Een datavisualisatie zonder data – kan dat? Wel als je in grote lijnen een trend wilt laten zien: een abstracte maar waarheidsgetrouwe weergave van de werkelijkheid. Die uiteindelijk wel op cijfers berust – maar die cijfers hoeven niet zichtbaar te zijn in de grafiek. Zoiets wilde emancipatie-organisatie WOMEN Inc. met een grafiek van de groeiende ideologische kloof tussen mannen en vrouwen. Maar het resultaat is misleidend.
LINK
Increasingly aware of the importance of active lifestyles, many people intend to exercise more. One of the main challenges is to translate exercise intentions into actual exercise behaviour, the so-called intention-behaviour gap. To investigate barriers and enablers that affect this gap, we conducted a 7-day diary study with 16 women. Participants indicated what their exercise intentions and behaviour were per day, and whether and why they changed retrospectively during the day. Through the diary study, we gain insights into (i) the intention-behaviour interplay, and (ii) the experienced barriers and enablers that influence this interplay throughout the day. Based on the findings, we contribute new implications for design in supporting people translating their intentions into exercise behaviour. We propose three design concepts to illustrate underlying design opportunities. The focus is on positively influencing the interplay of enablers and barriers of exercising and how these can be addressed through design
DOCUMENT
DOEL: Deze studie onderzoekt de mogelijke invloed van gender op de historische dynamiek rond verpleegkundig leiderschap. METHODE: Gebruikmakend van een historische onderzoeksbenadering voert deze studie een bronnenanalyse uit met gender als analytische lens, gericht op de ontwikkeling van het verpleegkundig directeurschap in het Sint Radboudziekenhuis vanaf de oprichting van de medische kliniek (1956) tot de uitsluiting van de verpleegkundig directrice uit de directie (1971). RESULTATEN: Er worden zes gendergaps geïdentificeerd, namelijk verschillen in vermeende capaciteiten en kwaliteiten, werk-privébalans, opleiding, salarisstructuur, ondersteuning en gebruik van retoriek. Dit wijst op betrokkenheid van stereotype denkbeelden bij het vormen van de genderasymmetrie binnen het verpleegkundig beroep en de perceptie ervan op de werkplek en daarbuiten. DISCUSSIE: Een geleidelijke uitsluiting van verpleegkundigen op basis van geslacht op strategisch niveau in directies wordt benadrukt. Deze asymmetrie en vooroordelen creëerden een onevenwichtig speelveld, wat de onderhandelingen over de status van het verpleegkundig beroep bemoeilijkte en belemmeringen opwierp voor verpleegkundig leiderschap. CONCLUSIE: Het zichtbaar en bespreekbaar maken van deze vooroordelen kan het bewustzijn vergroten over de wijze waarop historisch gegroeide ideeën en overtuigingen hedendaags verpleegkundig leiderschap beïnvloeden.
LINK
De loopbaan van mannen wordt beperkt als ze kiezen voor een werkweek van 4 keer 9 uur, maar vrouwen profiteren juist van zo’n indeling. Dat is een conclusie van het arbeidsmarktonderzoek van economisch geograaf Inge Noback. Uit het onderzoek blijkt verder dat het aantal gewerkte uren per week voor beide seksen nog altijd daalt. Noback: ‘Als de overheid zich zorgen maakt over vergrijzing moet ze niet alleen de pensioenleeftijd verhogen, maar ook meer uren werken op de agenda zetten.’ Noback promoveert op 27 oktober 2011 aan de Rijksuniversiteit Groningen. Voor haar onderzoek naar de verschillen in loopbaanontwikkeling tussen mannen en vrouwen dook Noback in de administratie van een groot Nederlands bedrijf. Door met een loep te kijken hoe de carrière van mannen en vrouwen zich ontwikkelde, gerelateerd aan het aantal uren dat zij werkten, vond zij uit dat de seksen naar verschillende maatstaven worden beoordeeld: ‘Omdat het om één bedrijf gaat kun je niet generaliseren, maar je ziet wel hoe processen werken. Het blijkt dat vier dagen van negen uur voor mannen niet werkt. Zij worden geacht altijd beschikbaar te zijn. Als ze er één dag van de week niet zijn, worden ze daarop afgerekend. Voor vrouwen ligt dat anders, omdat men er toch al van uitgaat dat ze parttime werken. Zij kwamen dus sneller vooruit.’ Regionale verschillen Het onderzoek naar de verschillen in carrière is maar één onderdeel in het arbeidsmarktonderzoek. Noback keek bijvoorbeeld ook naar de regionale verschillen in arbeidsparticipatie. Vrouwen in een stedelijke omgeving blijken vaker en langer te werken dan hun seksegenoten op het platteland. Mannen werken in steden juist minder. Een andere opvallende conclusie is dat vrouwen van werk weerhouden worden niet alleen door zorg voor kinderen, maar ook die voor ouderen in de omgeving. Kinderen In Nederland hebben weliswaar relatief veel vrouwen een baan, maar gemiddeld werken ze veel minder uren dan vrouwen in de meeste andere Europese landen. Ook mannen werken steeds minder uren, zeker na de geboorte van het eerste kind, stelde Noback vast. Dat kan niet lang zo doorgaan, verwacht ze: ‘De overheid moet zorgen voor langere werkweken, want met alleen het verhogen van de pensioenleeftijd redden we het niet. Er is dus meer kinderopvang nodig. Nu zijn kinderen nog allesbepalend voor de loopbaan van vrouwen en eigenlijk is dat helemaal niet vanzelfsprekend. Natuurlijk heb je vrouwen met jonge kinderen die daarvoor een periode willen thuisblijven. Dat moeten ze vooral doen, maar dat hoeft niet de hele loopbaan te bepalen.’ Vingerafdruk Er zijn veel geaggregeerde gegevens beschikbaar over de arbeidsmarkt en ook over arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen. Het CBS, de UWV en andere instanties publiceren ze met grote regelmaat. Dat veel vrouwen in Nederland een parttimebaan hebben, maar per saldo minder uren werken dan seksegenoten in veel andere landen is bekend, evenals de trend dat zowel mannen als vrouwen steeds minder werken. Maar Noback kreeg voor haar onderzoek unieke gegevens tot haar beschikking: ‘Ik mocht rondsnuffelen in de microdata van het CBS. Dat betekent geanonimiseerde informatie over tien miljoen individuele banen, en heel specifieke informatie over de dynamiek in bijvoorbeeld het aantal gewerkte uren. In tegenstelling tot de survey data is dat echt nieuw. Je mag ze alleen bekijken, je krijgt toegang vanaf je laptop met een vingerafdruk, dankzij een programma dat ze bij je thuis komen installeren. Echt heel bijzonder.’ Arbeidspotentieel Uit dit Sociaal Statistisch Banen Bestand maakte Noback een selectie van werknemers die tussen 2003 en 2005 dezelfde baan hebben gehouden, maar van wie wel het aantal werkuren kon zijn veranderd. Het blijkt dat de werkuren van vrouwen vaker veranderen dan die van mannen, helemaal als ze eerst een baan hadden van minder dan drie dagen per week. Noback: ‘Dat toont aan dat er nog behoorlijk wat arbeidspotentieel over is.’
LINK
Voor ict-opleidingen aan hogescholen en universiteiten valt er bij de meisjes nog veel te winnen. Er kiezen namelijk veel minder meisjes dan jongens voor een ict-vervolgopleiding. De voorlichting ook op meisjes afstemmen is noodzakelijk, maar niet voldoende. Het gaat niet alleen om de 'verpakking'. En het is ook niet zo dat meisjes vaker voor ict kiezen als ze beter geïnformeerd zijn. Juist ook de inhoud, de onderwijskundige vormgeving en de cultuur van ict-opleidingen moeten aantrekkelijk zijn, willen meisjes ervoor kiezen, willen ze de opleiding met succes doorlopen en uiteindelijk hun entree maken op de ict- arbeidsmarkt. Kortom, de instroom van meer meisjes is belangrijk, maar ook de doorstroom en een succesvolle uitstroom naar de arbeidsmarkt. Tips om te zorgen voor meer instroom van meisjes staan in het startdocument van Ict-STER. Dit kennisdocument richt zich op het verbeteren van de doorstroom en het verminderen van tussentijdse uitval van meisjes. Om effectieve strategieën te bedenken is het nodig om de onderliggende problemen te begrijpen. Hoofdstuk 1 beschrijft inzichten uit (recent) onderzoek op het gebied van gender en ict. In hoofdstuk 2 staan strategieën om te zorgen voor meer diversiteit in opleidingen. Per aspect staat beschreven wat instellingen kunnen doen om hun ict-opleiding aantrekkelijker te maken voor een brede doelgroep. Na de beknopte conclusies in hoofdstuk 3 volgt hoofdstuk 4 met een set 'do's' en 'don'ts' in de vorm van aanbevelingen. Voor wie zich verder wil verdiepen in het onderwerp gender en ict, is aan het einde een uitgebreide literatuurlijst opgenomen.
DOCUMENT
Questions we care about (objectives) This study contributes to the body of knowledge of entrepreneurial educators’ strategies to work towards gender inclusion in entrepreneurial education (EE). By illustrating how gender stereotypes and gender bias are constructed and reconstructed in EE. An important insight is taken from the study by (Jones, 2014), this author shows that entrepreneurs are presented in EE as a homogeneous group with similar character traits and an equal 'entrepreneurial mindset' (p. 244). This description portraits a right way to be an entrepreneur which is traditionally been associated with a white western man, masculine behaviour and masculine abilities (Jones, 2014). As a consequence, a paradox in EE appears; training and education reduces the gender gap on the one hand (Cheraghi and Schøtt, 2015), but at the same time it is also the place where the gender gap is maintained because these gender stereotypes are intertwined in this training and education (Korhonen, Komulainen and Räty, 2012). The aim of this paper is to use Social Role Theory in order to better understand the dynamics of gender in EE. This leads to the following research questions: what are the main mechanisms that contribute to gender-inclusive entrepreneurship education (EE) and how are the different mechanisms that contribute to gender inclusive entrepreneurship education (EE) integrated into the current curriculum?Approach In-depth interviews with 12 lecturers that teach/coach in the field of EE from across various faculties in a large University for Applied Sciences combined with newsletters created by one of largest EE programs at this institution (267 pages in 2020) is carried out. A semi-structured questionnaire was used to guide the in-depth interviews. Subsequently, discourse analysis gives insight into gendering in EE at the investigated institution. Results The main findings suggests that when questioned about the topic all respondents stressed the importance of gender equally, only a few seem to be aware of the need to address the issue in their classroom(s) while none of the programs currently adopt a gender perspective while coaching their potential entrepreneurs or when addressing how the entrepreneurial ecosystem functions. Implications These findings and perspectives point to the importance of recognizing that a “one size fits all” approach to curricula may not be appropriate, and that gender-sensitive programming, especially related to dealing with these gender stereotypes and gender bias, are needed. This means that in educational development there are opportunities to create better education and create equal opportunities for male and female students. Value/originalityWomen still form the minority amongst the population of (potential) entrepreneurs and find it more difficult to grow their venture due to a range of (institutional) barriers. This study shows that, thus far, EE insufficiently addresses this topic and points to opportunities for interventions for increasing the gender inclusiveness of the entrepreneurial ecosystem, especially for female ones, instilling in them the awareness and knowledge that as a female entrepreneur starting a business isn’t without gendered challenges. This research therefore adds to the body of knowledge on the construction and reconstruction of gender stereotypes and gender bias in the field of EE.
MULTIFILE
The present study focuses on the level of stress male and female teachers perceive when dealing with the most behaviorally challenging student in his or her classroom. To measure stress in Dutch elementary classrooms, a sample was drawn of 582 teachers. First, they rated the most challenging student in their classroom on six different behavioral components: Against the grain, Full of activity/Easily distractible, Needs a lot of attention/Week student, Easily upset, Failuresyndrome/Excessively perfectionist, and Aggressive/Hostile. Teachers then scored perceived stress as a result of this challenging behavior. Two questions concerning gender relations in class rooms will be addressed. Do female and male teachers select the same type of behaviorally challenging students as the most challenging? And: do they perceive the same level of stress? Our data shows that female teachers do indeed report significantly more incidence of challenging behavior, but no evidence is found for differences between stress levels of male and female teachers.
DOCUMENT
In Europe there is a deep gender imbalance in ICT professions. Only about 15% of the ICT jobs are occupied by female employees. Although the situation varies in different sectors and European countries, a gender imbalance and a professional skills shortage are common features of the ICT labour market in Europe. At a cost to both their own opportunities and society's ability to produce people with much-needed ICT skills, women continue to be underrepresented in ICT education. They represent less than 10% of the student population in ICT university programs. Although some of the barriers that women face have their foundations in cultural expectations established well before the college level, departments can take effective steps to increase recruitment and retention of women students. Several strategies have been and are being adopted in Europe and in The Netherlands to increase the number of female ICT students.
DOCUMENT
Research shows that victimization rates in forensic mental health care are high for both female and male patients. However, gender differences have been found in types and patterns of victimization (more sexual abuse and more complex trauma for women), cognitive appraisal, and response to traumatic events. Gender-responsive treatments focusing on trauma have been designed to adhere to these gender differences; however, despite promising research results, these interventions are yet to be introduced in many settings. This study examined how trauma is addressed in current clinical practice in Dutch forensic mental health care, whether professionals are knowledgeable of gender differences in trauma, and how gender-responsive factors such as self-esteem, self-efficacy, social relations, and coping skills are considered in treatment for female patients. We used a mixed-method design consisting of an online survey and 33 semi-structured interviews with professionals and patients. The results suggested that Dutch forensic mental health care could address trauma more structurally, and professionals could be more aware of gender differences and gender-responsive factors. Early start of trauma treatment was deemed important but was not current practice according to patients. Based on this study, guidelines were developed for gender-responsive, trauma-informed work in forensic mental health care.
DOCUMENT
Our study looks at gender differences among professors at Amsterdam University of Applied Sciences (AUAS). Despite progress in female representation in higher education, women still make up only 43% of professors as of 2024. While this is a 12% increase from last year, gender gaps persist. Specifically, the Faculty of Business and Education has only 29% women in professor positions. In contrast, the Faculty of Digital Media and Creative Industries and the Faculty of Health have more balanced gender distributions, with 50% and 55% women as full professors, respectively. We suggest AUAS should keep working to balance gender in full professor roles by strengthening executive commitment, setting clear goals, and monitoring progress closely. Our analysis has certain limitations. We lack specific details regarding the professors' appointment hours and their salary scale information. Furthermore, the recent inclusion of associate professors has not been accounted for in our analysis.
DOCUMENT