Achtergrond: Coxartrose wordt vaak in het eindstadium behandeld met een Totale Heup Artroplastiek (THA). In de postoperatieve fase na een THA varieert het fysiotherapeutische beleid. Mogelijk leidt een verhoogd BMI tot een trager functioneel herstel na een THA. Een aangepast revalidatietraject zou dan van belang zijn. Vraagstelling: Is er een verschil in mate van functioneel herstel na een THA, bij patiënten met normaal gewicht, overgewicht en obesitas 12 weken en 6 maanden postoperatief? Daarnaast wordt de mate van associatie bepaald tussen BMI en de mate van functioneel herstel. Methode: In dit longitudinaal, prospectief onderzoek werden patiënten geïncludeerd in het PIUS ziekenhuis in Oldenburg; ze kregen allen eenzelfde revalidatietraject na de THA. Indeling vond plaats in 3 subgroepen, met normaal gewicht (BMI 18,5- 25 kg/m²), overgewicht (BMI 25 - 30 kg/m²) en obesitas (BMI > 30kg/m²). Mate van functioneel herstel werd objectief gemeten met de Timed Up & Go test (TUG) en de 5 Times Sit-to-Stand Test (5TSST), en subjectief met de self-reported vragenlijsten: de Hip disability and Osteoarthritis Outcome Score (HOOS) en de Short Form 36 (SF-36). Metingen werden verricht preoperatief (T0), en 12 weken (T1) en 6 maanden (T2) postoperatief. Met behulp van de Kruskall-Wallis test werden de verschilscores van de uitkomstmaten in de 3 subgroepen tussen T0-T1 en T0-T2 geanalyseerd. De mate van associatie werd berekend met de Spearman correlatiecoëfficiënt (rS). Het significantieniveau was p<0.05. Resultaten: Er werden 62 patiënten geïncludeerd. Er waren geen significante verschillen in functioneel herstel in beide tijdsintervallen tussen de groepen met een normaal gewicht (n=14), overgewicht (n=23) en obesitas (n=25); de p-waarde varieerde bij T0-T1 van p=0,069 tot p=0,962 en bij T0-T2 van p=0,068 tot p=0,931. Er werden zeer zwakke tot zwakke correlaties gevonden tussen BMI en de mate van functioneel herstel, variërend bij T0-T1 van rS=0,02 (p=0,892) bij de TUG tot rS=0,26 (p=0,041) bij ‘Algemene gezondheidsbeleving’ van de SF-36. Tussen T0-T2 varieerde de correlatiecoëfficiënt van rS=0,02 (p=0,876) bij ’Fysiek functioneren’ van de SF-36 tot rS=0,25 (p=0,053) bij ’Kwaliteit van leven’ van de HOOS.Conclusie: In deze studie werd geen verschil gevonden in de mate van functioneel herstel tussen patiënten met een normaal gewicht, overgewicht en obesitas na een THA. BMI was zwak tot zeer zwak geassocieerd met functioneel herstel na een THA tussen preoperatief en 12 weken en 6 maanden postoperatief. Implicaties voor de fysiotherapie: Tot op heden is er geen indicatie om voor groepen met overgewicht of obesitas een specifiek revalidatietraject te starten na een THA.
DOCUMENT
Mensen die een hersenletsel hebben opgelopen gaan een herstelproces in dat langdurig is en meestal complex. De vaste mantelzorger vaak de partner, is intensief betrokken bij dit herstelproces. De cliënt met een niet-aangeboren hersenletsel (cliënt met Nah) en de mantelzorger ontmoeten als ‘cliëntkoppel’ de professional in ziekenhuizen, revalidatiecentra, op dagbesteding en in diverse andere instellingen en verbanden. Het cliëntkoppel maakt zijn entree in een (doorgaans) onbekende wereld, namelijk in de wereld van hulp en zorgvragen. Een goede communicatie tussen het cliëntkoppel en de professional kan helpen om het revalidatietraject en daarmee het herstel, te optimaliseren. Een van de kenmerken van een goede communicatie is het vraaggericht werken. Hierbij staat het helder krijgen van de wensen van het cliëntkoppel en eventueel het concreet maken daarvan centraal. De vraaggerichte communicatie wordt echter bemoeilijkt wanneer er sprake is van een niet-aangeboren hersenletsel. De problemen met taal, oriëntatie en geheugen, maar ook een gebrekkig inzicht in het eigen functioneren beperken de mogelijkheden van de communicatie. Dikwijls neemt dan de vaste mantelzorger de rol van de cliënt over. De mantelzorger ‘vertaalt’ de wensen en vragen van de cliënt. De mantelzorger is daarmee een volwaardige partner in de dialoog geworden. Welke patronen zijn te herkennen in deze zogenoemde trialoog? Welke vaardigheden zijn nodig om de communicatie optimaal mogelijk te maken? Hoe kan de communicatie met de professional helpen om het hersteltraject zelf richting te geven? En vooral: helpt dat om ook het eigen leven weer vorm en kwaliteit te geven? Het onderzoek ‘Goeie snap van elkaar’ probeert op bovenstaande vragen een antwoord te vinden. De schrijver van dit artikel is mantelzorger van haar partner met een hersenletsel. Onderstaande casus is het eigen materiaal en aanleiding voor dit onderzoek. Dit artikel gaat in op de uitspraken van de geïnterviewde cliëntkoppels over de vaardigheden van de professionals. Er worden aanbevelingen en adviezen gegeven om de samenwerking met de professionals te verbeteren.
DOCUMENT
Het doel is dat de betrokken partijen leren van dit onderzoek. Tevens is een doel om testen en oefenen te stimuleren om zo de informatiebeveiliging te verbeteren. Door goede praktische voorbeelden op dit thema met elkaar te delen kan dit thema verder worden gestimuleerd. Testen en oefenen vormen essentiële onderdelen van professionele informatiebeveiliging. Door te testen ontstaat een concreet beeld van de kwaliteit van de informatiebeveiliging en de verbeterpunten hierin. Door te oefenen kunnen de verbeterpunten worden aangepakt. Vanuit deze gedachte is er behoefte aan een onderzoek dat resulteert in een praktisch en gedragen advies dat antwoord geeft op de volgende onderzoeksvragen: 1. Wat is de huidige situatie van testen en oefenen in het kader van informatiebeveiliging bij de sectoren provincies,gemeenten en waterschappen? 2. Wat is op dit gebied de gewenste situatie en behoefte bij deze overheden? 3. Wat is nodig om de gewenste inzet van testen en oefenen ten behoeve van de verbetering van informatiebeveiliging door deze overheden te bereiken
DOCUMENT
Although the attention for functional outcomes after burn injury has grown over the past decades, little is known about functional independence in performing activities of daily living in children after burn injury. Therefore, in this prospective cohort study functional independence was measured by burn care professionals with the WeeFIM(®) instrument in 119 pediatric patients with burns (age: 6 months-16 years; 58.8% boys) in the Netherlands. In order to identify whether functional independence was affected, participants' total scores on the WeeFIM(®) instrument were compared to American norm values. Of the participants assessed at 2 weeks post burn (n = 117), 3 months post burn (n = 68) and/or 6 months post burn (n = 38), 22, 9 and 9 participants showed affected performance, respectively. Improvements in WeeFIM(®) total scores for the total study population between 2 weeks and 6 months post burn were significant (Wilcoxon T = 2.5; p<.001, effect size = -0.59). Individual improvements were found to be significant for 30.3% of the assessed participants between 2 weeks and 3 months post burn, and for 12.1% between 3 and 6 months post burn. This study is unique in providing data on functional independence for this large and special population. However, a proportion of participants were lost to follow-up and the use of the WeeFIM(®) instrument in this specific population and setting has its limitations. To conclude, burn injury impacts functional independence in children, yet the vast majority of Dutch pediatric patients with burns returns to functional independence typical for age within 6 months post burn.
DOCUMENT
Deze publicatie is het resultaat van een internationaal onderzoeksproject dat zich afspeelde van 2012-2014. De deelnemende organisaties waren vier universiteiten/hogescholen, een aantal instellingen voor zorg en welzijn, en mensen met psychische en verstandelijke beperkingen uit Amersfoort en Maastricht in Nederland, Budapest in Hongarije en Tallinn in Estland De verhalen in dit boek zijn afkomstig uit de interviews die tijdens het project gehouden zijn door de onderzoekers. De portretten illustreren ervaringen van ziekte, beperkingen en herstel, met uitsluiting en insluiting. Zij reflecteren ook ervaringen met het gebruik van maatschappelijke dienstverlening en geestelijke gezondheidszorg. Door deze verhalen te lezen zien we hoe veelzijdig het leven kan zijn, en wat de uitdagingen zijn voor echte participatie in de samenleving In dit boek beschrijven we ook in het kort een aantal thema’s die belangrijk zijn om professionele hulp- en dienstverlening meer te richten op het ondersteunen van herstel en participatie. Om verder te lezen zijn bronnen opgenomen. Samen vormen deze thema’s een nieuw en waardevol raamwerk -De betekenis van herstel, empowerment en participatie • Principes van herstel-gebaseerde en persoon-gecentreerde dienstverlening • Het belang van peer support en informele zorg • De transformatie van institutionele naar gemeenschapszorg • Essentiele kwaliteiten van professionals: visie, attitude, taal, gedrag • Steun voor het leven in de samenleving • De rechten van mensen met een beperking, en strategieën om deze rechten toe te passen
DOCUMENT
Spoorzoekers; over wegen naar herstel, is een bundeling van artikelen over herstel van diverse auteurs. Vanuit hun expertise en ervaringsdeskundigheid nemen zij u mee in hun gedachten over de kracht van het concept herstel, zonder daarbij mogelijke spanningsvelden of valkuilen uit het oog te verliezen. Doordat het begrip herstel vanuit verschillende invalshoeken wordt belicht, geeft deze bloemlezing inzicht en houvast aan iedere cliënt, medewerker of organisatie die met herstelondersteuning aan de slag wil gaan. Dit boek is uitgegeven ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de SBWU.
DOCUMENT
In Nederland is een instrument nodig om persoonlijk herstel te meten bij mensen met ernstige psychische aandoeningen ten behoeve van Routine Outcome Measuring (ROM). Het doel van het huidige project waarvan verslag wordt gedaan, is om de ervaringen met het gebruik van deze vragenlijst nader te onderzoeken en vast te stellen of het instrument geschikt is gebruik in de praktijk van de GGZ bij ernstige psychische aandoeningen. Presentatie bij de wetenschappelijke symposium ronde II van het 13e Landelijke Phrenos Psychosecongres. Zwolle, Nederland. 23 november 2017.
DOCUMENT
Bijdrage FACT congres 20 september 2018: Presentatie over Gebiedsgericht werken aan herstel Eerste onderzoeksuitkomsten
DOCUMENT
Hoofdstuk in Verhalen van Herstel en Participatie. De verhalen in dit boek zijn afkomstig uit de interviews die tijdens het project gehouden zijn door de onderzoekers. De portretten illustreren ervaringen van ziekte, beperkingen en herstel, met uitsluiting en insluiting. Zij reflecteren ook ervaringen met het gebruik van maatschappelijke dienstverlening en geestelijke gezondheidszorg. Door deze verhalen te lezen zien we hoe veelzijdig het leven kan zijn, en wat de uitdagingen zijn voor echte participatie in de samenleving
DOCUMENT
Hoofdstuk in 'Verhalen van Herstel en Participatie: ervaringen en uitdagingen' De verhalen in dit boek zijn afkomstig uit de interviews die tijdens het project gehouden zijn door de onderzoekers. De portretten illustreren ervaringen van ziekte, beperkingen en herstel, met uitsluiting en insluiting. Zij reflecteren ook ervaringen met het gebruik van maatschappelijke dienstverlening en geestelijke gezondheidszorg. Door deze verhalen te lezen zien we hoe veelzijdig het leven kan zijn, en wat de uitdagingen zijn voor echte participatie in de samenleving
DOCUMENT