Deze publicatie gaat over de problematische aard van de transitie van het onderwijs naar de werkplek. Een soepele overgang tussen onderwijs en de werkplek vereist dat lerenden een geïntegreerde kennisbasis ontwikkelen, maar de ontwikkeling daarvan is vaak problematisch omdat de meeste opleidingen kennis en ervaringen versnipperd aanbieden, verdeeld over verschillende vakken, modules en stageervaringen. Om dit probleem te ondervangen stellen wij een ontwerpaanpak voor waarbij de focus verschuift van alleen de individuele deelnemer naar de leeromgeving als geheel. In het bredere concept van leeromgevingen is er ruimte om horizontale verbindingen te leggen tussen de school en de werkplek.
Dit is alweer de vijfde editie van het congres Met het oog op behandeling. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de maatschappelijke belangstelling voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) sterk toeneemt. Dit jaar is er zelfs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek gedaan door diverse ministeries over de positie van mensen met een LVB in de Nederlandse samenleving. In het onderzoeksrapport wordt gepleit voor het verbeteren van de communicatie tussen algemene voorzieningen en deze burgers. Voor alle professionals in het brede sociaal domein wordt aanbevolen dat zij meer kennis en vaardigheden moeten hebben voor hun hulp- en dienstverlening aan mensen met een LVB. Dat geldt voor alle professionals in het sociaal domein en in het bijzonder voor professionals die werken voor cliënten met een LVB waarbij sprake is van ernstige gedragsproblematiek en psychische problemen. In dat geval moet je kunnen omgaan met ‘onbegrepen gedrag’ en agressie en wil je beschikken over de beste, actuele kennis op dat gebied.
Digitalisering en dataficering zijn belangrijke ontwikkelingen die zich in ons dagelijkse leven voltrekken. Bedrijven worden steeds afhankelijker van data waarop ze hun bedrijfsprocessen en verdienmodellen baseren. Maar in hoeverre is die data volledig en betrouwbaar? Dataketens vormen het digitale fundament voor datagedreven organisaties om optimale bedrijfsprocessen, producten of diensten (servitization) te kunnen realiseren. De praktijk laat echter zien dat nog veel organisaties vaak te snel stappen zetten naar het ontwikkelen en implementeren van op data gebaseerde digitale oplossingen, zonder dat het ‘datafundament’ daarvoor op orde is. Dat leidt tot onbetrouwbare data en suboptimale besluitvorming. Data-engineering en -management in dataketens (DEMAND) realiseert een onderzoeksinfrastructuur die nieuwe oplossingen ontwikkelt voor geïntegreerde en gevalideerde dataketens van overheden en bedrijven. Het consortium heeft de overall ambitie om een toolbox te ontwikkelen met nieuwe toepasbare digitale technologieën en methodologieën die bijdragen aan optimalisatie van dataketens in private en publieke organisaties. Hierbij staan datagerichte activiteiten in dataketens van organisaties centraal, met inbegrip van data-acquisitie en data-opslag, data-(pre)processing, data-exploratie, data-modeling en data-benutting. Deze zogenaamde Key Enabling Methodologies verbinden mens en maatschappij langs de lat van Technical Readiness Levels en Societal Readiness Levels, zij vegroten het (toekomstig) verdienvermogen van Nederland en dragen bij aan maatschappelijke opgaven. Het DEMAND-programma wordt uitgevoerd door HAN University of Applied Sciences (HAN), Saxion Hogeschool en Fontys Hogeschool en dertien consortiumpartners met bewezen technische en organisatorische kennis van dataketens. DEMAND fungeert als bruggenbouwer tussen enerzijds de onderzoekspraktijk met de onderwijspraktijk en anderzijds de onderzoekspraktijk met het werkveld. Een set van casussen, de learning communities, vormen de basis van de onderzoeksinfrastructuur waarin de SPRONG-groep in co-creatie en interdisciplinair samenwerkt. Het consortium intensiveert de bestaande casussen én ontwikkelt daarnaast nieuwe casussen in data-intensieve omgevingen in het private als ook het publieke domein. Dit leidt tot meervoudige waardecreatie en systemische veranderingen (impact).
Net als de rest van de maatschappij worden mkb maakbedrijven geconfronteerd met exponentiële digitale ontwikkelingen. Dit dwingt bedrijven om nieuwe manieren te vinden om te ondernemen. Servitization is zo’n mogelijkheid. Servitization is het toevoegen van (digitale) diensten aan producten, om hiermee producten slimmer te maken en de klantrelatie te verdiepen. De Nederlandse maakindustrie omarmt servitization nog slechts mondjesmaat. Bedrijven zien voordelen, maar zijn vaak nog weinig tot uitwerking in staat. Veel maakbedrijven hebben moeite met het vernieuwen van hun business model. Zij zijn sterk technisch gericht en hebben een beperkt commercieel vermogen. In de literatuur bestaan twee perspectieven op business model innovation: een cognitief en een evolutionair perspectief. Deze perspectieven hanteren andere verklaringen voor het verloop van business model innovation en reiken ook andere handvatten voor de praktijk aan. Onze hypothese is dat mkb bedrijven voornamelijk een evolutionaire manier van business model innovation hanteren en dat zij bij meer disruptieve veranderingen onvoldoende op gang komen of vastlopen. Het mkb bedrijfsleven heeft baat bij nieuwe kennis, waarin beide perspectieven convergeren en rekening wordt houden met de specifieke context van deze bedrijven. Kenniscentrum Business Innovation van Hogeschool Rotterdam wil oplossingen bieden voor dit praktijkprobleem door samen met geïnteresseerde maakbedrijven onderzoek te doen. Tegelijkertijd kan het onderzoek bijdragen aan nieuwe kennis over het vernieuwen van business modellen. De onderzoeksvraag is Hoe kan het mkb in de maakindustrie zijn business model innoveren richting servitization? Het onderzoek wordt uitgevoerd in twee stromen. Een stroom van actieonderzoek waarin onderzoekers en studenten samen met bedrijven werken aan het ontwikkelen van servitization. En een stroom van onderzoek waarin achterliggende factoren voor business model innovation worden achterhaald en worden gespiegeld aan theoretische inzichten. Beide stromen hangen samen en worden parallel doorlopen. Het actieonderzoek vindt in een gestructureerde cyclus plaats. Het procesonderzoek vindt plaats door rijke case studies te beschrijven.