Gebruik van antipsychotica gaat vaak samen met gewichtstoename en alle gezondheidsrisico's die daarbij horen. Het onderzoek van Vandyk en Baker geeft inzicht in de ervaring en beleving van schizofreniepatiënten zelf als het gaat om hun gewicht en de factoren die hierop van invloed zijn.
DOCUMENT
Metformin prevents weight gain in patients with type 2 diabetes (T2D). However, the mechanisms involved are still unknown. In this post hoc analysis of the HOME trial, we aimed to determine whether metformin affects energy intake. Patients with T2D were treated with 850 mg metformin or received placebo added to insulin (1-3 times daily) for 4.3 years. Dietary intake was assessed at baseline, after 1 year and after 4.3 years, according to the dietary history method. Among the 310 included participants, 179 (93 placebo, 86 metformin) completed all 3 dietary assessments. We found no significant difference in energy intake after 4.3 years between the groups (metformin vs placebo: -31.0 kcal/d; 95% CI, -107.4 to 45.4; F-value, 1.3; df = 415; P = .27). Body weight in placebo users increased significantly more than in metformin-users during 4.3 years (4.9 ± 4.9 vs 1.1 ± 5.2 kg; t test: P ≤ .001). Linear mixed models did not show a significant effect of energy intake as explanation for the difference in weight gain between the groups (F-value, 0.1; df = 1; P = .82). In conclusion, the prevention of weight gain by metformin cannot be explained by reduced energy intake.
DOCUMENT
Geen samenvatting beschikbaar
DOCUMENT
Voor u ligt de wetenschappelijke onderbouwing van de multidisciplinaire richtlijn Leefstijl bij patiënten met een ernstige psychische aandoening (2015). Het doel van deze richtlijn is om zorgverleners (met name verpleegkundigen) te ondersteunen bij het bevorderen van een gezonde leefstijl van patiënten in de ggz met een ernstige psychische aandoening. Leefstijlbevordering is zowel klinisch als maatschappelijk zeer relevant, omdat de gezondheidsproblemen van deze patiënten groot zijn en het zorgaanbod er beperkt op aansluit. De richtlijn is ontwikkeld voor beroepsgroepen die zorg verlenen aan mensen met een ernstige psychische aandoening: verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen (SPV’en), consultatief-psychiatrisch verpleegkundigen, psychologen, psychiaters, klinisch geriaters, artsen somatisch werkzaam in de ggz, internisten in de ggz, huisartsen, POH-ggz, physician assistants in de ggz, psychomotorisch therapeuten, fysiotherapeuten, diëtisten, sociotherapeuten, ergotherapeuten en ggz-agogen. Dit rapport biedt achtergrondinformatie voor alle zorgprofessionals, zorgmanagers, kwaliteitsmedewerkers en alle anderen die betrokken zijn bij de leefstijl van mensen met een ernstige psychische aandoening en die meer willen weten over de totstandkoming van de richtlijn. In deze onderbouwing is beschikbare wetenschappelijke kennis samengevat en wordt er aangegeven welke overige overwegingen, onder meer vanuit praktijkkennis en voorkeuren vanuit patiënten- en familieperspectief, van belang waren bij het formuleren van de richtlijnaanbevelingen. Deze richtlijn is gebaseerd op wetenschappelijke evidentie, grijze literatuur, de praktijkkennis van professionals en voorkeuren vanuit patiënten- en familieperspectief. Het ontwikkeltraject bestond uit een knelpuntanalyse, een systematische inventarisatie van bestaande richtlijnen, een veldinventarisatie van beschikbare interventies, een transparant literatuuronderzoek, diverse commentaarrondes onder de werkgroep- en klankbordgroepleden en een praktijktoets. Bij de richtlijn werden een indicatorenset en een stroomschema ontwikkeld. De indicatoren worden beschreven in dit rapport. De richtlijn zelf is apart uitgegeven (Meeuwissen et al., 2015a).
MULTIFILE
Onderzoek wijst uit dat veel mensen met een ernstige psychische aandoening (EPA) een ongezonde leefstijl hebben (waaronder ongezonde voeding, inactiviteit en roken). Zij hebben ook vaak één of meerdere lichamelijke aandoeningen (comorbiditeit of multimorbiditeit). Vaak speelt ook langdurige medicatiegebruik dat initiatieven tot gezonder gedrag belemmert. De zorg voor deze patiëntengroep is minder toegankelijk. Hulpverleners kunnen pessimistisch zijn over de effecten van een leefstijlbevorderde aanpak. Hierdoor blijft de aandacht voor een gezonde leefstijl bij mensen met EPA achter bij wat wenselijk en mogelijk is. Gerichte leefstijlinterventies kunnen de risicofactoren voor veel voorkomende lichamelijke aandoeningen gunstig beïnvloeden. Vanuit de principes van shared-decision-making in samenwerking met de patiënt kunnen professionals in de ggz (huisartsenzorg inclusief POH-ggz, generalistische basis-ggz en gespecialiseerde ggz) lichamelijke aandoeningen herkennen en een gezonde leefstijl bevorderen. Deze richtlijn beoogt ggz-professionals - in het bijzonder verpleegkundigen - te ondersteunen bij het bevorderen van een gezonde leefstijl en het uitvoeren van leefstijlinterventies bij mensen met een ernstige psychische aandoening. Mede auteurs: Ronald van Gool, Sonja van Hamersveld, Merlijn Bakkenes, Anneriek Risseeuw, Titia Feldmann, Anneke Wijtsma-van der Kolk, Matthijs Rümke, Evelyn SlootsJongen, Ingrid van Vuuren, Maarten Bak, Katie Dermout, Marieke van Piere, Digna van der Kellen, Paul de Heij, ichard Starmans, Cilia Daatselaar, Christine van Veen en Marleen Hermens (Werkgroep Richtlijnontwikkeling Algemene somatische screening & Leefstijl).
MULTIFILE
Smaak- en reukstoornissen kunnen leiden tot gewichtsverlies en soms tot gewichtstoename. Daarom vormt voedingsvoorlichting een essentieel onderdeel van de begeleiding en behandeling van een patiënt met een smaak- en reukstoornis. Bij reuk- en smaakstoornissen dient onderscheid te worden gemaakt tussen algemene voedingsadviezen en voedingsadviezen tijdens en na behandeling van een oncologisch proces door radio- en/of chemotherapie hiervan. Voedingsadviezen dienen ter verbetering van de voedingstoestand en het welbevinden van de patiënt. Bij ernstige problemen met de verwerking van een reuk- en/of smaakstoornis kan psychosociale ondersteuning worden overwogen.
LINK
Aranka Dol doet onderzoek naar virtual personalized coachingssystemenvoor o.a. emotie eters. Emotie eten wordt beschouwd als een risicofactorvoor gewichtstoename, obesitas en eetstoornissen en wordt gezien als eenbelangrijk symptoom van overeten en eetbuien. Het onderzoek richt zich ophet tegengaan van emotioneel eten, hier gedefinieerd als de drang tot (over)eten als reactie op negatieve emoties. Er wordt onderzocht hoe emotie eterskunnen worden bijgestaan als zorgverlening niet beschikbaar is, door onderandere het aanbieden van bij de probleemsituaties (het ervaren van cravings,en het hebben toegegeven aan een eetbui) passende coaching.
DOCUMENT
Voor u ligt de wetenschappelijke onderbouwing van de Richtlijn Somatische screening bij patiënten met een ernstige psychische aandoening (2015). Het doel van deze richtlijn is om met name verpleegkundigen te ondersteunen bij de algemene somatische screening van patiënten in de ggz met een ernstige psychische aandoening (EPA) en de te ondernemen vervolgactiviteiten. Somatische screening is zowel klinisch als maatschappelijk zeer relevant, omdat de gezondheidsproblemen van deze patiënten groot zijn en het zorgaanbod er maar beperkt op aansluit. De richtlijn is ontwikkeld voor beroepsgroepen die zorg verlenen aan mensen met een ernstige psychische aandoening: verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten, sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen (SPV’en), consultatief-psychiatrisch verpleegkundigen, psychologen, psychiaters, klinisch geriaters, artsen somatisch werkzaam in de ggz, internisten in de ggz, huisartsen, POH-ggz, physician assistants in de ggz, psychomotorisch therapeuten, fysiotherapeuten, diëtisten, sociotherapeuten, ergotherapeuten en ggz-agogen. Dit rapport biedt achtergrondinformatie voor alle zorgprofessionals, zorgmanagers, kwaliteitsmedewerkers en alle anderen die betrokken zijn bij de algemene somatische zorg voor mensen met een ernstige psychische aandoening en die meer willen weten over de totstandkoming van deze richtlijn. In deze onderbouwing is beschikbare wetenschappelijke kennis samengevat en wordt aangegeven welke overige overwegingen, onder meer vanuit praktijkkennis en voorkeuren vanuit patiënten- en familieperspectief, van belang waren bij het formuleren van de richtlijnaanbevelingen. Deze richtlijn is gebaseerd op wetenschappelijke evidentie, grijze literatuur, de praktijkkennis van professionals en voorkeuren vanuit patiënten- en familieperspectief. Het ontwikkeltraject bestond uit een knelpuntanalyse, een systematische inventarisatie van bestaande richtlijnen, een veldinventarisatie van beschikbare interventies, een transparant literatuuronderzoek, diverse commentaarrondes onder de werkgroep- en klankbordgroepleden en een praktijktoets. Bij de richtlijn werden een indicatorenset en een stroomschema ontwikkeld. De indicatoren worden beschreven in dit rapport. De richtlijn zelf is apart uitgegeven (Meeuwissen et al., 2015a).
MULTIFILE
Er bestaat een nauwe samenhang tussen de reuk- en smaakperceptie.Veel chemosensorische stoornissen die leiden tot eengestoorde smaak zijn in feite reukstoornissen. Aandacht vragendeoorzaken van chemosensorische stoornissen zijn veroudering, hetgebruik van medicamenten, natuurlijke eiwitten, het mondbrandsyndroom,nervustrauma’s, beluchtingsproblemen ter hoogte vanhet reukzintuig, beschadiging van het reukepitheel en oncologischeaandoeningen of de behandeling daarvan. Een chemosensorischestoornis heeft gevolgen voor het genot van voedingsmiddelenen het psychisch welbevinden, kan leiden tot gewichtsverlies ofgewichtstoename en tot te weinig inname van vitaminen en mineralen.De behandeling van een chemosensorische stoornis kanbestaan uit medicatie, een chirurgische correctie, verbetering vande mondgezondheid, reukrevalidatie en voedingsadviezen.
DOCUMENT
Op de HAS Hogeschool wordt al een aantal jaren voer voor vis en schaaldieren op basis van insecten vergeleken met regulier voer op basis van vismeel en/of visolie. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met New Generation Nutrition. Resultaten laten zien dat garnalen gevoerd met voer op basis van insecten even goed groeien als bij regulier voer. Tot op heden is onbekend of het voer op basis van insecten gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en dergelijk onderzoek komt na het aanstellen van Olga Haenen als lector Gezonde en Duurzame eiwitten in een stroomversnelling.
DOCUMENT