Berichten in de media over biodiversiteit gaan vaak over de achteruitgang van biodiversiteit wereldwijd. Onderzoekers monitoren de biodiversiteit (verscheidenheid aan soorten), maar ook de biomassa van soortgroepen om te onderzoeken hoe het met de natuur gaat. Voor het systematisch monitoren van biodiversiteit in graslanden bij het lectoraat Grasland en Beweiding worden in dit document een aantal gestandaardiseerde protocollen voorgesteld. De data uit de metingen worden verzameld in een database, waardoor inzicht kan ontstaan in ruimtelijke en temporele variatie in de biodiversiteit.
DOCUMENT
Dit artikel ligt momenteel ter beoordeling bij een reviewer van het European Journal of Sport Sciences.
DOCUMENT
Het doel van dit pilotonderzoek is om een beschrijving te geven van de neuropsychologische en LVB-kenmerken van jongvolwassen reclassanten. Daarnaast wordt, op basis daarvan, een aanzet geboden tot handvatten voor de bejegening en behandeling in de reclasseringspraktijk en voor vervolgonderzoek. Hieruit volgen de onderzoeksvragen: 1 Hoe ziet de groep onder reclasseringstoezicht-gestelde jongvolwassenen er uit betreffende LVB-kenmerken als intellectuele en adaptieve beperkingen? 2 Hoe ziet de groep onder reclasseringstoezicht-gestelde jongvolwassenen er uit betreffende neuropsychologische kenmerken? 3 Welke handvatten voor de praktijk en adviezen voor onderzoek kunnen worden geformuleerd op basis van de bevindingen uit vraag 1 en 2?
MULTIFILE
The aim of this study was to gain insight into the visual functioning of children with profound intellectuual and multiple disabilities (PIMD). A mixed methods study was performed, determining cross-sectional quantitative ophthalmological/orthoptic data, and qualitative observational data with a standardized research protocol (SRP) of 73 children with PIMD. Descriptive statistics and correlations were used for analyses of the data. Using ophthalmological data, 90.4% of the participants were found visually impaired. Based on the visual acuity (VA) testing, 49.6% of the participants had an impaired VA (
DOCUMENT
De effecten van robotisering en digitalisering. Welke concrete veranderingen hebben plaatsgevonden op het werk en welke competenties zijn of worden essentieel om het werk te kunnen blijven uitvoeren?
DOCUMENT
Achtergrond: De Two-Minute Step Test (TMST) is een meetinstrument gericht op het beoordelen van uithoudingsvermogen. Verscheidene psychometrische eigenschappen van de TMST-NL (Nederlands vertaalde versie) zijn onderzocht bij intramuraal wonende ouderen. De gevoeligheid voor verandering en de responsiviteit is bij deze patiëntenpopulatie nog niet vastgesteld. Doel: Het vaststellen van de gevoeligheid voor verandering en de responsiviteit (Minimal Clinical Important Difference) van de TMST-NL bij intramuraal wonende ouderen. Design: Prospectief responsiviteitsonderzoek.Methode: De onderzoekspopulatie bestond uit intramuraal wonende ouderen. Deelnemers hebben twee meetmomenten (T0 en T1) ondergaan waartussen ze drie maanden fysiotherapie gericht op uithoudingsvermogen ontvingen. Om de gevoeligheid van verandering te meten werd de distributie methode gebruikt waarbij de correlatie met de 6-minuten wandeltest (6MWT) werd getoetst. Via de anker methode met de Receiver Operating Characteristic (ROC) curve werd de MCID bepaald.Metingen voor het aerobe uithoudingsvermogen werden verricht met de TMST-NL en de 6-minuten wandeltest (6MWT). De Global Rating of Change (GRC) en de Borg Category-Ratio10 (BORG-CR10) werden gebruikt als subjectieve vragenlijsten om verandering van de gezondheidssituatie en vermoeidheid te meten.Resultaten: Intramurale ouderen (N=50) met een gemiddelde (SD) leeftijd van 83,96 jaar (6,96) zijn geïncludeerd. De correlatie tussen de verschilscores van de TMST-NL en de 6MWT over de deelnemerspopulatie die T1 ook hebben afgerond (N= 36) kwam uit op r=0.51 (P <0.05). Vanuit de ROC curve werd een MCID van 8,50 stappen berekend. De AUC-waarde was 0,74 (95% CI 0,54-0,94; P =0.02). Conclusie: De TMST-NL is gevoelig voor verandering en responsief bij intramuraal wonende ouderen. Echter doordat de MCID binnen de minimale meetfout (MDC) valt moeten de resultaten voor individuele evaluatie bij deze doelgroep met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.
DOCUMENT
Rapport van de pilot SMART Sensordata Infrastructuur (SSI). Deze pilot is uitgevoerd door docenten en studenten van de opleiding AGIS van de HAS green academy in de periode van juni t/m december 2022 in samenwerking met en met financiële steun van het DCC voor Praktijkgericht onderzoek van SURF. Dit rapport bevat de volgende op te leveren resultaten:1. Ontwerp en praktische beschrijving van algemeen toepasbare datadriven-workflow voor sensordata2. Ontwerp en praktische beschrijving van metadata-model van sensor-data, gericht op datadefinitie en datakwaliteit
DOCUMENT
3.1 SamenvattingHet onderzoek naar de lokale opbrengsten van de inzet van buurtsportcoaches, richt zich in deze deelrapportage op buurtsportcoaches met als doelgroep ‘jongeren in de leeftijd van 12 tot 18 jaar’. De bevindingen in dit deelonderzoek zijn gebaseerd op 46 interviews die zijn afgenomen met deze buurtsportcoaches. 29 van de 46 interviews zijn geanalyseerd totdat er een verzadigingspunt werd bereikt. Het profiel van de buurtsportcoachAls gekeken wordt naar de achtergrond van de buurtsportcoaches dan zijn de buurtsportcoaches uit de onderzoeksgroep vrij jong (gemiddeld 33 jaar oud) en zijn mannen in de meerderheid (zeven op de tien). Tevens heeft het grootste gedeelte van deze buurtsportcoaches een hbo opleiding, meestal in de richting van sport (CIOS, ALO, Sportkunde).Organisatie van het werkVoor de meeste buurtsportcoaches is de gemeente de werkgever, gevolgd door een welzijn- of gezondheidsorganisatie. Het grootste gedeelte van de buurtsportcoaches heeft een vaste aanstelling of een tijdelijk contract (beiden bijna de helft van de respondenten). Een relatief groot gedeelte van de buurtsportcoaches (vier op de tien) is langer dan vijf jaar werkzaam met de doelgroep jongeren tussen de 12 en 18 jaar. Tevens geven de meeste buurtsportcoaches aan dat ‘ervaring’ (in het werken met de doelgroep) belangrijk is. Het gaat dan met name om levenservaring of ervaring met het werken met de doelgroep. De buurtsportcoaches organiseren het werk in samenwerkingsverbanden tussen sportorganisaties, gemeenten, onderwijs en/of (jeugd)zorginstellingen. Dit doen zij op een zeer diverse manier. Zo zijn er buurtsportcoaches die in dienst zijn van de gemeente, maar werken op een middelbare school. En anderzijds zijn er buurtsportcoaches die in wijkteams samenwerken met maatschappelijk werkers en jeugdhulpverleners.De doelen van de buurtsportcoaches worden vooral op prestatieniveau (bijv. dit jaar moet ik een x aantal deelnemers hebben bereikt met mijn activiteiten) en effectniveau (bijv. een x percentage van de deelnemers aan mijn activiteiten sport op een duurzame manier (doorgestroomd naar een sportclub bijv.) geformuleerd (beiden ongeveer zes op de tien). In het realiseren van deze doelstellingen wordt sport met name ingezet als doel én als middel, dit is volgens het grootste gedeelte van de ondervraagde buurtsportcoaches het geval. Ten slotte geven de buurtsportcoaches ook aan dat de doelen op het effectniveau lastig hard gemaakt kunnen worden. Zij zien dat sport en bewegen heel belangrijk is voor jongeren, maar dat het heel lastig is om hard te maken wat het directe effect is van de aanpak en activiteiten die zij hanteren.Hoewel de meeste buurtsportcoaches worden aangestuurd vanuit het team waarin zij werken, ervaart acht op de tien buurtsportcoaches veel vrijheid om zelf te bepalen wat hun taken zijn en hoe zij die uitvoeren. De meeste buurtsportcoaches vinden die vrijheid erg prettig. Tegelijkertijd is het voor bijna alle buurtsportcoaches duidelijk welke taken hij/zij dient uit te voeren. De doelen van de buurtsportcoaches worden meestal op hoofdlijnen vastgesteld en binnen die kaders weet de buurtsportcoaches goed zijn eigen taken vorm te geven. AanpakDe buurtsportcoaches hanteren veelal dezelfde aanpak in het bereiken van de jongeren tussen de 12 en 18 jaar. Door een actieve benadering van organisaties in de wijk (de vindplaatsen: scholen, sportverenigingen en wijkorganisaties) trachten zij in contact te komen met de jongeren. Als zij in contact staan met de jongeren wordt geprobeerd vertrouwen te creëren om vervolgens vraaggericht activiteiten aan te kunnen bieden. De aanpakken van de buurtsportcoaches komen meestal tot stand door uit te proberen wat het beste werkt in een bepaalde context en daar goed op te reflecteren met collega’s en/of samenwerkende organisaties uit de wijk. De buurtsportcoaches gebruiken niet altijd een theoretische onderbouwing voor de aanpak. ResultatenDe verandering bij de jongeren tussen de 12 en 18 jaar komt tot stand doordat de buurtsportcoaches de jongeren weten te bereiken. De activiteiten die zij ondernemen met de doelgroep zijn zeer divers. Van wekelijks de buurt schoonmaken, tot voetballen of kickboksen. Vaak worden deze activiteiten in de buurt in samenwerking met het onderwijs en sportverenigingen aangeboden. Deze activiteiten leiden tot output op het gebied van bijvoorbeeld ‘de gezonde school’, wat een randvoorwaarde is voor het uiteindelijk verbeteren van de gezondheid van de jongeren of ‘een betere samenwerking tussen scholen’, wat uiteindelijk moet leiden tot een hogere sportparticipatie. Het belangrijkste resultaat vinden de buurtsportcoaches dat zij een band op kunnen bouwen met de jongeren en dat de jongeren plezier beleven aan het deelnemen aan de activiteiten. OutcomeOp het niveau van outcome geven de buurtsportcoaches resultaten aan zoals ‘gevoel van veiligheid’, ‘vertrouwen’ en ‘trots’. Daarnaast geven de buurtsportcoaches ook aan dat zij deelnemers aan het sporten hebben gekregen of lid van een sportvereniging zijn geworden. Rode draad is volgens de buurtsportcoaches dat het voor hen lastig is om de resultaten heel expliciet te maken, omdat het soms om hele kleine dingen gaat die veranderen bij de jongeren. Deze verandering is soms heel klein, maar vaak ook lastig om direct toe te schrijven aan de activiteiten van de buurtsportcoach alleen. Belemmerende en bevorderende factorenDe rol van de buurtsportcoach als verbinder in de wijk is zowel een bevorderende als een belemmerende factor voor het werken met de jongeren van 12 tot 18 jaar. De buurtsportcoaches vinden dat zij als spin in het web een grote waarde in de wijk vervullen, maar tegelijkertijd brengt deze rol met zich mee dat zij het gevoel hebben overvraagd te worden en daardoor moeite hebben om de balans tussen kwaliteit en kwantiteit van de activiteiten te houden. Kennis over de (cultuur) van de doelgroep en goede communicatie worden tevens als bevorderende factoren beschouwd voor het werken met jongeren van 12 tot 18 jaar. Daar staat tegenover dat de buurtsportcoaches ruimte zien voor het vergroten van hun kennis middels scholing. Een groot gedeelte van de buurtsportcoaches wenst de kennis te vergroten en te werken aan hun vaardigheden. Monitoring en evaluatieZeven op de tien buurtsportcoaches registreren met name de aantallen activiteiten en zes op de tien registreert de deelnemers aantallen. Tegelijkertijd geven veel buurtsportcoaches aan dat het lastig is om het effect van hun aanpak en activiteiten inzichtelijk en meetbaar te maken. De resultaten van de activiteiten zijn niet altijd even goed ‘hard’ te maken want de uitkomsten van de activiteiten bestaan vaak uit een ervaren gevoel van veiligheid, vertrouwen en trots.Vanuit de registratie en evaluatie worden de succesvolle aanpakken op verschillende wijzen gedocumenteerd en vastgelegd door de buurtsportcoaches.
MULTIFILE
Dat het slecht gaat met de biodiversiteit in Nederland weten we allemaal. Dat weten we doordat vele mensen zich bezig houden met het waarnemen van soorten. Zij geven hun waarnemingen door via sites zoals www.waarneming.nl. Het aantal plaatsen in Nederland waar langdurig gemonitord wordt, dus systematisch jaarrond gekeken wordt hoe het met een bepaalde soortgroep staat, is echter beperkt. De groene hogescholen in Nederland proberen een bijdrage te leveren aan deze kennisleemte door monitoring beter te integreren in het onderwijs. In dit webinar werd verteld welke protocollen, methoden, apps en technieken beschikbaar zijn voor monitoring. Studenten en docenten kunnen hiermee gegevens verzamelen over planten, insecten en vleermuizen en uiteindelijke de nationale databanken vullen. Ook werden voorbeelden getoond van succesvol gebruik van protocollen en technieken in het onderwijs en werd er stilgestaan bij de vraag hoe de bijdrage van onderwijs en burger aan het monitoren van biodiversiteit verder versterkt kan worden.
MULTIFILE
In deze deelrapportage worden resultaten weergegeven die afkomstig zijn uit interviews die met 28 buurtsportcoaches zijn gehouden die zich richten op kwetsbare burgers. Dit zijn burgers met een laag inkomen, lage SES, mensen met een migratieachtergrond en/of met een afstand tot de arbeidsmarkt. Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag (zoals benoemd in de inleiding, hoofdstuk 1) zijn vragen gesteld over de organisatie van het werk, de aanpak die buurtsportcoaches voor deze doelgroep hanteren, de activiteiten die zij aanbieden en de resultaten daarvan, en de samenwerking die ze aangaan. Daarnaast wordt ingegaan op belemmerende en bevorderende factoren in de werkzaamheden, de resultaten van de inzet en de manier van monitoren en evalueren. Resultaten: Nagenoeg alle buurtsportcoaches die zich richten op kwetsbare burgers werken in een team. Het overgrote deel ervaart veel vrijheid in de werkzaamheden en weet wat hij/zij voor taken heeft. Veel doelen zijn geformuleerd op effectniveau waarbij sport als middel wordt ingezet. Deze buurtsportcoaches gaan actief op zoek naar de doelgroep. Hun aanpak baseren ze veelal op eigen ervaring en kennis van anderen. Deze buurtsportcoach werkt veel samen met andere organisaties. De waardering die de buurtsportcoach krijgt, alsook steun en draagvlak voor de functie, vrijheid in werkzaamheden en zichtbaarheid in de wijk zijn factoren die bevorderend werken op de werkzaamheden van de buurtsportcoaches. Belemmerende factoren zijn met name gelegen in cultuurverschillen en in traagheid van processen. De buurtsportcoach zelf dient over een heel scala aan kennis, vaardigheden en kwaliteiten te bezitten. De buurtsportcoaches geven zowel resultaten weer op prestatie- als op effectniveau, zoals het verbeteren van de leefstijl, vergroten van zelfredzaamheid of beter welbevinden van de deelnemers. Daarnaast hebben zij expliciet oog voor individuele successen die worden geboekt. Maatwerk is essentieel voor deze doelgroep. Een groot deel van de mensen die worden bereikt behoort tot de inactieven. De manier van registratie en monitoring varieert enorm, sommigen registreren wekelijks, anderen doen dit veel minder frequent. Aangegeven wordt dat tijd en middelen om te monitoren soms ontbreken of dat de proceskant moeilijk te meten is. Conclusie en aanbevelingen: Verreweg de meeste doelen zijn geformuleerd op effectniveau of op prestatieniveau. Uit de interviews blijkt dat deze effecten vaak een individueel traject betreffen, waarbij sport als middel wordt ingezet. Het proces daartoe lijkt echter wel sterk resultaatgericht, namelijk het bereiken van juist die burgers die de inzet het hardst nodig hebben. Kwaliteit gaat hierbij boven kwantiteit. Werkzame principes voor de aanpak van de buurtsportcoach die zich richt op kwetsbare burgers lijken: actief op zoek gaan naar de kwetsbare burgers, maatwerk leveren en vraaggericht werken, een vertrouwensband opbouwen, inzet van rolmodellen en tot slot laagdrempelige activiteiten. Dat de kwetsbare burgers soms lastig vindbaar zijn en cultuurverschillen die worden ervaren belemmeren soms de werkzaamheden. Voor dit type buurtsportcoach wordt specifiek aanbevolen om ondersteuning te bieden bij monitoring en evaluatie, scholing te verzorgen in complexiteit van de doelgroep en scholing te verzorgen in verschillende typen organisaties waarmee de buurtsportcoaches samenwerken.
MULTIFILE