Dienst van SURF
© 2025 SURF
De markt voor Business Process Management (BPM) software groeit razend snel. Voor 2010 wordt er een marktomvang voorspeld van tussen de 1 tot 6 miljard dollar, dit betekend dat deze markt sinds 2005 meer dan verdubbeld is. BPM krijgt ook in toenemende mate publiciteit in de markt echter dan gaat het veelal om wat BPM nu precies wel en niet is en niet over hoe het toegepast kan worden. Hetzelfde geldt voor BPM software, beter bekend als Business Process Management Systemen (BPMS). Het onderzoek beschreven in dit proefschrift focust op BPMS, het ontstaan, waar het naartoe gaat en wat er allemaal komt kijken bij de invoering en het gebruik ervan. De hoofdonderzoeksvraag in dit proefschrift is: Welke factoren en competenties bepalen het succes van de implementatie van Business Process Management Systemen in een specifieke situatie? Centraal in dit proefschrift staan de volgende onderzoeksvragen: 1. Wat zijn de succes factoren bij de implementatie van Business Process Management Systemen? 2. Welke competenties hebben stakeholders in een Business Process Management Systeem implementatie project nodig? 3. Hoe ziet een Business Process Management Systeem implementatie methodiek eruit welke rekening houdt met de omgevingsfactoren van een organisatie?
MULTIFILE
MULTIFILE
Het Nieuwe Werken concept (HNW) kenmerkt zich onder andere door de grote mate van vrijheid voor medewerkers om tijd- en plaatsonafhankelijk te werken. Microsoft Nederland was in 2007 één van de eerste organisaties die dit concept vergaand doorvoerde. Zeven jaar na dato hebben wij onderzoek gedaan naar de mate waarin de vrijheid ten aanzien van werktijden het leef- en werkritme van de medewerkers heeft beïnvloed. Als eerste hebben we een klein kwantitatief onderzoek uitgevoerd om na te gaan in hoeverre medewerkers er nieuwe ritmes op nahielden. Daaruit bleek onder andere dat er op dit gebied geen grote veranderingen hebben plaatsgevonden. Naar aanleiding hiervan hebben we interviews gehouden om te achterhalen welke motieven er spelen bij het vasthouden aan traditionele werktijden. Uit het onderzoek bleek dat medewerkers weliswaar zeer tevreden zijn met de geboden vrijheid, maar dat verbindende factoren als familie, klanten en collega’s belangrijke factoren zijn bij het handhaven van een traditioneel leef- en werkritme.
Middels een RAAK-impuls aanvraag wordt beoogd de vertraging van het RAAK-mkb project Praktische Predictie t.g.v. corona in te halen. In het project Praktische Predictie wordt een prototype app ontwikkeld waarmee fysiotherapeuten in een vroeg stadium het chronisch worden van lage rugpijn kunnen voorspellen. Om chronische rugpijn te voorkomen is het belangrijk om in een vroeg stadium de kans hierop in te schatten door psychosociale en mogelijk andere risicofactoren op chronische pijnklachten te herkennen en hierop te interveniëren. Fysiotherapeuten zijn met deze vraag naar het lectoraat Werkzame factoren in Fysiotherapie en Paramedisch Handelen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen gegaan en dit heeft aanleiding gegeven een onderzoek op te zetten waarin een dergelijke methodiek ontwikkeld wordt. De voorgestelde methodiek betreft een Clinical Decision Support Tool waarmee een geïndividualiseerde kans op chronische rugpijn kan worden bepaald gekoppeld aan een behandeladvies conform de lage rugpijn richtlijn. Hiervoor is eerst geïnventariseerd welke methoden fysiotherapeuten reeds gebruiken en welke in de literatuur worden genoemd. Op basis hiervan is een keuze gemaakt ten aanzien van data die digitaal verzameld worden in minimaal 16 fysiotherapiepraktijken waarbij patiënten gedurende 12 weken gevolgd worden. Met de verzamelde data worden met machine learning algoritmes ontwikkeld voor het berekenen van de kans op chroniciteit. De algoritmes worden ingebouwd in de Clinical Decision Support Tool: een gebruiksvriendelijke prototype app. Bij het ontwikkelen van de tool worden eindgebruikers (fysiotherapeuten en patiënten) intensief betrokken. Op deze manier wordt gegarandeerd dat de tool aansluit bij de wensen en behoeften van de doelgroep. De tool berekent de kans op chroniciteit en geeft een behandeladvies. Daarnaast kan de tool gebruikt worden om patiënten te informeren en te betrekken bij de besluitvorming. Vanwege de coronacrisis is er een aanzienlijke vertraging in de patiënten-instroom (doel n= 300) ontstaan die we met ondersteuning van een RAAK-impuls subsidie willen inlopen.
De dataverzamelingsmethodiek ‘verhalen vangen’ (afgeleid is van de methodiek storytelling) die voor het project “Samenwerken met ouders: hoe doe je dat?” is gekozen, is in de praktijk een deel van de oplossing voor de soms moeizame samenwerking tussen ouders en leerkrachten. De verhalen van leerkrachten en ouders zeggen veel over de individuele beleving van de samenwerking. Analyse van de verhalen geeft inzicht in de werkzame factoren en de competenties die een leerkracht nodig heeft om met ouders samen te werken. Maar, de impact van de verhalen is groter. Door aan dit project deel te nemen hebben leerkrachten (en ouders) leren luisteren. Iets wat op het oog vanzelfsprekend en eenvoudig lijkt, bleek in de praktijk verrassend lastig. Het oprecht luisteren naar ouders bleek voor veel leerkrachten een nieuwe en leerzame ervaring. Deze aanpak heeft veel scholen aangesproken. Deze laagdrempelige manier van data verzamelen bleek voor veel schooldirecteuren, leerkrachten en ouders een eye opener. Wij merken dat de methodiek relatief arbeidsintensief en dus duur is omdat alle gesprekken tot nu toe worden opgenomen en getranscribeerd. Uit deze transcripten worden de verhalen van ouders, leerkrachten en kinderen gedestilleerd. Om te kunnen voldoen aan de vraag van scholen om getraind te worden in ‘verhalen vangen’ en dus beter luisteren, willen wij de methodiek minder arbeidsintensief maken. We willen verkennen welke mogelijkheden er zowel inhoudelijk als technisch zijn om de methodiek, met behoud van alle waardevolle gesprekstechnieken, efficiënter te kunnen aanbieden.
Het aanleren en verbeteren van bewegingen is essentieel voor mensen in de revalidatie. Mensen met een verworven neurologische aandoening (bijvoorbeeld volwassenen na een beroerte), moeten bewegingen vaak opnieuw leren en verbeteren om weer zelfstandig te kunnen functioneren. Dit motorisch leren is een complex en multifactorieel proces. Zorgprofessionals zoals fysio- en ergotherapeuten willen graag een meer inzicht hebben in deze complexiteit zodat zij interventies (nog) meer op maat kunnen aanbieden. Dit maatwerk is nodig voor het duurzaam aanleren en verbeteren van bewegingen. Op het moment is onvoldoende duidelijk welke factoren (mogelijk) van invloed zijn. Docenten, studenten en praktijkbegeleiders (zoals Paramedisch Centrum Zuid) van de zorgopleidingen van Zuyd Hogeschool hebben samen met onderzoekers sterk behoefte aan een beter en vollediger overzicht van deze potentieel beïnvloedende factoren, dat zij in dit project samen met experts vanuit verschillende onderzoekdisciplines (Radboud Universiteit, VU Amsterdam, Universiteit Hasselt, Brunel University) willen ontwikkelen. Doelstelling van dit project is een inventarisatie van factoren die het leren van bewegingen bij mensen na beroerte in de praktijk kunnen beïnvloeden. Hiervoor zal een expertpanel een overzicht van factoren samenstellen op basis van theorie en onderzoeksresultaten. Vervolgens worden de geïdentificeerde factoren door zorgprofessionals (binnen het Kennisnetwerk CVA Nederland) beoordeeld op herkenbaarheid (praktische relevantie) en haalbaarheid (praktisch meetbaar) voor de dagelijkse praktijk. Het resultaat van dit project is een overzicht van factoren die (in theorie en praktijk) het aanleren en verbeteren van bewegingen na een beroerte kunnen beïnvloeden. Deze inventarisatie is een eerste stap om de haalbaarheid van een dynamisch model voor motorisch leren na een beroerte voor de praktijk te verkennen. Zowel zorgprofessionals als ook de betrokkenen kennisinstellingen zullen dan ook belangrijke gebruikers van het resultaat zijn.