Dit hoofdstuk beschrijft het PEOP-model en het bijbehorende PEOP OT-procesmodel. Het PEOP-model benadrukt de noodzaak van het competent zijn in het dagelijks handelen om participatie en welzijn mogelijk te maken. In het PEOP-model zijn zowel de persoonlijke als de omgevingsfactoren belangrijk in het ergotherapeutisch proces van assessment en interventie. Beide worden in het PEOP-model gezien als ondersteunend of belemmerend in het mogelijk maken van het dagelijks handelen. Door het gebruik van het PEOP OT-procesmodel wordt duidelijk hoe de capaciteiten van de persoon en de facilitators van de omgeving het dagelijks handelen bevorderen en hoe de beperkingen van de persoon en de barrières van de omgeving het dagelijks handelen belemmeren. Het PEOP OT-procesmodel start met het narratief en maakt daarmee duidelijk dat de betekenis van het dagelijks handelen in de ergotherapeutische interventie met de persoon en diens systeem, organisatie of gemeenschap het uitgangspunt is.
MULTIFILE
Nederland is wereldkampioen zitten. De opkomst van de kenniseconomie, de toegenomen schermtijd, maatschappelijke ontwikkelingen hebben ervoor gezorgd dat onze leefomgeving steeds beweegonvriendelijker wordt en bewegen steeds minder automatisch onderdeel is van ons dagelijks leven. Tegelijkertijd is de bewustwording dat bewegen belangrijk is voor onze fysieke en mentale gezondheid toegenomen. De Covid-19 pandemie heeft deze urgentie verder aangewakkerd. In 2021 voldeed 50,9% van de Nederlanders van twaalf jaar en ouder aan de beweegrichtlijnen. Een percentage dat de afgelopen twintig jaar langzaam aan het stijgen is, maar waarbij een doorbraak uitblijft.
DOCUMENT
Dit hoofdstuk gaat over de ergotherapeut. Het basisdeel beschrijft de zes uitgangspunten van ergotherapie: gebaseerd op dagelijks handelen, persoonsgericht, vindt plaats in de context, gebaseerd op bewijs, gebruikt technologie en is gemeenschapsgericht. Daarna wordt ingegaan op het ‘waarom’, het ‘hoe’ en het ‘wat’ van ergotherapie in de praktijk. De vier verschillende praktijkcontexten van de ergotherapeut worden beschreven, waarbij ook de meest recente cijfers over ergotherapeuten zijn meegenomen. Het basisdeel eindigt met een beschrijving van de stand van zaken van ergotherapie in België en Nederland. Het verdiepend deel gaat in op de volgende onderwerpen: creativiteit, leiderschap in ergotherapie, onderzoekend vermogen en ethisch redeneren. Er wordt ingegaan op het belang van internationalisering, de belangrijke internationale netwerken worden beschreven en het eindigt met het belang van duurzaamheid voor je ergotherapiepraktijk.
DOCUMENT
Aan de rand van het Groningse dorp Ten Boer ligt Woldwijk. Een nieuw buurtje met kleurrijke tiny houses, duurzame lemen buurthuizen en een biodiverse omgeving. Het is een voorbeeld van anders wonen in het buitengebied, maar wel met een onzekere toekomst.
DOCUMENT
In het Integraal Zorgakkoord (IZA) zijn de ambities beschreven hoe de zorg in de toekomst goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. Om aan deze ambities te voldoen, wordt ingezet op passende zorg, beschreven in het Kader Passende Zorg. Met de huidige veranderingen in de maatschappij en de zorg is het van belang dat mensen zo goed mogelijk functioneren en langer thuis kunnen blijven wonen.Ergotherapie is persoonsgericht en draagt bij aan het mogelijk maken van de dagelijkse activiteiten van mensen in de eigen omgeving. Ergotherapie is gericht op participatie, gezondheid en welbevinden van mensen die een beperking ervaren. Het doel van ergotherapie is dat mensen de voor hen belangrijke activiteiten in en met hun omgeving (weer) kunnen uitvoeren en hier tevreden over zijn. Ergotherapie doet dit door functies, vaardigheden en strategieën te evalueren en deze in de dagelijkse activiteiten effectief in te zetten. Dit kan gerealiseerd worden door training, het aanleren van een andere manier van handelen, het inzetten van een hulpmiddel of door de activiteit of de omgeving aan te passen. Ook door advies, coaching of educatie gericht op het optimaliseren van de (eigen) mogelijkheden en die van hun naasten worden betekenisvolle, dagelijkse activiteiten weer mogelijk, en kunnen mensen (langer) thuis functioneren. Ergotherapeuten kunnen ook een rol vervullen bij het ondersteunen en versterken van dagelijkse activiteiten van groepen mensen met als doel bijdragen aan de sociale participatie van groepen mensen in de maatschappij (gemeenschapsgericht werken). Wetenschappelijk onderzoek blijft belangrijk voor de kwaliteitsborging, onderbouwing en innovatie van ergotherapeutische interventies, passend bij veranderingen in de samenleving, het onderwijs en de gezondheidszorg.De Kennisagenda Ergotherapie biedt een overzicht van de belangrijkste thema’s met onderzoeksvragen en kennisvragen die de beroepsgroep de komende jaren centraal stelt. Het vormt de grondslag voor (ergotherapie-) onderzoekers, financiers en voor ergotherapie relevante organisaties. De kennisagenda presenteert onderzoeksvragen en een tabel met prioritering van doelgroepen en onderwerpen. De prioritering is gebaseerd op de combinatie van maatschappelijke relevantie (politieke, maatschappelijke en demografische ontwikkelingen en de input van stakeholders) én wetenschappelijke relevantie (literatuuronderzoek naar de (kosten)effectiviteit van ergotherapeutische interventies). De stakeholders waren vertegenwoordigers van onder andere de beroepsvereniging, verwijzers, andere zorgverleners, patiënten- en mantelzorg- verenigingen, zorgverzekeraars, onderwijs en onderzoek.
DOCUMENT
Ter voorbereiding van zijn advies [Nr 55; 2014] over beïnvloeding van gedrag door de overheid heeft de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) aan Baukje Stinesen en Reint Jan Renes gevraagd een verkennend onderzoek te doen naar overheidsinitiatieven die zich richten op gedragsbeïnvloeding van de burger in de domeinen gezondheid, mobiliteit en financiën.
DOCUMENT
RAAK-project in de aandachtswijk Caberg Malpertuis in Maastricht waarin middels het maken van kunstzinnige creaties door de buurtkinderen en ondersteuning van de buurtbewoners (o.a. ouders en leerkrachten) werd gewerkt aan grotere leefbaarheid en gezamenlijkheid in de buurt.
DOCUMENT
Cort & Krachtig is een ontwikkelingskader voor onderbouwde mobiliteitsmaatregelen gericht op gedragsverandering. Het is ontwikkeld door het lectoraat Crossmediale Commuicatie in het Publieke Domein (Publab) in samenwerking met de Programmadirectie Beter Benutten (Ministerie van Infrastructuur & Milieu). De hulpmiddelen en methodieken in Cort & Krachtig helpen de betrokken partijen binnen het Programma Beter Benutten op een gestructureerde wijze tijdens de probleemanalyse relevante informatie te verzamelen voor de onderbouwing, verantwoording van en draagvlak voor de gekozen maatregelen.
MULTIFILE
Deze leidraad is voortgekomen uit ons afstudeerproject voor de opleiding Logopedie te Hogeschool Utrecht. Aan de hand van de leidraad willen wij logopedisten in Nederland op weg helpen met het toepassen van dynamisch testen in de praktijk. Zoals de titel weergeeft is de leidraad gericht op dynamisch testen bij kinderen met spraak- en/of taalproblemen. U vindt informatie over de term dynamisch testen, de verschillende methodes en natuurlijk hoe dynamisch testen toegepast kan worden. Om u een duidelijk beeld te geven zijn er voorbeeldcasussen uitgewerkt met betrekking tot spraak- en/of taalproblemen. In deze casussen zijn bestaande taaltesten gebruikt. Hiermee hopen wij de drempel om dynamisch testen toe te passen te verlagen.
DOCUMENT
In het kunsten- en erfgoeddecreet werd een aparte categorie ‘Instellingen van de Vlaamse Gemeenschap’ opgenomen. Zij zouden een symboolfunctie en een sensibiliserende rol voor de artistieke gemeenschap en de gehele Vlaamse bevolking moeten vervullen. Bovendien moeten ze internationale topkwaliteit aanbieden. Door een gebrekkige collectieve opdrachtomschrijving weten deze Gemeenschapsinstellingen echter niet welke service van hen wordt verwacht en dit zowel naar de artistieke gemeenschap als de bredere samenleving toe. De vage taakomschrijving stelt de instellingen met dit uitzonderlijke statuut bovendien voor een distinctieprobleem. Waarin onderscheiden ze zich van andere kunstorganisaties in Vlaanderen die op een reguliere basis tijdelijk worden gesubsidieerd? Ten slotte signaleren de Gemeenschapsinstellingen een internationaal verifieerbare discrepantie tussen een symbolische en een economische, subsidiale erkenning. Door dit alles blijft hun positie vaag tot zelfs ambivalent. Met deze vaststellingen in het achterhoofd werd een essayopdracht geformuleerd. De centrale vragen die daarin gesteld werden luiden: wat is de opdracht, taak en positie van nationale kunstinstellingen? Hoe kunnen ze ideaaltypisch functioneren en hoe doen ze dat in het buitenland? Via een interpretatieve cultuursociologische weg, geschraagd met de inzichten van de kritische theorie werd een antwoord op het voorgelegde vraagstuk gezocht. Het opstel betreft dus geen benchmarking of kunstkritisch betoog. Wel werd via diepte-interviews met beleidsverantwoordelijken en vooral stafmedewerkers van voorbeeldorganisaties in Duitsland, Engeland, Finland, Nederland en Portugal naar mogelijke pistes gekeken.
DOCUMENT