De relatie tussen fysieke activiteit en gezondheid is onomstotelijk vastgesteld. Zo kan fysieke activiteit onder andere ischaemische hart- en vaatziekten, dikke-darmkanker, hersenbloedingen, overgewicht en type 2 diabetes helpen voorkomen. Daarom is het schrikbarend hoe weinig mensen in de westerse maatschappij bewegen. De leeropdrachten van het lectoraat Fysieke Activiteit en Gezondheid zijn toegespitst op de maatschappelijke problematiek van bewegingsarmoede en de daarmee samenhangende gezondheidsproblemen. Deze luiden: - Wat zijn geschikte richtlijnen voor primaire en secundaire ziektepreventie door middel van fysieke activiteit? - Wat kan de rol zijn van het bewegingsonderwijs in het stimuleren van gezond bewegingsgedrag?
DOCUMENT
De Zuid-Limburgse bevolking heeft een sociaal-economische achterstand vergeleken met de rest van Nederland (Jansen & Meisters, 2018). Volgens Jansen & Meisters (2018) is in Limburg al enig tijd sprake van achterstanden in onderwijs, gezondheid en arbeidsparticipatie. Onder de potentiële Limburgse beroepsbevolking zijn relatief veel mensen zonder werk (Künn & Poulissen, 2019). Het meerjarenprogramma 4Limburg wil een bijdrage leveren aan het verkleinen van deze sociaal-economische achterstand (4-Limburg.nl, 2020). De betrokken partijen willen dit bereiken door de arbeidsparticipatie én de vitaliteit in Limburg naar een hoger niveau te tillen. Een van de Zuid-Limburgse gemeenten met een relatief lage arbeidsparticipatie is de gemeente Heerlen. In 2019 heeft het ROA de omvang van de risicogroepen in deze gemeente in kaart gebracht. Hieruit kwam naar voren dat één op de drie inwoners van de gemeente Heerlen in de leeftijd van 15-67, met of zonder een arbeidsongeschiktheids-, werkloosheids- of bijstandsuitkering, niet actief is op de arbeidsmarkt. Ook toonde dit onderzoek aan dat de Heerlense wijken duidelijk verschillen in het percentage van inwoners met een uitkering (Künn & Poulissen, 2019).
DOCUMENT
Bij patiënten met een chronische aandoening is zelfmanagement (het vermogen om gezondheidsproblemen te voorkomen, of als die toch optreden, om te gaan met de symptomen, behandeling en gevolgen daarvan) van groot belang.
LINK
Internationaal onderzoek laat zien dat ingrijpende jeugdervaringen, ook wel Adverse Childhood Experiences (ACE’s) genoemd, een sleutelrol spelen in de ontwikkeling van jeugdigen en hun (latere) psychische en fysieke gezondheid (o.a. Felitti et al., 1998; McLaughlin, 2016). Jeugdigen met verstandelijke beperkingen en hun ouders zijn helaas sterk ondervertegenwoordigd in internationaal onderzoek naar ACE’s, terwijl het belangrijk is dat de huidige inzichten ook kunnen bijdragen aan de verbetering van hun gezondheid en welzijn (o.a. Keesler, 2014; Northway, 2017). Uit verschillende studies blijkt namelijk dat mensen met een verstandelijke beperking vaker geestelijke en fysieke gezondheidsproblemen hebben (Northway, 2017). Daarnaast blijkt dat zij vaker worden blootgesteld aan een groter aantal ingrijpende levensgebeurtenissen (o.a. Emerson, 2015; Mason-Roberts et al., 2018) en dat deze blootstelling gerelateerd is aan een verhoogd risico op geestelijke gezondheidsproblemen (zie Vervoort-Schel et al., 2018 voor verwijzingen). De premisse van de ACE’s-studies is dat het voorkomen of verminderen van ingrijpende jeugdervaringen een positieve invloed heeft op gezondheid en welzijn in het leven (Northway, 2017). Het is veelbelovend om daar verder onderzoek naar te doen.
DOCUMENT
Afgelopen zomer lanceerden wij een nieuwe themareeks over de gezonde leefomgeving op Rooilijn platform. Gezondheidsvraagstukken krijgen veel aandacht in het nieuws, beleid en wetenschap. Het meest recente voorbeeld is de publicatie van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM, 2024), waaruit blijkt dat het aantal mensen met overgewicht in Nederland zal oplopen tot ruim 64 procent in 2050. Ter vergelijking: in 2022 was dat percentage nog 50. Dergelijke gezondheidsproblemen in de samenleving zijn complex en worden door een veelvoud van factoren beïnvloed, zoals genetische aanleg, leefstijl en leefomgeving. In deze themareeks stond de relatie tussen gezondheid en de leefomgeving centraal.
LINK
Het project Financiën in de spreekkamer heeft als doel om een brug te slaan tussen de huisartsenzorg en de aanpak van schulden. In deze samenvatting wordt om te beginnen toegelicht wat het interventiepakket Patiënten met schulden inhoudt. Vervolgens is per projectfase weergegeven wat de belangrijkste opbrengsten en inzichten waren en hoe deze zijn meegenomen in de vervolgstappen. Het interventiepakket Patiënten met schulden: De huisartsenzorg is in het project Financiën in de spreekkamer voorzien van het interventiepakket Patiënten met schulden. Daarmee kunnen huisartsen en praktijkondersteuners (POH’ers), met zeer beperkte inspanningen, financiële problematiek eerder signaleren en patiënten vaker en adequater doorverwijzen. Dat kan bijdragen aan het terugdringen van situaties waarin aanhoudende financiële problematiek tot uiting komt in gezondheidsproblemen en/of doorwerkt in de gezondheidsbeleving.
DOCUMENT
Aanleiding Bewoners van kwetsbare wijken kampen vaak met gezondheidsproblemen. Een manier om deze problemen aan te pakken, is door de fysieke leefomgeving, in samenwerking met bewoners, gezonder te maken. Er is momenteel echter onvoldoende onderbouwde kennis bij overheden en (maatschappelijke) partners over het ontwerpen van een gezonde leefomgeving in kwetsbare wijken. Vooral als het gaat om het stimuleren van samenwerking tussen partijen voor succesvolle aanpassingen van de leefomgeving, en om het waarborgen van het gebruik door de doelgroep van gezondheidsbevorderende ingrepen. Dit onderzoek had daarom als doel om praktijkgerichte kennis te genereren over hoe de fysieke leefomgeving in kwetsbare wijken opnieuw ingericht kan worden om de gezondheid van de bewoners te verbeteren. Hiervoor zijn drie projecten onderzocht; de herinrichting van een sportpark, speeltuin en binnentuin. In deze projecten werd in samenspraak met bewoners de fysieke buitenruimte is aangepast in Den Haag Zuidwest. Er is onderzocht hoe deze projecten tot stand zijn gekomen (procesevaluatie) en hoe, wanneer en door wie de locaties worden gebruikt en ervaren (gebruikersonderzoek). Methoden In het kader van de procesevaluatie (onderdeel A) zijn 21 stakeholders gesproken om succesfactoren en belemmeringen omtrent de voortgang van de projecten te inventariseren. Daarnaast zijn 22 observaties tijdens bijeenkomsten uitgevoerd en is een documentanalyse uitgevoerd. Voor het gebruikersonderzoek (onderdeel B) zijn observaties uitgevoerd en korte gesprekken gevoerd met passanten en aanwezigen. Ook is via een meetpaal het aantal gebruikers geregistreerd. Bevindingen De drie projecten werkten met gezondheidsdoelen als uitkomst, hoewel er ook belangrijke randvoorwaarden waren; de locatie moet veilig voelen en schoon zijn. Verder werd gewerkt met twee vormen van co-creatie. Bij de lineaire, projectmatige aanpak werd het ontwerp van de herinrichting in één keer met inspraak van bewoners ingevuld. Dit leidde tot duidelijkheid over de procesfase, een werkbare planning, en de aansluiting bij ‘reguliere’ processen vanuit gemeentelijke organisaties. Een uitdaging bij deze aanpak was om (veel) bewoners duurzaam aan te laten sluiten bij het project. De tweede aanpak was meer cyclisch, waarbij een ontwerp en herinrichting stap voor stap met bewoners wordt ingevuld. Succesfactoren daarbij zijn dat bewoners langduriger betrokken kunnen zijn bij het project en er daarmee ook meer draagvlak, vertrouwen en momentum rondom het project ontstaat. Uitdagingen zijn de flexibiliteit die deze manier van werken met zich meebrengt, zowel voor het projectteam als voor de logistiek omtrent het realiseren van de aanpassingen. Bij alle drie de projecten was de toewijding van het projectteam en de projectleider essentieel voor het slagen van het project. Vertragingen hingen vaak samen met wisselingen of uitval binnen het projectteam, of met plannen die interfereerden met reeds bestaande gebieds- of bestemmingsplannen. Het gebruikersonderzoek laat zien dat de plekken veel worden gebruikt en dat de herinrichting daar een positieve invloed op heeft gehad. Gebruikers zijn ook positief over deze initiatieven. Daaruit blijkt ook dat voor het stimuleren van beweging, grootschalige fysieke ingrepen lang niet altijd noodzakelijk zijn. Soms kunnen kleine ingrepen of slimme programmering ook al effect sorteren. Tegelijkertijd is het van belang om wel vanuit een breed perspectief naar deze plekken te blijven kijken. Dit betekent bijvoorbeeld dat een plek niet alleen goed functioneert als er een paar speel- of sportelementen worden toegevoegd, maar dat het ook van belang is dat deze plekken bijvoorbeeld makkelijk bereikbaar zijn, ze vrij zijn van hardrijdend verkeer en er voldoende zitgelegenheden zijn. Die brede blik helpt ook om te constateren dat er vaak verschillende soorten gebruikers zijn die allemaal specifieke behoeften hebben. Conclusie & Aanbeveling Op basis van dit onderzoek zijn er een aantal aanbevelingen geformuleerd die organisaties kunnen gebruiken wanneer ze de fysieke leefomgeving in kwetsbare wijken met bewoners aan willen passen. 1) Reserveer flexibele of ‘lege’ ruimte in bestemmings- of gebiedsplannen voor (kleinschalige) initiatieven vanuit de wijk; 2) Reserveer flexibele budgetten, zowel qua bestedingsruimte als -periode, om alle aspecten uit een project duurzaam te kunnen bekostigen; 3) Zorg dat het vanuit organisaties duidelijk is waar initiatiefnemers met hun initiatieven terecht kunnen en zorg voor een routekaart met contactgegevens van de belangrijkste stakeholders voor projecten; 4) Begroot ruim en investeer langdurig en op meerdere manieren in het leggen en opbouwen van contacten en vertrouwen; werk samen met sleutelpersonen; 5) Ga stap-voor-stap te werk; laat in het ontwerp ruimte voor nieuwe wensen en ideeën en werk zo aan vertrouwen bij bewoners en gebruikers. En om te testen of de ingrepen passen bij de omgeving en aanslaan bij de gebruikers; 6) Houd bewoners betrokken: zorg voor terugkoppeling en programmering in de gebruikersfase, ook om bij gebruikers eventueel nieuwe informatie op te halen voor een verdere herinrichting; 7) Zorg dat de randvoorwaarden op orde zijn: de locatie moet veilig voelen, goed onderhouden en schoon zijn.
DOCUMENT
In deze presentatie worden resultaten gepresenteerd: 1) van literatuuronderzoek naar determinanten van een inactieve leefstijl bij rolstoelgebruikers met een dwarslaesie; en 2) semigestructureerd interviewonderzoek bij rolstoelgebruikers met een dwarslaesie (n = 4) naar de wensen en behoeften t.a.v. een mobiele leefstijlapplicatie. Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat problemen met de toegankelijkheid van winkels en gebouwen (n=6), fysieke gezondheidsproblemen (n=6) en kosten verbonden aan trainingen (n=5) de meest voorkomende beweegbarrières zijn bij mensen met een dwarslaesie. Verder werd gevonden dat een hogere eigen-effectiviteit ten aanzien van bewegen was gerelateerd aan meer bewegen. Uit het interviewonderzoek is naar voren gekomen dat mensen met een dwarslaesie behoefte hebben aan diverse functies in een digitale leefstijlapplicatie, zoals: informatie over beweegactiviteiten, eigen beweeggedrag bijhouden, leefstijlbegeleiding en een forum.
DOCUMENT
Bij de richtlijn horen 1) een wetenschappelijke onderbouwing en 2) een samenvattingskaart. Deze richtlijn beoogt ggz-professionals - in het bijzonder verpleegkundigen - te ondersteunen bij de somatische screening op gezondheidsproblemen bij mensen met een ernstige psychische aandoening, en ondersteuning te bieden bij de planning en uitvoering van vervolgactiviteiten voor preventie en tijdige diagnostiek en behandeling van somatische problemen. Gerichte leefstijlinterventies kunnen risicofactoren voor bepaalde somatische aandoeningen gunstig beïnvloeden. De richtlijn richt zich op volwassen patiënten (18-65 jaar) met een ernstige psychische aandoening of een verhoogd risico. De aanbevelingen zijn ook toepasbaar voor de POH-ggz. Medeauteurs: Marieke van Piere, Maarten Bak, Merlijn Bakkenes, Digna van der Kellen, Sonja van Hamersveld, Ronald van Gool, Katie Dermout, Titia Feldmann, Anneriek Risseeuw, Anneke Wijtsma-van der Kolk, Ingrid van Vuuren, Matthijs Rümke, Evelyn Sloots-Jongen, Paul de Heij, Richard Starmans, Cilia Daatselaar, Christine van Veen en Marleen Hermens (Werkgroep Richtlijnontwikkeling Algemene somatische screening & Leefstijl)
MULTIFILE