: Respondus, QuestionMark Perception, N@tschool!, Blackboard, WebCT, Learn eXact, Testvision, TeleTOP, Lotus LearningSpace. Daarnaast zijn de functionele wensen van het project Rechten Online meegenomen in de evaluatie. Er is in twee stappen gewerkt. In de eerste stap is onderzocht welk van de genoemde applicaties een QTI import heeft (al dan niet via Respondus), applicaties die QTI importmogelijkheid hadden werden onderworpen aan een detailtest. Naast deze rapportage is ook de bij deze quickscan gebruikte testset is in zijn geheel beschikbaar.
DOCUMENT
One of the aims of the TALENTS-project is to create (interdisciplinary) learning communities in which engineering professionals, students, teachers, and researchers can learn together and collaborate as equal partners, within the context of authentic challenges, starting from their individual learning goals. To what extent are partners willing to participate in this partnership and under which conditions do they consider it to have added value? We conducted individual interviews with engineering students (N=11), teachers (N=12) and professionals (N=10) about what they require to participate in the learning community, employing epistemic, spatial, instrumental, temporal, and social elements of learning environments. We also inquired which resources participants were willing to invest. Data were summarized on group level in a within-group matrix, following these elements. Next, we employed a cross-group analysis, focusing on commonalities and differences. The most striking results were found in the epistemic, social, and instrumental elements. Respondents have similar needs when it comes to improving dialogue to formulate a challenge. However, professionals prefer to have more influence on formulating this challenge and its output, whereas teachers wish to focus on students’ development. Students wish to co-create with partners and they place importance on matching students with a challenge that aligns with their educational background and personal interest. To create an environment based on equality, students need traditional roles of teachers, clients, and students to be less apparent. Ultimately, almost all respondents are willing to co-operate as equal partners in the learning community because they can see it leads to added value.
MULTIFILE