De relatie tussen fysieke activiteit en gezondheid is onomstotelijk vastgesteld. Zo kan fysieke activiteit onder andere ischaemische hart- en vaatziekten, dikke-darmkanker, hersenbloedingen, overgewicht en type 2 diabetes helpen voorkomen. Daarom is het schrikbarend hoe weinig mensen in de westerse maatschappij bewegen. De leeropdrachten van het lectoraat Fysieke Activiteit en Gezondheid zijn toegespitst op de maatschappelijke problematiek van bewegingsarmoede en de daarmee samenhangende gezondheidsproblemen. Deze luiden: - Wat zijn geschikte richtlijnen voor primaire en secundaire ziektepreventie door middel van fysieke activiteit? - Wat kan de rol zijn van het bewegingsonderwijs in het stimuleren van gezond bewegingsgedrag?
DOCUMENT
Om te zien hoe sociale samenhang vandaag vorm krijgt, hebben we twee case studies van activiteiten die bewoners van Meerzicht gezamenlijk ondernemen beschreven. Het gaat dan specifiek om regelmatig terugkerende activiteiten met een gemeenschappelijk doel, die mensen samenbrengen. Dat is van belang omdat juist de herhaling en doelgerichtheid sociale connecties mogelijk maakt. Deze connecties zijn van belang vanwege hulpbronnen zoals: informatie; diensten; materiële goederen en vertrouwen. In het geval van het vissen zien we een afname van sociale verbanden via het verenigingsleven. De in Meerzicht gevestigde hengelsportvereniging Het Pontje heeft duidelijk last van een vergrijzend kader. Maar we zien tegelijkertijd een gemeenschap van vissers in het Westerpark. Vissers die komen alleen of in kleine groepjes, waarbij men de andere vissers groet of een praatje maakt. Recent landelijk onderzoek onder sportvissers (Mulier instituut, 2017) sluit hier goed op aan. Het gaat veel vissers om natuurbeleving en om het tot rust komen. Daarnaast noemen, met name jongeren (16-20 jaar), gezelligheid en sociale contacten als belangrijk motief. Contact met andere vissers is vooral gericht op uitwisselen van kennis omtrent vistechnieken en op het leren kennen van andere mensen. Ook bij het moestuinieren valt op dat dit een plek/activiteit is die je alleen doet (rust geeft) en toch ook samendoet. De SCPstudie Tussen groen en grijs (2016) gaat ook in op de sociale kanten van tuinieren. Onderzoek laat zien dat op volkstuinen met een heterogene groep tuinders bridging mogelijk is. ‘De kracht van het kleine ontmoeten’ wordt het genoemd. Volkstuinen hebben als bijzonder kenmerk dat het contact veel non-verbaal verloopt: de onderlinge relaties worden in eerste instantie door ‘zichtbaarheid’ en ‘nabijheid’ gevormd. Mensen worden hier dus minder snel uitgesloten op basis van taal, beroep of woonplek. Het is bijzonder om te zien dat hier zowel bewoners uit Meerzicht- West, als uit Meerzicht-Oost actief zijn. Alle aspecten van sociale samenhang zijn we in Meerzicht tegen gekomen: ● ‘contact en ontmoeting’: Denk aan contact tussen buren, of ontmoetingen in de openbare ruimte. ● ‘sociaal netwerk en dingen samendoen’: We hebben voorbeelden gehoord van moeders die samen met de kinderen naar de Stadsboerderij gaan; mensen die samen wandelen, koffiedrinken of vissen natuurlijk. ● ‘wederzijdse hulprelaties’: Buren helpen en/of ondersteunen elkaar. ● ‘gezamenlijke activiteiten’: Er zijn diverse plekken waar men in georganiseerd verband vrijwilligerswerk kan doen, zoals sportclubs, de moestuinvereniging en de voedselbank. Er is een groot aantal bewonerscommissies actief. Debuurtvereniging in de Waterbuurt is een initiatief dat door buurtbewoners gedragen wordt. Hier spelen ‘best persons’ een belangrijke rol. De hier beschreven casussen geven het belang van aan van activiteiten die bewoners in lossere verbanden min of meer gezamenlijk ondernemen. Ook de plekken waar vrijwilligers werken hebben eenzelfde functie als knooppunt van sociale connecties.
DOCUMENT
Scholen kunnen potentieel een belangrijke rol spelen in het stimuleren van bewegen bij jongeren, de school bereikt immers vrijwel alle jongeren en bovendien brengen jongeren het grootste deel van de week door binnen de schoolmuren. Er is echter nog maar weinig specifiek onderzoek gedaan naar factoren tijdens de schooldag die invloed hebben op de fysieke activiteit van leerlingen. In dit artikel de eerste resultaten van een onderzoek bij een groep middelbare scholieren waarbij gedurende een week hun energieverbruik is gemeten.
DOCUMENT
Het aantal migranten ouderen neemt toe. Zij hebben een slechtere gezondheid dan autochtone ouderen. Zo komen chronische ziekten zoals obesitas en diabetes type-2 vaker voor. Een van de belangrijkste onderliggende oorzaken van deze ziekten is sarcopenie, verlies van spiermassa en fysiek functioneren van ouderen. Het verlies van spiermassa, fysieke functie en chronische ziekten heeft een negatieve impact op de kwaliteit van leven, zelfredzaamheid en zorgkosten. Naar aanleiding van de vraag vanuit de MKB-praktijken voor fysiotherapie en diëtetiek is in een RAAK MKB project (ProMIO 1.0) een cultuursensitieve behandeling ontwikkeld die sarcopenie en daarmee ook chronische ziekten van migranten ouderen behandelt. Het ProMIO programma is een gecombineerde leefstijl interventie dat bestaat uit een beweeg- en voedingsinterventie uitgevoerd door eerstelijns fysiotherapie en diëtetiek praktijken, specifiek afgestemd op de behoeften van migranten ouderen. In een pilot studie is het programma geëvalueerd op werkbaarheid en haalbaarheid in de praktijk. Professionals tonen veel interesse maar geven aan dat de interventie in huidige vorm nog niet rendabel is. De behoefte aan een goede inbedding in de zorg is groot, zodanig dat de interventie betaalbaar wordt voor zowel professional als deelnemers. Hiervoor dient de interventie aantoonbaar (kosten-)effectief te zijn. De resultaten van de fysieke metingen uit de pilot zijn al veelbelovend. Deze laten zien dat vrijwel alle deelnemers verbeteren in spierkracht en sterke verbeteringen ervaren in dagelijks functioneren. Een toekomstige Randomized Controlled Trial (RCT) moet extra bewijskracht leveren voor de (kosten)effectiviteit van de interventie wat de kansen zal vergroten voor een goede implementatie en vergoeding. Dit voorstel beoogt de bewijskracht te leveren van de (kosten) effectiviteit van het ProMIO programma in de praktijk (ProMIO 2.0). Naast de (kosten-)effectiviteit onderzoeken we ook hoe ProMIO in de praktijk geïmplementeerd kan worden. De resultaten worden gecommuniceerd naar de beroepenvelden, wetenschap en worden ingebed in het HBO-onderwijs.
Fysieke inactiviteit, overgewicht en een lage vitaliteit zijn een groot probleem bij mensen die in een rolstoel zitten als gevolg van een dwarslaesie of beenamputatie. In de revalidatiefase wordt aandacht besteed aan het herpakken of opbouwen van een gezonde leefstijl. Na de revalidatiefase, echter, met de rolstoelgebruikers teruggekeerd in hun eigen omgeving, is het lastig voor de professionals om deze lijn van begeleiding naar een gezonde leefstijl door te zetten. Daarom zijn professionals op zoek naar een flexibele benadering waarmee zij kunnen inspelen op de individuele wensen en behoeften van hun cliënten. Professionals zien veel potentie in de inzet van een digitale leefstijlapplicatie bij het in beweging brengen en houden van mensen met een beperking en het geven van voedings- en ontspanadvies. Dit stelt ze in staat om samen met de cliënt een stimulerend programma op te stellen, de voortgang of het gebrek daaraan te monitoren en snel in te grijpen als blijkt dat de cliënt niet op schema ligt om zijn/haar doelstellingen te bereiken. Op dit moment bestaat er echter nog geen sport- of leefstijlapplicatie die gericht is op rolstoelgebruikers. In het voorgestelde project WHEELS gaat de volgende onderzoeksvraag beantwoord worden: “Aan welke criteria moet een digitale leefstijlapplicatie voor rolstoelgebruikers met een dwarslaesie of beenamputatie, gericht op het bevorderen van een actieve leefstijl, een gezond voedingspatroon en de lichamelijke vitaliteit, voldoen?”. Met het beantwoorden van deze vraag werken we aan het onderzoeksdoel om systematisch een digitale leefstijlapplicatie te ontwikkelen en de compliance van de deelnemers te meten. Met behulp van Intervention Mapping wordt op een systematische en grondige manier de digitale leefstijlapplicatie ontwikkeld, waarbij vertegenwoordigers van de doelgroep en professionals participeren in het gehele proces. In een laatste fase wordt de applicatie geëvalueerd. Dit proces is een co-creatie van leefstijlprofessionals, patiënten, (docent)onderzoekers, en studenten.
The admission of patients to intensive care units (ICU) is sometimes planned after a large operation. However, most admissions are acute, because of life-threatening infections or trauma as a result of accidents. Their stay can last from a couple of days to a couple of weeks. ICU patients are often in pain, in fragile health condition, and connected to various devices such as a ventilator, intravenous drip, and monitoring equipment. The resulting lack of mobilization, makes patients lose 1-3% of muscle power for each day they are in the ICU. Within 2 weeks, patients can lose up to 50% of their muscle mass. Early mobilization of ICU patients reduces their time on a respirator and their hospital length of stay. Because of this, ICUs have started early mobilization physical therapy. However, there is a lack of solutions for patients that properly handle fear of movement, are sufficiently personalized to the possibilities and needs of the individual and motivate recurring use in this context. Meanwhile, various technological advances enable new solutions that might bring benefits for this specific use case. Hospitals are experimenting with screens and projections on walls and ceilings to improve their patients’ stay. Standalone virtual reality and mixed reality headsets have become affordable, available and easy to use. In this project, we want to investigate: How can XR-technologies help long-stay ICU patients with early mobilization, with specific attention to the issues of fear of movement, personalization to the individual’s possibilities, needs and compliance over multiple sessions? The research will be carried out in co-creation with the target group and will consist of a state-of-the-art literature review and an explorative study.