Voor u ligt de eindrapportage van het project Transforming Regions dat binnen het zogenaamde ESTRAC-project is uitgevoerd. ESTRAC staat voor Energy Transition Centre, een langlopend (2017-2021) publiek-private samenwerking tussen Rijksuniversiteit Groningen, Hanzehogeschool Groningen, TNO, New Energy Coalition (penvoerder) en (financierende) partners provincie Groningen, NAM, EBN, Gasunie en Gasterra. Doel van dit Transforming Regions onderzoek was om vanuit verschillende sectoren - industrie en gebouwde omgeving - kennis te ontwikkelen voor het terugdringen van de CO₂ uitstoot en het verduurzamen van onze samenleving op lokaal en regionaal niveau. Dit rapport gaat over het de gebouwde omgeving en richt zich met name op het ontwikkelen van benaderingen die de besluitvorming voor belanghebbenden ten aanzien van het lokale en regionale energiesysteem ondersteunen. Voor Transforming Regions verschijnt ook een rapport over de industrie.
DOCUMENT
Er ligt een gemeenschappelijke uitdaging om de warmtevoorziening van de gebouwde omgeving CO2-neutraal te maken. In de meeste huishoudens is aardgas nu nog een vanzelfsprekende keuze voor verwarmen en koken. Daar komt de komende 30 jaar verandering in. Niet in één keer, maargeleidelijk en gefaseerd. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat iedere gemeente voor eind 2021 een transitievisie warmte heeft. Waterstof kan hier als klimaatneutraal gas mogelijk een rol in spelen, maar er zijn ook nog veel vragen.Het WaterstofLab, gestart in 2020, beoogt door het organiseren van dialoog tussen een breed scala aan betrokkenen en belanghebbenden op zoek te gaan naar een meer eenduidig beeld omtrent de rol die waterstof kan spelen als onderdeel van de oplossing voor een CO2-neutrale gebouwde omgeving, dehuidige stand van zaken rond waterstof, en de termijn waarop een bijdrage verwacht zou kunnen worden.Dit document is het resultaat van de voorbeschouwing. Het geeft weer waar de regiegroep van het WaterstofLab het in grote lijnen over eens is en waar nog de grote vraagtekens zitten. Dit is nadrukkelijk geen eindconclusie, maar een tussenstand op basis van huidige inzichten in de groep.Het is bedoeld als start van een bredere dialoog.
DOCUMENT
De visie van lector Mieke Oostra van Lectoraat Ruimtelijke Transformaties van de Hanzehogeschool Groningen op energietransitie in de gebouwde omgeving, maart 2013.
DOCUMENT
In Nederland is er een groeiende behoefte aan collectieve huisvesting voor ouderen om de kloof tussen 'ageing in place' en institutionele zorgvoorzieningen te overbruggen. Participatie van ouderen in de concept- en ontwerpfase is belangrijk om het marktaanbod af te stemmen op de behoeften van (toekomstige) bewoners. Sociale ondernemers vinden het echter een uitdaging om ouderen te betrekken. Dit hoofdstuk verkent verschillende manieren waarop ouderen betrokken kunnen worden bij het ontwikkelen van nieuwe wooninitiatieven. De ladder van burgerparticipatie wordt hier gebruikt om verschillende rollen te verkennen die (toekomstige) bewoners zouden kunnen spelen met verschillende niveaus van invloed, van niet-participatie tot burgerkracht. Overwegingen voor betekenisvolle participatie worden besproken. Verder wordt een Nederlandse casestudy gepresenteerd waarin vastgoed werd getransformeerd op basis van de betrokkenheid van ouderen, die illustreert hoe door het gebruik van een innovatieve methode partnerschappen kunnen worden gevormd tussen (toekomstige) bewoners en besluitvormers. Dit hoofdstuk concludeert dat naast de huisvesting zelf, ook de gebouwde omgeving en de buitenomgeving in beschouwing moeten worden genomen om de leefomstandigheden van ouderen te verbeteren.
DOCUMENT
De SEV (Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting) voert in opdracht van VROM/WWI het programma Experiment Energiesprong Gebouwde Omgeving uit.Met dit programma moet de SEV de aanpak van energiebesparing in de gebouwde omgeving in een hogere versnelling zetten. Vooral in bestaand bebouwd gebied is het lastig om op grote schaal een energiesprong te maken. En toch is daar de grootste winst te halen: oude huizen, kantoren en winkels zijn energetisch vaak zo lek als een mandje, terwijl de eigenaren meestal niet de gelegenheid, de kennis, het geld of de motivatie hebben om er iets aan te doen. Losse initiatieven kunnen helpen, maar zijn uiteindelijk niet genoeg om een echte energiesprong te maken.
MULTIFILE
In: ‘Onderzoekend op weg’, een essaybundel over opdrachten voor de toekomst, geschreven door de lectoren van De Haagse Hogeschool t.g.v. het afscheid van Rob Brons als collegevoorzitter, januari 2014 In dit essay worden nieuwe ontwikkelingen in de sector van de gebouwde omgeving beschreven. Door de crisis zagen bedrijven zich genoodzaakt te innoveren teneinde te overleven. In deze bijdrage worden de strategieën die zij daartoe gevolgd hebben, in vogelvlucht beschreven. Vervolgens wordt gekeken naar de consequenties van de veranderingen in de sector voor het onderwijs en het onderzoek aan de hogeschool. Deze bijdrage is gebaseerd op onderzoek zoals beschreven in het boek Samen Sneller Slimmer en maakt ter illustratie gebruik van aldaar weergegeven interviews.
DOCUMENT
Ongeveer een derde van onze nationale energieconsumptie wordt gebruikt in gebouwen voor verwarming, koeling, verlichting en elektrische apparatuur. Milieuoverwegingen, voorzieningszekerheid en kosten maken dat wij slim met de energievoorziening in de gebouwde omgeving om moeten gaan. Maar alle slimheid, innovatie en creativiteit ten spijt is het gasverbruik van woningen gebouwd in 2010 niet lager dan van woningen gebouwd in 1995, zijn de woningen niet gezonder geworden, gebruikt de gebouwde omgeving ook nog ieder jaar meer elektriciteit en zijn er nauwelijks duurzame installaties die naar behoren werken. Wat leren wij daarvan? Hoe zorgen wij ervoor dat duurzaamheid meer dan een losse kreet wordt en onze hele energieketen echt duurzaam wordt? Naast innovatie en creativiteit zijn kennis en vakmanschap belangrijk. Systemen modelleren en simuleren, en het gebruiken van virtual environments om grip te krijgen op het ontwerp, regeling en onderhoud van complexe binnenklimaatinstallaties en energie-installaties zullen hierbij in de toekomst een steeds belangrijkere rol gaan spelen.
DOCUMENT
Nederland wil in 2050 circulair zijn. Dat vraagt een ongekende transitie in de wijze waarop onze samenleving onderneemt, samenwerkt, denkt en doet.Stedelijke regio’s zijn de geijkte plek om een transitie naar een circulaire economie in gang te zetten door hun dichte concentratie van kennis, kapitaal, data en resources op een relatief klein oppervlak. De baten die deze transitie oplevert zullen vooral in deze regio’s merkbaar zijn: minder verspilling, luchtvervuiling en CO2-uitstoot, meer economische waarde en sociale impact.CirCollab richt zich op het versterken van interdisciplinair praktijkgericht onderzoek voor de circulaire transitie in de metropoolregio Amsterdam (MRA). De SPRONG-groep bestaat uit lectoraten verbonden aan Centre of Expertise City Net Zero en Center of Expertise Rechtvaardige Stad vanuit de faculteiten Techniek, Maatschappij en Recht, Business & Economie en Digitale Media & Creatieve Industrie (Hogeschool van Amsterdam); het Kenniscentrum Maatschappelijk Innovatie Flevoland (Hogeschool Windesheim); en de Academie van Bouwkunst (Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten).De SPRONG-groep combineert expertise vanuit het technologische, creatieve, economische en sociale domein en verricht praktijkgericht onderzoek naar ‘circulair denken en doen’, ‘circulair ondernemen’, ‘circulair menselijk kapitaal’ en ‘circulair samenwerken’ in relatie tot technische innovaties in twee waardeketens: de gebouwde omgeving en consumptiegoederen.De SPRONG-groep ontwikkelt, samen met actoren in de quadruple helix, een regionale infrastructuur voor inventariseren en prioriteren van onderzoeksbehoeften en het programmeren, opbouwen en uitwisselen van kennis. Hierbij worden kennis en ervaringen uit circulaire initiatieven, experimenten, onderzoek en onderwijs aan elkaar en aan fysieke experimenteerruimtes verbonden, om gezamenlijk van te leren, kennis te delen en op te schalen. Zo ontstaat een krachtige interdisciplinaire SPRONG-groep met de ambitie om het consortium uit te laten groeien tot dé regionale spil op het gebied van de circulaire transitie in grootstedelijke regio’s en een erkende (inter)nationale speler voor kennisuitwisseling en -opbouw op dit onderwerp.
MULTIFILE
In zijn openbare les “Nieuwe energie in de stad; stip op de horizon laat Ivo Opstelten niet alleen zien dat een transitie naar energieneutrale gebouwde omgeving wenselijk en realiseerbaar is voor het midden van deze eeuw, maar dat deze transitie in feite al begonnen is. Naar analogie met de geslaagde aardgastransitie in Nederland van de jaren zestig, gaat hij in op drie aspecten die de energietransitie tot een succes maken. 1.motivatie van gebruikers om zelf in actie te komen; 2.ontwikkeling van marktrijpe gebouw- en gebiedsconcepten voor de energieneutrale gebouwde omgeving; 3.het vraagstuk van opschaling.
DOCUMENT