Purpose Worldwide, there are 30 million people with dementia (PWD) in 2009 and 100 million in 2050, respectively.These numbers show the need for a change in care for PWD. Leisure is one of these care aspects. Leisure activities can support PWD in several ways: meeting basic needs, providing comfort and social interaction, and reducing boredom, agitation, and isolation. An exemplary activity targeted at meeting these needs is ‘De Klessebessers (KB)’ (The Chitchatters), which aims to stimulate social interaction among PWD and provide comfort with supporting technology. This is innovative since technology for PWD generally concentrates on safety and monitoring activities. The activity comprises a radio, television, telephone, and treasure box. Method This study’s focus follows from the original aim of the KB-designers; to stimulate social interaction. In a nursing home and day care centre, the KB game was played with different groups of PWD (n=21: 12 females, 9 males, mean MMSE=17, range 3-28). In the morning KB (with technology), and in the afternoon an activity called ‘Questiongame’ (without technology) were played for 45 minutes. These activities were played twice in a two-month period, and outcomes were compared in terms of impact on social interaction. Group sizes ranged from 3 to 8 PWD assisted by 1 or 2 activity therapists. Two researchers observed the players during the activity with the Oshkosh Social Behavior Coding (OSBC) scale, which encompasses both verbal and nonverbal social and nonsocial behaviour. These behaviours can have a person-initiated and otherinitiated character (quantitative study). A total of 6 activity therapists were interviewed on the KB afterwards (qualitative study). Results & Discussion The quantitative results showed significantly higher scores for KB for the total of social interaction compared to Questiongame. Most of the behaviour is other-initiated (activity therapist). PWD with a lower MMSE score showed more non-verbal behaviour. For PWD with a MMSE score below 7, there was no difference in social interaction between the two activities. According to the qualitative research, KB triggered more social interaction, since the movies and music were stimulating the players to initiate a conversation, to which other players responded. The results of this research correspond with earlier research, which concludes that leisure activities with technology can show positive results on well-being.
LINK
Het is zo belangrijk: je thuis voelen in je eigen huis. Maar thuisgevoel is ook een lastig te omschrijven begrip, zeker voor mensen met dementie. Om zicht te krijgen op wat het thuisgevoel van mensen met dementie inhoudt, hebben onderzoekers van Fontys Hogescholen een kleinschalig onderzoekproject uitgevoerd waarbij gebruikgemaakt werd van een creatieve werkvorm: het zogeheten ‘moodboard’. Ondanks het toenemend aantal kwetsbare ouderen dat in de toekomst zelfstandig thuis zal blijven wonen, zullen verpleeghuizen naar verwachting belangrijke woonzorgvormen blijven. Dan zal er echter wel wat moeten veranderen, want momenteel is verblijf in een verpleeghuis voor veel mensen nu niet bepaald een ideaal van de oude dag. Nederlandse verpleeghuizen hebben een negatief imago en worden te vaak gezien als kille, steriele gebouwen waar weinig tijd is voor persoonlijke aandacht. Daarom is het belangrijk dat bij de (ver)bouw van verpleeghuizen rekening wordt gehouden met wat mensen het gevoel geeft ergens thuis te zijn. Om hier meer zicht op te krijgen is binnen het nieuwe meerjarige project van Fontys Hogescholen – ‘Verpleeghuis van de Toekomst’ (VETO) geheten – onderzoek gedaan naar wat dit thuisgevoel voor bewoners met dementie inhoudt.
LINK
Sinds 2015 is Den Haag als eerste Nederlandse gemeente lid van het Global Network for Age-friendly Cities and Communities van de Wereldgezondheidsorganisatie. Onderdeel van dit lidmaatschap is het periodiek evalueren van de seniorvriendelijkheid van de stad. Echter, nergens ter wereld bleek een instrument te bestaan dat dit op een valide wijze kan doen. Vanuit de gemeente Den Haag volgde de opdracht om zo’n instrument te maken.
MULTIFILE
Aanleiding Eerstelijnsprofessionals zoals wijkverpleegkundigen, praktijkondersteuners, maatschappelijk werkers en welzijnswerkers hebben te maken met grote veranderingen in hun beroepspraktijk. De zorg concentreert zich meer in de wijk en professionals werken in multidisciplinaire teams met professionals van verschillende organisaties. Daarnaast moeten zij samenwerken met mantelzorgers en vrijwilligers. En omdat het overheidsbeleid erop gericht is mensen langer thuis te laten wonen, wordt de zorgvraag steeds complexer. Goed samenwerken is essentieel. Er bestaan methodieken, maar de zorgverleners hebben het gevoel dat ze niet kunnen voldoen aan de veranderende eisen. Er is behoefte aan aanvullende kennis en ondersteuning bij het regisseren en monitoren van de kwaliteit van de samenwerking. Doelstelling Dit RAAK-project gaat op zoek naar oplossingen. De onderzoekers gaan vaststellen welke factoren de samenwerking tussen professionals onderling en van professionals met het informele netwerk in de wijk bevorderen dan wel belemmeren. Daarna worden instrumenten ontwikkeld waarmee professionals zelf hun samenwerking duurzaam kunnen monitoren en verbeteren, zonder tussenkomst van managers, adviseurs of anderen. Hiermee versterken zij hun professionaliteit en autonomie. Vijf zorgteams gaan de samenwerkingsinstrumenten (zogeheten thermometers) in de praktijk gebruiken. De teams evalueren de methoden en leveren input voor verbetering. Beoogde resultaten Het project levert de volgende concrete resultaten op: " indicatorenset voor de kwaliteit van samenwerking in de eerstelijnsberoepspraktijk, waarvan een deel voor professionals onderling en een deel voor professionals met informele netwerkleden; " twee samenwerkingsthermometers waarmee professionals zelf hun samenwerking kunnen monitoren en verbeteren, zonder tussenkomst van managers en adviseurs; " beslismatrix met samenwerkingsacties die aansluiten bij de thermometers; " beschrijving van vereisten (inhoudelijk en technisch) voor een bijpassende digitale applicatie; " beschrijving van factoren die de kwaliteit van samenwerking bevorderen; " implementatieplannen voor praktijk en onderwijs (inclusief opzet voor minor en leerwerkplaats); " publicaties in vakbladen en wetenschappelijke tijdschriften.
Eerste lijnsprofessionals in de wijk werken steeds meer samen. Met collega’s van andere disciplines en andere organisaties, maar ook met mantelzorgers en vrijwilligers. Maar hoe doe je dat eigenlijk, samenwerken? En hoe weet je of je samenwerkingspartners de samenwerking ook goed vinden? Deze vragen van eerste lijnsprofessionals zoals wijkverpleegkundigen, praktijkondersteuners, maatschappelijk werkers en welzijnswerkers vormden de aanleiding om te starten met het project Professioneel samenwerken in de wijk. In dit project ontwikkelden twee lectoraten van Hogeschool Windesheim samen met professionals, mantelzorgers en vrijwilligers twee samenwerkings-thermometers met een bijpassende toolbox. Met de thermometers kunnen de professionals zelfstandig de kwaliteit van hun samenwerking beoordelen en met de tools kunnen zij de samenwerking vervolgens verbeteren. In de eerste fase van het project is onderzocht welke factoren interprofessionele samenwerking tot een succes maken. Deze factoren vormen de basis voor de thermometers, waarvan de ene kan worden ingezet om de kwaliteit van de samenwerking met verschillende professionals inzichtelijk te maken en de tweede inzicht geeft in de kwaliteit van de samenwerking met het informele netwerk rond cliënten. Vijf teams hebben vervolgens met de samenwerkingsthermometers gewerkt aan het versterken van hun samenwerking. Hierbij werden ze ondersteund door studenten Verpleegkunde, Toegepaste Gerontologie en Social Work en docentonderzoekers. Daarbij is onderzocht of de samenwerkingsthermometers van toegevoegde waarde zijn geweest en hoe de thermometers verbeterd konden worden. De 2 samenwerkingsthermometers zijn online beschikbaar op www.samenwerkenzorgenwelzijn.nl. Uit reacties van gebruikers blijkt dat de toepassing van de thermometers en de toolbox verbeterd en geïntensiveerd kan worden als: 1) de gebruiksvriendelijkheid verbeterd wordt. [bijvoorbeeld het overzicht op de homepage] 2) de vragenlijst korter en bondiger zouden zijn. 3) ook de teamresultaten kunnen worden geanalyseerd en geduid. Met de Top-up subsidie beogen we te komen tot finale versies van de samenwerkingsthermometers waarmee professionals gemakkelijk kunnen werken en wetenschappers onderzoek kunnen doen naar de meerwaarde van de thermometers en van interventies gericht op samenwerking. De projectactiviteiten zijn: 1) Doorontwikkeling samenwerkingsthermometers 2) Statistische analyses gericht op inkorting van de thermometers (oa Cronbach’s alpha van de schalen) Deze stappen resulteren in: 1) gebruiksvriendelijke samenwerkingsthermometers 2) ingekorte, doelgerichte samenwerkingsthermometers