This article discusses, from the local professional perspective, access to justice for person-specific interventions to prevent or counter (violent) extremism in Europe. Using a Dutch case study it focusses on legal protection for hand-tailored interferences that are part of a wider-ranging counter-terrorism policy. While the so-called person-specific interventions, carried out by professionals, target designated high-risk individuals and groups, it is primarily the municipal authority that coordinates these criminal –, administrative – or social based measures. Furthermore, although researchers and human rights advocates have repeatedly sounded the alarm over access to justice for those affected, little research has been done into how those responsible for implementation perceive the necessity of legal protection. Also, the potential side-effects such as executive arbitrariness are modestly reflected in the literature. Henceforth, by reviewing policy documents and conducting semi-structured interviews, this exploratory study concludes that as far as legal protection for hand-tailored interferences are concerned, local professionals have faith in the checks and balances of the criminal justice system. Yet from their perspective this was less self-evident in cases of administrative – or social measures. Therefore, one may wonder if legal protections for person-specific interventions that deal with (potential) extremists are sufficient in practice.
MULTIFILE
Dit rapport verkent of de lokale jongerenwerker bij machte is om te opereren op het snijvlak van maatschappelijk welzijn en signalering van gewelddadig extremisme. Hoewel extremisme onder jongeren een zeldzaam fenomeen blijkt, en uitreizen om zich aan te sluiten bij Jihadistische strijdgroepen in het buitenland nog maar sporadisch voorkomt, ligt er een nadrukkelijke boodschap vanuit de overheid om alert te zijn op de eerste tekenen van afwijkend gedrag. Aan de hand van documentanalyse en interviews met jongerenwerkers brengt deze exploratieve studie in kaart hoe deze groep sociaal werkers gestalte geeft aan hun monitorende rol in de wijk. De resultaten laten zien dat er in de dagelijkse praktijk een helder kader ontbreekt, en dat dit twee hoofdoorzaken heeft. De eerste is dat, in de praktijk, de termen radicalisering en (gewelddadig) extremisme lastig van elkaar te onderscheiden zijn. De tweede oorzaak is dat de oordeelsvorming grotendeels leunt op de eigen individuele perceptie op de problematiek. Dit rapport concludeert daarom dat oordeelsvorming in de context van signalering van gewelddadig extremisme ogenschijnlijk weinig gestructureerd verloopt en niet geheel objectief is. De vraag is of de focus van het beleid op lokaal niveau niet verlegd moet worden naar het voorkomen van extremistisch geweld door jongerenwerkers in plaats van het tegengaan van radicaal gedachtegoed of ideologieën.
De afgelopen jaren richt terrorismebestrijding zich meer op het anticiperen op de dreiging die ervan uitgaat. Vroegsignalering van afwijkend gedrag onder jongeren is daarom een belangrijk onderdeel van de aanpak geworden. Eerstelijns professionals die in de haarvaten van de samenleving hun werk doen, worden aangespoord om radicaliseringsprocessen naar gewelddadig gedrag in een vroeg stadium te signaleren. Een rol die ook is toegewezen aan de wijkagent. Tot op heden is echter weinig bekend over hoe lokale politieagenten deze taak naar eigen inzicht oppakken. Ook verschenen in de Sdu uitgave Het tijdschrift voor de Politie 2020(3), 32-35.
LINK