Binnenkort is de kans één op tien dat er alarmbellen gaan rinkelen als u de Verenigde Staten probeert binnen te komen. Reden: u lijkt volgens de computer niet genoeg op uw gezichtsscan. Biometrie - digitaal opgeslagen lichaamskenmerken - moet terroristen buiten de deur houden, maar belooft vooral veel vals alarm.
DOCUMENT
Background: A positive association between obesity based on body mass index (BMI) and periodontitis has been reported. Fat tissue-related systemic inflammation acts as the link to periodontal comorbidities of obesity. However, the BMI is unable to distinguish fat and fat-free tissues. More precise measures are required to evaluate body composition, including fat and fat-free tissues. This study aimed to determine the sex differences in the association between dual-energy x-ray absorptiometry (DXA)-measured body composition (i.e., fat mass and muscle mass) and phenotypes with periodontitis. Methods: Cross-sectional data of 3892 participants from the National Health and Nutrition Examination Survey (NHANES) study 2011‒2014 were analyzed. Adiposity indices (fat mass index [FMI] and percentage body fat [%BF]) and muscle mass index (MMI) were calculated. The participants were categorized by the quintiles of FMI, MMI, and %BF. Body composition phenotypes were categorized as: low adiposity-low muscle (LA-LM), low adiposity-high muscle (LA-HM), high adiposity-low muscle (HA-LM), or high adiposity-high muscle (HA-HM), respectively. Periodontitis was defined by the CDC/AAP (Centers for Disease Control and Prevention/American Academy of Periodontology) criteria. Multivariable logistic regression analysis was conducted, stratified by sex. We further adjusted for white blood cell (WBC) counts in the sensitivity analysis. Results: Restricted cubic splines revealed non-linear associations between body composition indices and periodontitis risk. Women with a higher FMI (odds ratio for Q5 vs. Q1 [ORQ5vs1] = 1.787, 95% confidence interval: 1.209–2.640) or %BF (ORQ5vs1 = 2.221, 1.509–3.268) had increased odds of periodontitis. In addition, women with HA-LM phenotype were more likely to develop periodontitis (OR = 1.528, 1.037–2.252). Interestingly, the WBC count, a systemic inflammatory biomarker, attenuated these associations. No statistically significant associations were found in men. Conclusions: The association between DXA-measured body composition and phenotypes with periodontitis differs per sex. Only in women higher adiposity indices and HA-LM phenotype were associated with an increased risk of periodontitis.
DOCUMENT
De loopbaan van mannen wordt beperkt als ze kiezen voor een werkweek van 4 keer 9 uur, maar vrouwen profiteren juist van zo’n indeling. Dat is een conclusie van het arbeidsmarktonderzoek van economisch geograaf Inge Noback. Uit het onderzoek blijkt verder dat het aantal gewerkte uren per week voor beide seksen nog altijd daalt. Noback: ‘Als de overheid zich zorgen maakt over vergrijzing moet ze niet alleen de pensioenleeftijd verhogen, maar ook meer uren werken op de agenda zetten.’ Noback promoveert op 27 oktober 2011 aan de Rijksuniversiteit Groningen. Voor haar onderzoek naar de verschillen in loopbaanontwikkeling tussen mannen en vrouwen dook Noback in de administratie van een groot Nederlands bedrijf. Door met een loep te kijken hoe de carrière van mannen en vrouwen zich ontwikkelde, gerelateerd aan het aantal uren dat zij werkten, vond zij uit dat de seksen naar verschillende maatstaven worden beoordeeld: ‘Omdat het om één bedrijf gaat kun je niet generaliseren, maar je ziet wel hoe processen werken. Het blijkt dat vier dagen van negen uur voor mannen niet werkt. Zij worden geacht altijd beschikbaar te zijn. Als ze er één dag van de week niet zijn, worden ze daarop afgerekend. Voor vrouwen ligt dat anders, omdat men er toch al van uitgaat dat ze parttime werken. Zij kwamen dus sneller vooruit.’ Regionale verschillen Het onderzoek naar de verschillen in carrière is maar één onderdeel in het arbeidsmarktonderzoek. Noback keek bijvoorbeeld ook naar de regionale verschillen in arbeidsparticipatie. Vrouwen in een stedelijke omgeving blijken vaker en langer te werken dan hun seksegenoten op het platteland. Mannen werken in steden juist minder. Een andere opvallende conclusie is dat vrouwen van werk weerhouden worden niet alleen door zorg voor kinderen, maar ook die voor ouderen in de omgeving. Kinderen In Nederland hebben weliswaar relatief veel vrouwen een baan, maar gemiddeld werken ze veel minder uren dan vrouwen in de meeste andere Europese landen. Ook mannen werken steeds minder uren, zeker na de geboorte van het eerste kind, stelde Noback vast. Dat kan niet lang zo doorgaan, verwacht ze: ‘De overheid moet zorgen voor langere werkweken, want met alleen het verhogen van de pensioenleeftijd redden we het niet. Er is dus meer kinderopvang nodig. Nu zijn kinderen nog allesbepalend voor de loopbaan van vrouwen en eigenlijk is dat helemaal niet vanzelfsprekend. Natuurlijk heb je vrouwen met jonge kinderen die daarvoor een periode willen thuisblijven. Dat moeten ze vooral doen, maar dat hoeft niet de hele loopbaan te bepalen.’ Vingerafdruk Er zijn veel geaggregeerde gegevens beschikbaar over de arbeidsmarkt en ook over arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen. Het CBS, de UWV en andere instanties publiceren ze met grote regelmaat. Dat veel vrouwen in Nederland een parttimebaan hebben, maar per saldo minder uren werken dan seksegenoten in veel andere landen is bekend, evenals de trend dat zowel mannen als vrouwen steeds minder werken. Maar Noback kreeg voor haar onderzoek unieke gegevens tot haar beschikking: ‘Ik mocht rondsnuffelen in de microdata van het CBS. Dat betekent geanonimiseerde informatie over tien miljoen individuele banen, en heel specifieke informatie over de dynamiek in bijvoorbeeld het aantal gewerkte uren. In tegenstelling tot de survey data is dat echt nieuw. Je mag ze alleen bekijken, je krijgt toegang vanaf je laptop met een vingerafdruk, dankzij een programma dat ze bij je thuis komen installeren. Echt heel bijzonder.’ Arbeidspotentieel Uit dit Sociaal Statistisch Banen Bestand maakte Noback een selectie van werknemers die tussen 2003 en 2005 dezelfde baan hebben gehouden, maar van wie wel het aantal werkuren kon zijn veranderd. Het blijkt dat de werkuren van vrouwen vaker veranderen dan die van mannen, helemaal als ze eerst een baan hadden van minder dan drie dagen per week. Noback: ‘Dat toont aan dat er nog behoorlijk wat arbeidspotentieel over is.’
LINK