Uitgebreide online versie. Met dit voorbeeldenboek laten we zien hoe een straat klimaatbestendig ingericht kan worden, wat een klimaatbestendige inrichting kost, maar vooral ook wat de voordelen zijn. Voor karakteristieke - en voor veel gemeenten herkenbare - straten hebben we telkens vier inrichtingsmogelijkheden uitgewerkt met de bijbehorende kosten en baten. Naast de algemene overeenkomsten die straten van eenzelfde wijktypologie hebben, kunnen er ook lokale verschillen zijn waardoor klimaatadaptatie niet op eenzelfde manier kan worden ingevuld. Het gaat hier om het maaiveldverloop, de bodemopbouw en de grondwaterstanden. Naast de investeringskosten zijn de onderhoudskosten en kosten als gevolg van eventuele waterschade meegenomen.
MULTIFILE
Terwijl de bevolkingsontwikkeling in Europa stagneert, groeien steden nog steeds. Ze bieden immers een hoog voorzieningenniveau en de economische activiteiten concentreren zich daar steeds meer. Waar veel van deze activiteiten in het verleden aan een plek gebonden waren door lokale beschikbaarheid van grondstoffen of verkeersvoorzieningen, is dat tegenwoordig niet meer het geval. Nabijheid van relevante kennis en contacten, en een aantrekkelijk klimaat voor het personeel spelen daardoor meestal de hoofdrol bij locatiekeuzes. Steden consumeren meer energie en grondstoffen dan het platteland. Dat is merkwaardig, want door de kortere afstanden zouden allerlei voorzieningen in de stad juist efficiënter tot stand kunnen worden gebracht.Steden hebben ook stevige ambities m.b.t. klimaat en grondstoffenkringloop. Duurzame energie en recycling zijn daarvoor belangrijke middelen, maar ook het optimaal gebruik maken van mogelijkheden tot symbiose van infrastructuren mag hierin niet worden onderschat. Dit laatste is echter vaak ingewikkeld: technieken zijn niet op elkaar afgestemd, en organisaties die infrastructuren beheren, stellen hun eigen autonomie erg op prijs. Ook de politiek werkt niet altijd mee: met innovaties in de stedelijke infrastructuur kan veel mis gaan, en als dat gebeurt, heeft een verantwoordelijk wethouder erg veel uit te leggen. En wat valt er te winnen? Geld in de grond leidt tot weinig zichtbaarheid. Blame avoidance is dus een belangrijke hindernis. Toch moet er iets gebeuren: klimaatproblematiek en schaarste van grondstoffen dreigen. Groene innovatie die infra-systemen bij elkaar brengt, vraagt om gezamenlijk nadenken en constructief vormgeven aan de toekomst van de stad. Scenario’s kunnen helpen om deze creativiteit los te maken en grotere groepen van de bevolking te engageren. Het lectoraat Stedelijk Metabolisme ontwikkelt strategieën waardoor slimme oplossingen mogelijk worden voor een efficiëntere stad. Het richt zich vooral op toekomstbestendige infrastructuur: wegen, kabels, buizen, kanalen, railverbindingen en de systemen waar zij deel van uit maken.
De Human Capital Agenda van GroenvermogenNL is de ‘enabler’ voor de ambitieuze activiteiten t.a.v. de productie en transport, op- & overslag van waterstof en de (grootschalige) toepassing ervan in de industrie en de overige toepassingsgebieden zoals mobiliteit & transport en de gebouwde omgeving. Belangrijke voorwaarde voor de realisatie van deze ambities is de voldoende beschikbaarheid van professionals met kennis en vaardigheden van waterstof en de toepassing ervan. Hiervoor moet nieuwe en noodzakelijke kennis snel beschikbaar komen in het reguliere onderwijs en voor de scholing en training van professionals die al werkzaam zijn. Eén van de werkstromen binnen de human capital agenda van GroenvermogenNL is de ontwikkeling en verduurzaming van learning communities rond waterstof. Learning communities zijn in transitieomgevingen een bruikbaar vehikel om derde-orde leren mogelijk te maken. In de energietransitie is zulk derde-orde leren of ook transformatief leren nodig. Dat vindt niet spontaan plaats maar vraagt om een gestructureerde manier van leren, waarin systematisch gewerkt wordt aan het conceptualiseren van complexe problemen, vraagarticulatie en het bedenken van oplossingsstrategieën. Een learning community kan dienen als innovatieruimte waarin kruisbestuiving plaatsvindt tussen verschillende types kennis en vaardigheden. Het project “Aanloopactiviteiten learning communities” is erop gericht om in de projectperiode (2022-2023) in grote lijnen twee met elkaar verweven hoofdactiviteiten uit te voeren, namelijk activiteiten die in de tweede fase zorgen voor daadwerkelijke opschaling én activiteiten die zorgen voor leren en kennisontwikkeling óver leren, werken en innoveren in learning communities. De projectperiode is een voorbereidingsjaar waarin in 6 regio’s gebouwd wordt aan een ecosysteem waarmee de HCA GroenvermogenNL gerealiseerd kan worden. Naast de regionale ontwikkeling zijn er 2 landelijke projecten, het onderhavige rond learning community-ontwikkeling en een project waarin gebouwd wordt aan een kennisplatform.
Het plaatsen en onderhouden van fysieke inrichtingselementen in de openbare ruimte is kostbaar. Meer efficiënt gebruik van het bestaande aanbod in de fysieke omgeving door passend beweegstimuleringsaanbod is wenselijk en efficiënter gebruik kan bijdragen aan het verminderen van bewegingsarmoede. In ‘Changing Views’ staan drie onderzoeksvragen centraal: 1) Kunnen kinderen met behulp van technologische ondersteuning worden verleid om gebruik te maken van andere locaties dan zij gewend zijn? 2) Kan de perceptie en zienswijze van kinderen op de beweegvriendelijkheid van de omgeving worden beïnvloed middels gerichte blootstelling aan inrichtingselementen via de technologische applicatie ‘missiemaster’? 3) Hoe kan het gebruik van de openbare ruimte door kinderen worden geoptimaliseerd en kunnen kinderen die van nature minder beweegdrang hebben, meer gestimuleerd worden om te bewegen door hen actief te betrekken in de ontwikkeling van beweegstimuleringsaanbod? Onderzoeksvraag 1 wordt onderzocht middels een kleinschalig experiment door het gebruik van missiemaster, waarmee kinderen via een GPS-route door hun wijk worden ‘rondgeleid’ (werkpakket 1). Op basis van een herhaalde meting bij basisschoolleerlingen en de evaluatie van app-gegevens wordt het potentieel van deze technologie onderzocht. Hierbij wordt onderzocht of de perceptie van beweegvriendelijkheid van de omgeving kan worden beïnvloed en of door veranderde blootstelling aan omgevingsmogelijkheden nieuwe sociale interacties ontstaan. De kwantitatieve meting bij leerlingen vormt tevens de basis voor de selectie van een specifieke doelgroepen leerlingen voor deelname aan werkpakket 2 waarin middels een participatief actie-onderzoek passend beweegstimuleringsaanbod wordt ontwikkeld. Via meerdere iteraties in het ontwikkelproces en met behulp van een nieuw te ontwikkelen ‘efficiëntiegraadmeter’ voor buurtsportcoaches wordt in werkpakket 3 de tweede onderzoeksvraag beantwoord. In een slotsymposium worden alle projectresultaten (inzichten en ontwikkelde producten) gedeeld. Alle ontwikkelde producten worden duurzaam en vrij beschikbaar gesteld via een online platform, www.beweegvriendelijkebuurt.nl.
Hogeschool Van Hall Larenstein (HVHL) kent een lange geschiedenis als groene kennisinstelling met een internationale oriëntatie. Zij ontleent het internationale karakter onder andere aan haar verleden als Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein uit Velp. Veel internationale netwerken van HVHL liggen buiten Europa. De Europese Green Deal en diverse Europese Missies op het vlak van bodem, water, climate-neutral cities, en Oceans bieden echter veel kansen voor toegepast onderzoek in het groen-blauwe domein in Europa. HVHL heeft in het instellingsplan diverse doelen opgenomen die deelname aan de Pilot Richting Europa rechtvaardigen. Zoals het opzetten en uitvoeren van toegepast onderzoek binnen internationale consortia. Een duidelijke ‘Europastrategie’ ontbreekt echter nog. Een bredere internationaliseringsagenda wordt momenteel ontwikkeld binnen HVHL. In dit project willen wij een degelijke strategie voor internationaal (Europees) onderzoek ontwikkelen die in de internationaliseringsagenda kan worden opgenomen. Met hulp van de regeling SIA Pilot Richting Europa willen we Europese subsidies in kaart brengen, een helder overzicht creëren van Europese instituties en een duidelijke strategie voor toegepast onderzoek in Europa formuleren. Daarnaast zijn we voornemens om de supportinfrastructuur te verbeteren door medewerkers te trainen.