Continuïteit in de justitiële keten is een thema dat momenteel sterk in de belangstelling staat. Wanneer de strafrechtelijke titel afloopt is het essentieel dat er een soepele overgang is naar eventuele vervolgvoorzieningen en/of maatschappelijke re-integratie middels goede huisvesting, werk en sociale inbedding. Continue zorg en begeleiding na detentie of een behandeling in gedwongen kader is essentieel om terugval in delicten, (zelf)destructief of overlastgevend gedrag te voorkomen. De belangen van goede aansluiting en samenwerking in de keten zijn dan ook groot voor de maatschappij en de cliënt zelf, maar ook voor zijn of haar omgeving en de betrokken professionals. Voor de cliënt is het belangrijk dat hij of zij zich gezien en gehoord blijft voelen en dat door de omgeving en professionals gesignaleerd en geïntervenieerd kan worden mocht het onverhoopt niet goed gaan.
Continuïteit van zorg in de forensische keten heeft al geruime tijd de aandacht. Ondanks vele initiatieven blijven er toch knelpunten bestaan. Voor cliënten is gebrek aan continuïteit niet alleen vervelend, maar kan ook tot vertraging in het zorgtraject of nieuwe delicten leiden. In dit artikel beschrijven we de ervaringen van cliënten met aspecten van (dis)continuïteit in forensische zorg die uit ons onderzoek naar continuïteit van zorg, vanuit het perspectief van professionals en cliënten, naar voren kwamen. Ook geven we door hen aangedragen oplossingsrichtingen.
Continuïteit van zorg in de forensische keten heeft al geruime tijd de aandacht. Ondanks vele initiatieven blijven er toch knelpunten bestaan. Voor cliënten is gebrek aan continuïteit niet alleen vervelend, maar kan ook tot vertraging in het zorgtraject of nieuwe delicten leiden. In dit artikel beschrijven we de ervaringen van cliënten met aspecten van (dis)continuïteit in forensische zorg die uit ons onderzoek naar continuïteit van zorg, vanuit het perspectief van professionals en cliënten, naar voren kwamen. Ook geven we door hen aangedragen oplossingsrichtingen.
De schuldenproblematiek onder delinquenten is groot, complex en diepgeworteld en vraagt dan ook een interdisciplinaire aanpak vanuit zowel het justitiële als sociale domein. Dit vraagt inzicht in de rol van de verschillende betrokken organisaties in de aanpak van schulden onder delinquenten (denk aan rechtspraak, OM, gevangeniswezen, reclassering, forensische (verslavings)zorg, schuldhulpverlening en gemeentelijke nazorg) alsmede in de werkzame elementen in de samenwerking en de wijze waarop deze kunnen worden versterkt. Doel Doel van dit onderzoek is inzicht te krijgen in de werkzame factoren in de samenwerking binnen het justitiële en sociale domein rond delinquenten met schulden en daadwerkelijk in de praktijk aan de slag te gaan met het uitproberen en versterken van effectieve samenwerking. Resultaten Het onderzoek beoogt concrete handvatten op te leveren ter versterking van de samenwerking in het justitiële en sociale domein rond delinquenten met schulden. Looptijd 01 januari 2023 - 31 december 2023 Aanpak Samen met praktijkpartners in het justitiële en sociale domein zal worden gewerkt aan versterking van de samenwerking rond delinquenten met schulden. Dit postdoconderzoek is een vervolg op het promotieonderzoek van Gercoline van Beek naar schulden onder delinquenten.
Achtergrond en theorie Veel forensische cliënten hebben (complexe) schulden. Deze schulden hangen sterk samen met andere problemen – zoals werk, huisvesting en (mentale/fysieke) gezondheid –, ontregelen het leven, belemmeren resocialisatie en vergroten het risico op terugval in criminaliteit. Cliënten én begeleidend professionals – zoals (forensisch) sociaal professionals – ervaren in de aanpak van schulden veel belemmeringen. Om schulden vroegtijdig en in samenhang met andere problemen te kunnen aanpakken is systematische samenwerking tussen ketenpartners belangrijk. Effectief aanpakken van schulden onder forensische cliënten vraagt daarom interdisciplinaire samenwerking vanuit zowel justitieel als sociaal domein. Dit vereist inzicht in de rol van betrokken organisaties – zoals gevangeniswezen, reclassering, gemeentelijke nazorg en schuldhulpverlening – alsmede werkzame factoren in de samenwerking en hoe deze kunnen worden versterkt. Een consortium van partnerorganisaties in het (forensisch) sociaal domein, Universiteit Leiden en Hogeschool Utrecht wil daarom onderzoeken hoe de schuldenaanpak onder forensische cliënten door justitiële en sociale ketenpartners gezamenlijk kan worden versterkt. Onderzoeksdoel en -vragen Onderzoeksdoel is samen met praktijkpartners de samenwerking in het (forensisch) sociaal domein in de schuldenaanpak onder forensische cliënten effectief vorm te geven en zo de begeleiding van cliënten met schulden te verbeteren, door ontwikkeling van een vernieuwde werkwijze gebaseerd op inzicht in belemmerende en werkzame factoren. Centrale onderzoeksvraag daarbij is: Aanpak Deze onderzoeksvraag zal worden beantwoord middels een design van verschillende kwalitatieve onderzoeksmethoden, waaronder observaties, interviews en focusgroepen (fase 1) en ontwikkelbijeenkomsten (fase 2) in meerdere samenwerkingsverbanden. Beoogd resultaat Het onderzoek levert concrete handvatten op – zoals praktische handreikingen en visuele tools – ter versterking van de samenwerking rond forensische cliënten met schulden. Deze handvatten worden vertaald naar onderwijsmateriaal voor (toekomstige) (forensisch) sociaal professionals en gedeeld met de (inter)nationale onderzoeksgemeenschap.
Na een misdrijf blijven er vaak vingersporen en biologische sporen, zoals bloed, speeksel, sperma of huidcellen, achter op een plaats-delict. Deze sporen kunnen een belangrijke rol spelen bij de opsporing en vervolging van misdrijven. DNA uit biologische sporen en vingersporen kunnen worden gebruikt om verdachten of betrokkenen te identificeren. Daarnaast kan uit de aard van het spoor en de plek waar het is aangetroffen informatie worden afgeleid over de wijze waarop het misdrijf is gepleegd. Het zoeken, vinden, selecteren en veiligstellen van deze sporen is daarom van groot belang. Dit proces wordt echter bemoeilijkt doordat biologische sporen en vingersporen vaak niet met het blote oog zichtbaar zijn en doordat op delictplaatsen ook sporen aanwezig zijn van mensen en activiteiten die niets met het misdrijf te maken hebben. Hierdoor bestaat de kans dat irrelevante sporen worden meegenomen voor verder onderzoek, terwijl kansrijke delict-gerelateerde sporen achterblijven op de plaats-delict. Een tweede probleem is dat de sporen op een sporendrager kunnen veranderen na verloop van tijd en door activiteiten die plaatsvinden tijdens het forensisch onderzoeksproces. Dit bemoeilijkt de integriteit en interpretatie van het sporenbeeld. Om beter te kunnen zoeken naar sporen, beter te kunnen bepalen of ze relevant zijn, en de informatie die de sporen in zich dragen te kunnen behouden tijdens het forensische onderzoeksproces is met het werkveld een multidisciplinair onderzoeksprogramma ontwikkeld, bestaande uit twee onderzoekslijnen: (1) Een onderzoekslijn om het zoeken naar en het interpreteren van delict-gerelateerde sporen op een plaats-delict te verbeteren. (2) Een onderzoekslijn om het forensische onderzoeksproces van veiligstellen, verpakken, transporteren en bemonsteren van sporen op sporendragers te verbeteren. In de twee onderzoekslijnen worden in samenwerking tussen onderzoekers en professionals verschillende processtappen uit het forensisch onderzoek verbeterd. Samen versterken ze het integrale plaats-delict onderzoek en verbeteren ze de kwaliteit van de gehele forensische keten, van plaats-delict tot rechtszaal.