Demand Driven Care plays a key role in the modernization of the Dutch health care system. This modernization is needed because a) clients needs for care increases quantitatively as well as in diversity, b) the financial means for collective services are inadequate, c) the accessibility of health care will depend on clients own responsibility, and d) shortage of professional care givers is foreseen. In the Netherlands, the need for professional care givers increases with an average of 2% every year. Demand Driven Care is an instrument for liberalization of public activities. The Faculty Chair Demand Driven Care focuses on those activities that will contribute to sufficient care supply. Within the program of the chair, activities are executed under the theme of Integrated Care, Substitution, Patient Centred Care, and Home Care Technology with an emphasis on gerontechnology. The Faculty Chair wants to contribute to a better integration and coherence in care. So that clients live and function independently as long as possible and are able to enhance their self management. In addition, health care professionals should be aware of demand driven processes and should have a demand driven attitude towards clients.
DOCUMENT
De zorgen om het risico van het COVID19-virus voor de volksgezondheid nopen tot hernieuwde aandacht voor zorg. Elke dag komt in het journaal wel een arts of de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of een deskundige van het RIVM aan het woord. In de media kan iedereen de – vaak schrijnende – verhalen van verpleegkundigen, verzorgenden en professionals uit het sociaal werk lezen. Wij (werkzaam in kenniscentra van hogescholen waar verpleegkundigen, paramedici en sociale professionals worden opgeleid) juichen het toe dat er meer aandacht is voor zorg. We willen echter een aantal kanttekeningen plaatsen bij de manier waarop deze aandacht wordt ingevuld. We doen dit vanuit een zorgethisch perspectief, geïnspireerd door het werk van María Puig de la Bellacasa.
DOCUMENT
De verwerking van biomassa is vaak gericht op de omzetting in energie, wat een relatief laagwaardige vorm van benutting is. De biomaterialen, die we uit biomassa kunnen maken, zijn veel meer waard en de besparing op fossiele energie is groter. Gelet op de economisch en circulaire waarde van biomassa wordt een goede verwerking en behandeling van natte biomassa steeds belangrijker. De verwerking van deze stromen stelt echter bijzondere eisen aan de te gebruiken materialen en technieken voor ontwatering. Voor ontwatering van biomassa worden verschillende technieken gebruikt, bijvoorbeeld flocculeren, persen of centrifugeren. Bij alle deze ontwateringsprocessen worden doorgaans hulpstoffen, flocculanten, toegevoegd. Voorbeelden hiervan zijn anorganische elektrolyten, zoals aluminium- of ijzerzouten en/of organische poly-elektrolyten, waarvan de meest gebruikte is polyacrylamide. Het bouwblok van polyacrylamide, acrylamide, is in 2010 op de lijst van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) gezet in het kader van de REACH-regelgeving. De potentiele milieu- en gezondheidsproblemen zijn een beperking voor sommige toepassingen, zoals gebruik van biomassa als grondverbeteraar of diervoeding. Polyacrylamide is moeilijk biologisch afbreekbaar. Bovendien kan het product nog resthoeveelheden bevatten van het monomeer acrylamide dat toxisch en mutageen is. Biobased kationische polymeren, zoals kationische zetmeel, geproduceerd door Glycanex en tannines zoals geleverd door Melspring kunnen een veilig en milieuvriendelijk alternatief bieden. Verder onderzoek naar deze biobased alternatieven is voor Glycanex en Melspring essentieel om duidelijk te krijgen voor welke biomassa stromen deze alternatieven het meest geschikt zijn. De geschiktheid wordt duidelijk door bepaling van de optimale formulering en deze te vergelijken met de dosering en kosten van de gebruikelijke alternatieven. Deze inzichten helpen om de doeltreffendheid van deze oplossingen te kunnen bewijzen en waar nodig, de bioflocculanten verder te ontwikkelen. Een duidelijk en onafhankelijk bewijs van de goede werking helpt de toepassing van deze alternatieven te stimuleren. Het doel van het BIOFLOC project is het in kaart brengen van de mogelijkheden en beperkingen van biobased flocculanten als alternatief voor de huidige synthetische, petrochemie gebaseerd flocculanten, zoals polyacrylamide. Op basis van de reeds door de partners uitgevoerde voorstudies en literatuuronderzoek zal een selectie van biobased flocculanten met verschillende typen biomassa’s getest worden op de ontwateringefficiëntie.
Mensen met lage rugpijn-klachten komen het vaakst bij de fysiotherapeut. Zij moeten thuis oefeningen doen. Een grote groep volgt de beweeg- en oefenadviezen niet op. Met de integratie van een e-Exercise-app kan dit mogelijk veranderen. Daar heeft de doelgroep het meeste baat bij en de zorg wordt zo effectiever.Doel eHealth, geïntegreerd binnen de reguliere face-to-face behandeling (ook wel blended care genoemd), biedt nieuwe mogelijkheden om 'therapietrouw' te bevorderen. Daarnaast krijgt de patiënt ondersteuning bij gedragsverandering en het stimuleert de eigen regie. Zulke eHealth-applicaties voor blended care zijn nog zeer beperkt voorhanden en worden nog weinig gebruikt. In een eerder project is een prototype van de app e-Exercise ontwikkeld en onderzocht op bruikbaarheid. Binnen het huidige project wordt e-Exercise Lage Rugpijn in een gerandomiseerd onderzoek vergeleken met reguliere fysiotherapie. Resultaten Dit onderzoek loopt nog. Na afronding vind je hier een samenvatting van de resultaten. Looptijd 01 januari 2017 - 01 januari 2021 Aanpak Het UMC Utrecht ontwikkelde in 2016-2017 een eerste model e-Exercise Lage Rugpijn in samenwerking met NIVEL, HelloFysio, en de Academische Werkplaats eerstelijns Fysiotherapie. Patiënten, fysiotherapeuten en experts waren hierin nauw betrokken. Het ontwikkelde model van de e-Exercise Lage Rugpijn-interventie is in een pilotstudie met 40 deelnemers onderzocht op toepasbaarheid en bruikbaarheid. In een RAAK-PRO project verbetert het consortium de E-Exercise Lage Rugpijn op basis van ervaringen uit de pilotstudie. De verbeterde versie van e-Exercise Lage Rugpijn wordt in een cluster gerandomiseerde trial onderzocht op (kosten-)effectiviteit in vergelijking met gebruikelijke zorg, volgens de huidige richtlijn. We verwachten dat de blended interventie (kosten-) effectiever is in het verminderen van pijn, lichamelijk functioneren en het stimuleren van therapietrouw en zelfregie. Daarnaast verwachten we dat de kans op nieuwe periodes van rugklachten vermindert.
Lage rugpijn is de meest voorkomende klacht in de fysiotherapiepraktijk en heeft een aanzienlijke sociaaleconomische impact. Onderzoek laat zien dat gestratificeerde fysiotherapeutische zorg op basis van prognostische screening de (kosten)effectiviteit van de behandeling ten goede komt. De grootste uitdaging ligt echter in het bereiken van duurzame gedragsverandering bij de patiënt. Onderzoek laat namelijk zien dat de effectiviteit van de fysiotherapeutische behandeling in grote mate afhankelijk is van de mate waarin patiënten bewust hun gedrag en levensstijl veranderen en geadviseerde oefeningen, beweeggedrag en zelfmanagement vaardigheden (blijven) opvolgen. Het probleem is echter dat therapietrouw vaak relatief laag is. Eerder onderzoek heeft laten zien dat therapietrouwe patiënten een lager risico hebben op nieuwe episodes van rugpijn. E-health, geïntegreerd binnen de reguliere ‘face-to-face’ behandeling (blended care), biedt nieuwe mogelijkheden om therapietrouw te bevorderen en de patiënt te ondersteunen bij gedragsverandering en het stimuleren van zelfregie. Dergelijke e-health applicaties voor blended care zijn nog zeer beperkt voorhanden en worden nog weinig gebruikt. Het UMC Utrecht heeft onlangs een prototype e-Exercise lage rugpijn ontwikkeld in samenwerking met NIVEL, HelloFysio, en de Academische Werkplaats eerstelijns Fysiotherapie, waarbij de eerste fasen van de CEHRES Roadmap voor de ontwikkeling van eHealth applicaties is doorlopen. Patiënten, fysiotherapeuten, en experts waren hierin nauw betrokken. Het ontwikkelde prototype van de e-Exercise lage rugpijn interventie is in een pilot studie (n=40) onderzocht op toepasbaarheid en bruikbaarheid. Het consortium wil e-Exercise lage rugpijn in het beoogde RAAK-PRO project op basis van de pilot studie verbeteren en in een cluster gerandomiseerde trial de (kosten-)effectiviteit op de korte en lange termijn onderzoeken in vergelijking met gebruikelijke zorg (conform huidige richtlijn). Naar verwachting is de blended interventie (kosten-) effectiever in het verbeteren van pijn, fysiek functioneren, en het stimuleren van therapietrouw en zelfregie. Daarnaast zal naar verwachting de kans op nieuwe episodes van rugklachten verminderen.