Dat de natuur andere gezondheidsvoordelen biedt dan een sportschool zal waarschijnlijk niemand verbazen, maar dat sporters hun activiteit in de buitenlucht ook daadwerkelijk als gezonder ervaren kan hier nieuw perspectief bieden. In ons onderzoek zeiden sporters zich bewust rustiger te voelen, minder last te hebben van stress, zich fysiek gezonder te voelen en een betere gemoedstoestand te ervaren. Deze ervaringen zijn niet slechts een prettige bijkomstigheid van een vervelende situatie, ruim de helft van alle sporters zegt ook in de toekomst vaker buiten te gaan sporten, en dat toont aan dat de natuur haar functie als openbare sportschool niet zo snel zal verliezen.
DOCUMENT
Er is veel geschreven over de rol van sport in het bevorderen van sociaal, psycho‐ logisch en fysiek welbevinden van mensen. Deze literatuur is echter grotendeels gericht op het sociaal domein en daarbinnen veel op jonge mensen, maar weinig op contexten binnen een justitieel kader, bijvoorbeeld de gevangenis of reclasse‐ ring. De wetenschappelijke aandacht voor de meerwaarde van sport en bewegen voor delinquenten is beperkt. In een lopend onderzoeksproject onderzoeken wij de belangrijkste factoren om sport in te zetten ter bevordering van participatie van mensen in een kwetsbare positie (in detentie, de reclassering en de maatschappelijke opvang). Daarbinnen is een literatuurstudie uitgevoerd naar de meerwaarde van sport en bewegen, specifiek voor delinquenten. Dit betreft dus personen die binnen een justitieel kader sport- en beweegactiviteiten ondernemen of binnen een sportcontext re-integreren (denk bij dat laatste bijvoorbeeld aan vrijwilligerswerk op een sportclub in de laatste fase van detentie). In dit artikel wordt antwoord gegeven op de vraag: wat is in de literatuur bekend over de meerwaarde van sport en bewegen voor het reintegreren van delinquenten?
DOCUMENT
Background: Lipoedema is a chronic disorder of adipose tissue typically involving an abnormal build-up of fat cells in the legs, thighs and buttocks. Occurring almost exclusively in women, it often co-exists with obesity. Due to an absence of clear objective diagnostic criteria, lipoedema is frequently misdiagnosed as obesity, lymphoedema or a combination of both. The purpose of this observational study was to compare muscle strength and exercise capacity in patients with lipoedema and obesity, and to use the findings to help distinguish between lipoedema and obesity. Design: This cross-sectional, comparative pilot study performed in the Dutch Expertise Centre of Lymphovascular Medicine, Drachten, a secondary-care facility, included 44 women aged 18 years or older with lipoedema and obesity. Twenty-two women with lipoedema (diagnosed according the criteria of Wold et al, 1951) and 22 women with body mass index ≥30kg/m2 (obesity) were include in the study. No interventions were undertaken as part of the study. Results: Muscle strength of the quadriceps was measured with the MicroFET™, and functional exercise capacity was measured with the 6-minute walk test. The group with lipoedema had, for both legs, significantly lower muscle strength (left: 259.9 Newtons [N]; right: 269.7 N; p < 0.001) than the group with obesity. The group with lipoedema had a non-significant, but clinically relevant lower exercise-endurance capacity (494.1±116.0 metres) than the group with obesity (523.9±62.9 metres; p=0.296). Conclusions: Patients with lipoedema exhibit muscle weakness in the quadriceps. This finding provides a potential new criterion for differentiating lipoedema from obesity. We recommend adding measuring of muscle strength and physical endurance to create an extra diagnostic parameter when assessing for lipoedema.
LINK
Deze rapportage maakt deel uit van zes rapportages die zijn opgeleverd in het WHeelchair ExercisE and Lifestyle Study (WHEELS) project. In deze rapportages worden de resultaten gepresenteerd van de Intervention Mapping (IM) stappen 1 t/m 6 in het ontwikkelen van een leefstijlapp voor rolstoelgebruikers met een dwarslaesie of beenamputatie. Deze rapportage betreft de uitwerking van IM-stap 2 waarin de programmadoelen en veranderbare en belangrijke determinanten waarop de leefstijlapp zich zal richten zijn vastgesteld.
DOCUMENT
In dit project wordt er voortgeborduurd op de kennis en expertise omtrent beweeginterventies die een brug van zorg naar bewegen slaan (sportzorgprogramma’s). Hier is er veel expertise opgedaan binnen Physical Activity Centre (PAC), een project vanuit het Lectoraat Fysieke Activiteit en Gezondheid van Fontys Sporthogeschool. PAC is ontstaan vanuit twee invalshoeken. Enerzijds als een verbeteractie om een optimale koppeling te realiseren tussen de theoretische kennis (medisch-biologisch en gedragswetenschappelijke theorieën) en het praktisch handelen van een student. Anderzijds was er de maatschappelijke vraag naar ‘beweegaanbod op maat’ omtrent de problematiek rondom chronische ziekten, vergrijzing en bewegingsarmoede.
DOCUMENT
Dit rapport bevat de resultaten van een kwalitatief onderzoek, waarvoor meerdere docenten van Inholland werden geïnterviewd naar de wijze waarop zij zich geprofessionaliseerd hebben in het verzorgen (en ontwerpen) van onderwijs tijdens de coronapandemie. Aan hand van de gesprekken kunnen we hierin twee fasen onderscheiden: voor de zomer van 2020 en daarna. In het rapport beschrijven we zowel deze fasen als de voor- en nadelen die docenten ervaren hebben. Daarnaast gaven docenten aan wat zij nodig hebben om een combinatie van fysiek en online onderwijs mogelijk te maken. Om blended learning (verder) te ontwikkelen, beschrijven we in het rapport ook een aantal overwegingen die hierbij van belang zijn.
DOCUMENT
Om een blijvend effect te hebben op de gezondheid, zullen interventies moeten leiden tot gezonder gedrag, in dit geval meer bewegen. Er worden drie soorten interventies onderscheiden die ingezet worden om dit te bereiken: 1) informatieverschaffing, om verandering te brengen in de kennis over en houding van mensen ten opzichte van lichaamsbeweging, 2) gedragsgerichte en sociale interventies, erop gericht om mensen op een op een succesvolle manier hun beweeggedrag (blijvend) te laten veranderen, en een sociale omgeving te creëren die hieraan meehelpt, 3) omgevingsgerichte interventies, waarbij men ervoor zorgt dat er veilige, aantrekkelijke, en toegankelijke mogelijkheden zijn om fysiek actief te zijn. De resultaten van onderzoeken die op deze drie gebieden gedaan zijn, zijn in dit artikel samengevat. Ook de effecten van meer lessen L.O. komen daarbij aan bod.
DOCUMENT
In twaalf minuten een zo groot mogelijke afstand lopen staat het op het programma van veel scholen in het voortgezet onderwijs. Vaak zelfs ‘voor een punt’. Is dat eigenlijk wel te verantwoorden?
DOCUMENT
Het behouden van een actieve leefstijl bij kinderen is een belangrijke doelstelling, zoals beschreven in de kerndoelen van het (bewegings)onderwijs. Gekoppeld aan school zijn veel beweegmomenten mogelijk, zoals bewegingsonderwijs, beweegtussendoortjes in de klas, en buitenspelen op het plein. Door een toename van tussenschoolse en naschoolse opvang is het gebruik van het schoolplein toegenomen. Wat kun je als leerkracht doen om kinderen volop te laten bewegen tijdens het buitenspelen? Gekoppeld aan onderzoeksresultaten laat dit artikel mogelijkheden zien voor leerkrachten in het Basisonderwijs.
DOCUMENT
Het is in dit rapport duidelijk geworden dat het probleem van (ongezonde leefstijl zoals onder meer) bewegingsarmoede bij kinderen uit de lage ses groepen erg complex is. Er zijn vele determinanten van (on)gezond gedrag. Het probleem wordt in Nederland en in de gemeente Den Haag onderkend en er zijn veel initiatieven (op beleids- en uitvoerend niveau). Een simpele oplossing bestaat niet. In de afgelopen decennia is geleidelijk een situatie ontstaan waarin de kans op een ongezonde leefstijl (inclusief lichamelijke inactiviteit) is toegenomen. Dit heeft zich geuit in een sterke toename van het aantal kinderen met overgewicht, een achteruitgang van de fysieke fitheid en de motorische ontwikkeling. Het is verleidelijk om de 'schuld' en het zoeken van de oplossing volledig bij de ouders en kinderen te leggen, dat is niet terecht. Er zijn wetenschappelijk gezien belangrijke aanwijzingen dat een structurele oplossing alleen gerealiseerd kan worden indien gewerkt wordt aan een integrale aanpak (Epode, JOGG) en aan een gecoördineerde samenwerking waarin maatregelen op de volgende niveaus worden genomen: - landelijk - gemeentelijk - stadsdeel/wijk - school - gezin - individuele personen ( http://www.drjamessallis.sdsu.edu/). Het bereiken van het gewenste resultaat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Binnen een integrale, goed gecoördineerde aanpak, moeten gerichte keuzes worden gemaakt en de omgeving (fysiek en sociaal) moet 'beweegvriendelijk' zijn. Ook moet er gebruik worden gemaakt van interventies die bewezen effectief zijn. De oplossing schuilt niet in het aanbieden van meer interventies en maatregelen, maar in de inzet van gecoördineerde, effectieve en gerichte maatregelen. Het 'schot hagel' moet worden vervangen door het 'precisieschot. ' De focus moet liggen op het vergroten van de zelfredzaamheid en het zelfmanagement van kinderen en ouders en het creëren van de ideale voorwaarden en omstandigheden om dit te bereiken.
DOCUMENT