In dit artikel rapporteren de auteurs enkele inzichten uit een verkennende studie die is uitgevoerd in opdracht van het Nederlandse ministerie van OCW (Snoek, Van der Rijst, & Van Driel, 2014) met als doel de discussie te voeden over de wenselijkheid van selectie van studenten voor de lerarenopleidingen in Nederland. Uit de verkenning blijkt dat de opvattingen ten aanzien van de (on)wenselijkheid om te selecteren op basis van geschiktheid voor het beroep, in belangrijke mate worden gekleurd door de opvatting of men hoger onderwijs als een recht of als een voorrecht ziet. Voorstanders van selectie geven vooral aan dat dit kwaliteitsverhogend zou zijn omdat zwakkere studenten al voor de opleiding herkend worden en niet starten met de opleiding. Tegenstanders vinden het vooral onwenselijk dat het risicobestaat dat studenten afgewezen zouden kunnen worden die mogelijk wel goede leraren kunnen worden. Uit de resultaten komt het beeld naar voren dat slechts een relatief kleine groep studenten ongeschikt lijkt te zijn voor het beroep. Momenteel kan deze groep, ondanks negatieve adviezen bij de intake of studiekeuzecheck, toch instromen in een lerarenopleiding. Respondenten gaven aan dat studenten die ongeschikt zijn voor het beroep vaak niet verder komen dan de beginfase van de lerarenopleiding en dus uiteindelijk toch niet in het beroep terecht komen. Selectie aan de poort heeft dan geen effect op de verbetering van de kwaliteit van het leraarschap, maar voorkomt alleen dat ongeschikte studenten een jaar studietijd verliezen en het rendement van de opleiding negatief beïnvloeden. Hoewel er geen onderwijswetenschappelijke evidentie is dat deze effecten daadwerkelijk in Vlaanderen of Nederland op zullen treden, kunnen deze verwachte effecten wel een reden zijn om over te gaan tot selectie aan de poort. Dat betekent overigens wel een fundamentele wijziging in de huidige filosofie ten aanzien van toelating tot het hoger onderwijs. Voor de lerarenopleidingen zou dat betekenen dat er overgestapt wordt van een recht naar een voorrecht om een lerarenopleiding te mogen volgen.
DOCUMENT
Verkenning naar de wenselijkheid en mogelijkheid van selectie op geschiktheid voor het beroep van leraar en van verzwaring van vakinhoudelijke eisen voor de tweedegraads lerarenopleidingen. Het rapport 'wenselijkheid en mogelijkheid van selectie op geschiktheid voor het beroep van leraar', is door het ministerie van OCW gebruikt als input voor de voortgangsrapportage voor de Lerarenagenda 2013-2020. Dit rapport is het resultaat van een verkennend onderzoek dat is uitgevoerd door het kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding van de HvA in samenwerking met het ICLON, en dat onder leiding stond van Marco Snoek en Jan van Driel. Op basis van de focusgesprekken constateren de onderzoekers dat veel opleidingen meer mogelijkheden wensen ten aanzien van selectie voor de poort. Niet in alle gevallen ligt daarbij echter de focus op selectie t.a.v. geschiktheid. Bovendien hebben met name de HBO-opleidingen nu reeds diverse maatregelen genomen binnen de huidige regelgeving (zoals de studiekeuzecheck en propedeuse-eisen). Het lijkt verstandig om de effecten van deze en andere maatregelen nader te evalueren alvorens tot een brede instroomselectie over te gaan. Terughoudendheid ten aanzien van grootschalige maatregelen lijkt op zijn plaats. Pilots op kleine schaal kunnen meer zicht geven op mogelijke instrumenten die ingezet kunnen worden en hun effecten op de instroom. De lerarenopleidingen lijken bereid om met dergelijke pilots te experimenteren. In opdracht van NRO is nu een vervolgonderzoek gestart in de vorm van een literatuur review rond de mogelijkheden en voorspelbaarheid van selectie van leraren ten aanzien van hun geschiktheid voor het beroep.
DOCUMENT
In het herstellen en behouden van zinvolle bezigheden voor mensen met een lichte of matige vorm van van de ziekte van Alzheimer is doelstelling van groot praktisch belang. De studies gericht op dit doel hebben vertrouwd op de verschillende strategieën van zelfmanagement van instruction cues. Zeven studies werden gevonden die plaats hadden in de periode 2008-2012 (dat wil zeggen, de periode waarin onderzoek op dit gebied daadwerkelijk vorm heeft gekregen). Die strategieën bestaan uit het gebruik van (1) verbale signalen aangeboden via audiorecorders, (2) visuele signalen aangeboden via computersystemen, en (3) een combinatie van verbale en visuele signalen gepresenteerd via computersystemen. Dit artikel geeft een overzicht van de hiervoor genoemde strategieën en bespreekt de resultaten daarvan, hun algemene doeltreffendheid, op prestaties en stemmingen, en hun geschiktheid en bruikbaarheid. Thema's voor toekomstig onderzoek werden eveneens onderzocht. ABSTRACT Helping people with mild or moderate Alzheimer's disease restore and maintain constructive occupations is an objective of great practical importance. Studies targeting this goal have relied on different strategies for self-management of instruction cues. Seven studies were identified in the period 2008- 2012 (i.e. the period in which research in this area has actually taken shape). These strategies consist of the use of (1) verbal cues presented via audio recording devices, (2) pictorial cues presented via computer-aided systems and (3) combinations of verbal and pictorial cues presented via computer-aided systems. This paper reviews these strategies and discusses their outcomes, their overall effectiveness on performance and mood, and their suitability and practicality. Issues for future research are also examined.
DOCUMENT
In een eerder uitgevoerd onderzoek naar werken op afstand bij de reclassering (Henskens et al., 2021) bleek dat reclasseringswerkers behoefte hadden aan handvatten bij het structureren van hun online gesprekken met cliënten. Ook wilden zij basisvaardigheden leren om deze online gesprekken meer verdieping te geven. In het huidige project zijn vier leerinterventies verkend omwerken op afstand bij reclasseringswerkers te versterken: een handreiking, training, ‘goede praktijken’ en instructiefilmpjes. Uiteindelijk is alleen de handreiking ontwikkeld. In dit project is een internationale literatuurverkenning gedaan naar de geschiktheid van een handreiking voor reclasseringswerkers: hoe ziet deze eruit qua vorm en inhoud? Hierna is de handreiking in nauwe afstemming met de praktijk ontwikkeld. In een pilot hebben zes reclasseringswerkers de conceptversie van de handreiking uitgetest op respectievelijk leesbaarheid, bruikbaarheid, doelmatigheid en geschiktheid. Uit deze pilot bleek dat werkers de handreiking aantrekkelijk vonden in gebruik en als ondersteunend ervaarden bij het voeren van online gesprekken. Zij vonden de tekst goed leesbaar en overzichtelijk. Ook vonden zij dat er voldoende technische tips in stonden. Ze adviseerden de handreiking goed vindbaar te maken op intranet. Uit de probleemanalyse bleek dat een training geen geschikte leerinterventie zou zijn omdat de reclasseringswerkers geen leervragen hadden. De andere leerinterventies zijn door een combinatie van terugtrekking van de reclassering uit KFZ en een verminderde behoefte aan online interventies niet meer uitgevoerd. Uiteindelijk heeft dit project een product opgeleverd dat positief is geëvalueerd in de pilot. Op het Reclasseringscongres van 11 november jl. reageerde een groep reclasseringswerkers die deelnam aan de workshop ‘Werken op afstand’ positief op de handreiking: zij vonden het prettig om concrete handvatten aangereikt te krijgen om online te kunnen werken.
DOCUMENT
Het inzaaien van brede, geleidelijk aflopende oevers van heringerichte sloten en beken met een mix van overstromingsbestendige grassen, vlinderbloemigen en andere kruiden draagt bij aan een klimaatrobuust watersysteem. Tegelijkertijd is het ook mogelijk om de kostbare grond agrarisch te blijven benutten. HAS green academy onderzocht een aantal plantensoorten op hun geschiktheid en hun reactie op overstroming en droogte.
DOCUMENT
In dit document worden de mogelijkheden voor het hernieuwd in gebruik nemen van de spoorlijn tussen Assen en Stadskanaal onderzocht. Hierbij wordt voortgebouwd op het project Flying Carpet waarbij een mogelijke verbinding door middel van autonome voertuigen voor vliegveld Eelde is onderzocht. De volgende aspecten zijn onderzocht: -De route van de voormalige spoorlijn, het aantal kruisingen en de geschiktheid voor autonome voertuigen -De route, frequentie en exploitatiekosten van de huidige openbaar vervoer (OV) verbindingen waarvoor autonome voertuigen een alternatief kunnen bieden -Een grove schatting van de infrastructuurkosten
DOCUMENT
The target article describes an interesting study, which provides some challenging findings regarding athletes' pathway to excellence. The suggested links between critical life events, need for success, personal characteristics, and eventual performance level make sense from a psychodynamic perspective. This commentary will discuss some critical points related to the application of the findings in talent identification and -development programs. These are (1) the possible effect of the selection of participants on the results (including the impact of dependence on others for team sport athletes and the opportunity for multiple medal attainment), (2) a lack of detail in the description of how the athletes approached the critical life events (the perception of an event may contribute more to development than the event itself), and (3) a lack of detail in the description of the practice process throughout development. Some interesting differences were found in the motivation for and approach to practice, but little detail was given about what the athletes exactly were doing at the time. The concept of self-regulated learning may be useful in explaining how super-elite athletes action their goals through quality practice.
DOCUMENT
Onderzoek uitgevoerd door Wageningen Environmental Research in opdracht van en gefinancierd door Van Hall Larenstein, met als doel om voor zes polders in Friesland te bepalen hoe de uit- en afspoeling van nutriënten uit landbouwpercelen is verdeeld over diepe en ondiepe uitspoelpaden. De ondiepe paden geven een benadering van de hoeveelheid nutriënten die de perceelsranden doorstromen, via oppervlakkige afstroom en via interflow door de ondiepe bodem/wortelzone. De diepe paden verlopen grotendeels via het grondwater en omzeilen daarbij de perceelsranden op hun route naar het oppervlaktewater. Deze studie borduurt voort op een eerdere studie naar de bronnen en herkomst van nutriënten in deze zes polders (Van Boekel et al. 2016), met het verschil dat we de uit- en afspoeling nu onderverdelen naar diepe en ondiepe paden, en kijken hoe deze paden variëren in de ruimte (per perceel) en in de tijd (per weerjaar en per zomer en winter). Ook is bepaald welke percelen binnen de polders zich lenen voor een ander perceelrandenbeheer, en is hun totale perceelsrandlengte berekend.
DOCUMENT
De akkerbouw staat voor grote uitdagingen. Hoe kunnen akkerbouwers ervoor zorgen dat ze voldoende voedsel produceren, de omgeving schoon houden in een landschap met natuur én dat hun inzet wordt beloond? FAB, dat betekent functionele agrobiodiversiteit, kan daarbij helpen. In deze brochure worden vragen van akkerbouwers over FAB beantwoord.
DOCUMENT
In het openbaar bestuur zijn vooral complexe beleidsproblemen niet meer exclusief voorbehouden aan de markt of de overheidshiërarchie. In een toenemende mate worden deze aangepakt in netwerken, die worden gekenmerkt door een multiactor-governancestructuur. Publiek-private samenwerking (PPS) is hiervan een voorbeeld. Het besluitvormingsproces bij PPS is echter ingebed in publiekrechtelijke verhoudingen die hun oorsprong hebben in een strikte scheiding van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de overheid en private partijen. Deze context roept legitimiteitsvragen op. Voor het realiseren van maatschappelijke doelen is er enerzijds behoefte aan de deelname van private partijen aan besluitvormingsprocessen. Anderzijds laten de publiekrechtelijke verhoudingen deze deelname niet toe. Mijn promotieonderzoek aan de Universiteit Twente behandelt de legitimiteitsvragen die in de hiervoor beschreven context ontstaan en onderzoekt de geschiktheid van waarborgen voor legitieme besluitvorming door PPS-verbanden binnen publiekrechtelijke verhoudingen.
MULTIFILE