Continu professionele ontwikkeling (CPO) door verpleegkundigen verbetert de kwaliteit van zorg, patiëntveiligheid en tevredenheid van verpleegkundigen, en reduceert gezondheidskosten. Het is echter aangetoond dat verpleegkundigen niet altijd participeren in scholingen en dat scholingen niet altijd aansluiten bij de werkelijke behoeften van verpleegkundigen. Om beter zicht te krijgen op deze problemen, hebben Vázques-Calatayud et al. een systematische review gedaan naar de ervaringen van verpleegkundigen met CPO in het ziekenhuis
MULTIFILE
Dit rapport is onderdeel van de monitoring Ontwikkeling Kampereiland e.o. van het effect van het project Weidse Waarden en het vigerende pachtbeleid op de ontwikkeling van het gebied Kampereiland e.o. Deze monitoring wordt gedaan over de periode 2010-2013. Kampereiland e.o. is het grootste aaneengesloten pachtgebied van Nederland en is in zijn geheel in eigendom van Stadserven N.V. Gemeente Kampen is door middel van het 100% aandeelhouderschap van deze N.V. op afstand eigenaar van de gronden van Kampereiland. Op basis van de verkregen economische cijfers van het jaar 2010 binnen het project is een analyse gedaan over de economische ontwikkeling van de melkveebedrijven. Deze analyse is weergegeven in dit rapport en dient ter nadere bespreking in het traject Agenda 2050 voor het Kampereiland e.o.
DOCUMENT
Het kabinet kan het consumptiepatroon van Nederlanders sturen met financiële prikkels. Om een echte verandering op gang te brengen is een hogere belasting op suiker noodzakelijk. Door tegelijkertijd de btw op groente en fruit te verlagen, hoeft dat consumenten niets extra’s te kosten, zeggen lectoren Herman Peppelenbos, Feike van der Leij en Annet Roodenburg.
DOCUMENT
Het position paper verstuurd vanuit het lectorenplatform Voedsel, Voeding & Gezondheid naar de vaste kamercommissie van VWS voor het debat over de afschaffing van de btw op groente en fruit
DOCUMENT
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
Het voorliggende rapport doet verslag van het onderzoek naar verdienmodellen van preventie. De centrale vraag die met het onderzoek beantwoord is, luidt: Wat zijn mogelijke barrières bij potentiële verdienmodellen voor preventie, die samenwerking tussen actoren in de weg kunnen staan? De algemene uitkomst is dat er zeker verdienmodellen van preventie te identificeren en te ontwerpen zijn temeer daar preventie vanuit een economisch perspectief als een soort investeringsbeslissing kan worden beschouwd. Er zijn echter wel verschillende barrières te onderkennen voor de ontwikkeling van een effectieve verdienmodellen. In het licht van de onderzoeksvraag leidt dit tot volgende conclusies: - Preventie is belangrijk maar komt nog onvoldoende van de grond; - Actoren kunnen worden ingedeeld in vier helixen en hebben verschillende salience; - Preventie is een maatschappelijk verdienmodel; - Verdienmodellen van preventie zijn technologisch, datagedreven en schaalbaar; - Barrieres voor preventie zijn bedrijfskundig van aard.
DOCUMENT
The Quality Cost Indicator (QCI) model supports value-based health care at the institutional level, by calculating disease-specific health outcomes per unit cost over time. The aim of this study was to adapt the QCI model for specialized burn care (the BC-QCI model) and explore its utilization using real-world data. Burn care outcome indicators were selected through an iterative process with multiple stakeholders. Threshold values were established per outcome indicator and average total healthcare costs were calculated. A cohort of adult burn patients (n = 1449) admitted for at least one day and/or had undergone surgery in Dutch burn centers between 2020 and 2023 was used, with a follow-up period of 12 months. The proportion of patients who achieved textbook outcome (i.e., having achieved all the outcome indicators), the average total costs per patient, and QCI values were calculated. Of all patients, 54% achieved all five outcome indicators (i.e., length of stay, wound infections, other complications, discharge destination, and predicted mortality). The most successful outcome indicator was 'predicted mortality' (passed by 99% of the population), the least successful outcome indicator was 'length of stay' (62%). The patients who failed to achieve one or more outcome indicators (46%) had significantly higher average total costs compared to the patients who achieved textbook outcome (54%) (€50,134 [€47,810-€52,850] vs. €11,721 [€11,096-€12,429]). The BC-QCI model is a solid foundation to provide insights into the outcomes and costs for specialized burn care at the institutional level.
DOCUMENT
Voor je ligt het resultaat: Zo Smaakt de Toekomst 2.0, met daarin aandacht voor Polderen 3.0 en voor Circulair. Twee heel verschillende paden naar een duurzame voedseltoekomst, die, samen met ons eerste Zo Smaakt de Toekomst, een beeld geven van de diversiteit van de Zuid-Hollandse voedseltransitie. Met daarin ruimte voor verschillende visies, waarin het ook mag schuren, waarin je je kunt herkennen en waardoor je je kunt laten inspireren – zodat jij, net als vele andere pioniers, beleidsmakers, onderzoekers, burgers en enthousiastelingen, kunt bijdragen aan een duurzaam en eerlijk landbouw- en voedselsysteem. We bespreken eerst “Polderen 3.0” en daarna “Circulair.” We sluiten af met een aantal geleerde lessen en aanbevelingen.
DOCUMENT
Samenvatting Achtergrond: Een integrale behandeling inclusief zelfmanagement bij chronisch obstructieve longziekte (COPD) leidt tot betere klinische resultaten. eHealth kan zorgen voor meer betrokkenheid bij patiënten waardoor ze in staat zijn een gezondere levensstijl aan te nemen en vast te houden. Desondanks is er geen eenduidig bewijs van de impact van eHealth op de kwaliteit van leven (quality of life (QoL)). Doel: Het primaire doel van de e-Vita COPD-studie was om te onderzoeken wat de effecten zijn van het gebruik van eeneHealth-platform voor patiënten op de verschillende domeinen van ziektespecifieke kwaliteit van leven van COPD-patiënten (CCQ). Methoden: We hebben de impact beoordeeld van het gebruik van een eHealth-platform op de klinische COPD-vragenlijst (CCQ). Deze vragenlijst omvatte subschalen van symptomen, functionele en mentale toestand. Een design met onderbroken tijdreeksen (interrupted time series (ITS)) is gebruikt om CCQ-gegevens op verschillende tijdstippen te verzamelen. Er is gebruik gemaakt van multilevel lineaire regressieanalyse om de CCQ-trends vóór en na de interventie te vergelijken. Resultaten: Van de 742 uitgenodigde COPD-patiënten hebben er 244 het document voor ‘informed consent’ ondertekend. In de analyses hebben we uitsluitend patiënten opgenomen die daadwerkelijk gebruik hebben gemaakt van het eHealthplatform (n=123). De afname van CCQ-symptomen was 0,20% vóór de interventie en 0,27% na de interventie; dit was een statistisch significant verschil (P=0,027). De daling van CCQ-mentale toestand was 0,97% vóór de interventie en na de interventie was er sprake van een stijging van 0,017%; dit verschil was statistisch significant (P=0,01). Er werd geen significant verschil vastgesteld in het verloop van CCQ (P=0,12) en CCQ-functionele toestand (P=0,11) vóór en na de interventie. Conclusie: Het e-Vita eHealth-platform had een gunstig effect op de CCQ-symptomen van COPD-patiënten, maar niet op de functionele status. De CCQ-mentale toestand bleef stabiel na de interventie, maar dit was een verslechtering in vergelijking met de verbeterende situatie voorafgaand aan de start van het eHealth-platform. Deze studie laat dus zien dat patiënten na de introductie van het COPD-platform minder symptomen ervaarden, maar dat hun mentale toestand tegelijkertijd licht verslechterde. Zorgprofessionals moeten zich ervan bewust zijn dat, ondanks de verbetering van symptomen, er een lichte toename van angst en depressie kan optreden na invoering van een eHealth-interventie.
DOCUMENT
Onderzoek in opdracht van GGD-Roterdam-Rijnmond met als vraag: zijn netwerkgesprekken met mantelzorgers ondersteunend bij hun zorgtaak. Onderzoek uitgevoerd als handelingsonderzoek, waarin onderzoekers en professionals uit hulp-en dienstverlening samenwerken. Netwerkgesprekken zijn gedefinieerd als ‘ het aangaan en voeren van het gesprek over de situatie van de mantelzorger tussen leden uit het informele netwerk.’ Netwerkgesprekken blijken op verschillende manieren ondersteunend te kunnen zijn, nl. zowel in het proces als als uitkomst. Netwerkgesprekken als proces is gefaseerd in: contact maken, situatie inschatten, steunbehoefte formuleren, netwerk verkennen, netwerkgesprekken. In alle fasen verandert de rol van de professional van probleemoplosser naar verbinder en monitoring. Wat betreft netwerkgesprekken als uitkomst is onderscheid aangebracht tussen sterk en zwak/afwezig netwerk. In zeven casussen gaf mantelzorger of zorgvrager aan geen behoefte te hebben aan een gesprek (2 bij sterk netwerk, 5 bij zwak/afwezig netwerk) en bij twee derde van alle gevoerde gesprekken speelt de professional een actieve rol (17 van de 26 casussen). De gesprekken zijn in die gevallen gevoerd met het natuurlijk netwerk (vijf; bij sterk netwerk), zijn netwerkvormend geweest (zeven; m.n. bij zwak/afwezig netwerk) of alleen met professionals gevoerd (vijf; m.n. bij zwak/afwezig netwerk).
DOCUMENT