Door ingrijpende veranderingen in het huidige gezondheidszorgsysteem wordt een steeds groter beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van patiënten. Hiermee samenhangend worden hulp en ondersteuning door partners, familie en andere directe naasten steeds belangrijker. Zorgen voor een dierbare partner of familielid vraagt meestal echter veel energie en kan emotioneel zwaar zijn. Het heeft dan ook grote invloed op het welzijn van de zorgende familieleden. Bij een deel van deze familiezorgers (mantelzorgers) leidt dit tot overbelasting. Verpleegkundigen hebben een belangrijke rol in het signaleren en voorkomen van deze overbelasting. Dit hoofdstuk beschrijft het begrip (over)belasting van familie, de factoren die daarbij een rol spelen en hoe verpleegkundigen overbelasting van familieleden kunnen signaleren en vaststellen. Daarnaast worden handvatten gegeven voor een systematische, familiegerichte aanpak, met aandacht voor de patiënt in zijn sociale omgeving en het effect van de ziekte hartfalen op onderlinge relaties binnen het gezin en de familiekring.
LINK
Artikel gepubliceerd in NTvG: Richtlijnen geven soms aan dat je iemands huidskleur of afkomst mee moet laten spelen bij de afwegingen over een behandeling. Een bekend voorbeeld hiervan zijn de specifieke behandeladviezen voor ‘zwarte personen’ met hypertensie. Wij gingen na hoe bruikbaar dit onderscheid is in de Nederlandse situatie. Elders in het NTvG leest u dat onderscheid maken soms nodig is om goede zorg te verlenen.1 De NHG-standaard ‘Cardiovasculair risicomanagement’ adviseert, net als belangrijke internationale richtlijnen, om ‘zwarte personen’ met hypertensie bij wie geen duidelijke voorkeur is voor een specifiek antihypertensivum op basis van bijvoorbeeld zwangerschap, hartfalen of albuminurie, anders te behandelen dan niet-zwarte personen.2,3 Wij zochten uit hoe bruikbaar dit advies is in de Nederlandse spreekkamer. De term ‘zwart’ Om deze vraag te beantwoorden is het noodzakelijk om eerst terminologie te verhelderen. In de NHG-standaard wordt de term ‘zwarte personen’ gebruikt, maar wie zijn dat eigenlijk? Zijn dat alle mensen ‘van kleur’ (met een niet-witte huidskleur of identiteit), of gaat het dan om iedereen met huidtype 5 of 6 volgens de Fitzpatrick-indeling (5: diepbruin, verbrandt bijna nooit; 6: zeer donkerbruin tot zwart, verbrandt nooit)?
LINK
De zorg voor ouderen staat onder druk. Om de zorg uitvoerbaar, toegankelijk en betaalbaar te houden en bovenal persoonsgericht en kwalitatief op hoogwaardig niveau, is een andere manier van zorgen nodig, waarbij technologische hulpmiddelen een rol kunnen spelen. Hoe doen we dat op een manier die echt werkt? Rol van het technologische hulpmiddel Om tot anders zorgen te komen, kunnen we op drie speelvelden innovaties inzetten: ten behoeve van het voorkomen of het verplaatsen van zorg en voor het verbeteren van zorg en zorgrelaties (zie tabel 1). Deze categorieën zijn niet strikt gescheiden: zo kan monitoring op afstand van aandoeningen zoals COPD (een chronische obstructieve longziekte) en hartfalen niet alleen leiden tot succesvol verplaatsen van zorg, maar ook tot betere kwaliteit van de zorg en het voorkomen van (zwaardere) zorg.
LINK
Dertig jaar geleden werd gestart met zelfmanagementprogramma's voor chronisch zieken patiënten. Later werd een aantal patiënten met hartfalen dat aan een dergelijk programma deelnam onderzocht op een aantal psychosociale factoren. Na zes tot twaalf maanden zagen de onderzoekers geen effecten meer.
DOCUMENT
The author reflects on the need for a comprehensive assessment of the structure and quality of the family or social network given that relationships are affected after the diagnosis of a cardiovascular disease. He points out that families may experience changing needs for support during the disease trajectory and emotional support may be necessary to cope with changing roles. He advocates for a family-oriented approach for patients with heart failure and their families.
DOCUMENT
The Heart Failure Caregiver Questionnaire (HF-CQ) was developed to assess subjective outcomes of heart failure caregivers. The HF-CQ comprises 21 questions on three domains, namely physical, emotional/psychological and lifestyle. The objective of this study was to evaluate the psychometric properties of the HF-CQ.
DOCUMENT
BACKGROUND: Patients' self-care behaviour is still suboptimal in many heart failure (HF) patients and underlying mechanisms on how to improve self-care need to be studied.AIMS: (1) To describe the trajectory of patients' self-care behaviour over 1 year, (2) to clarify the relationship between the trajectory of self-care and clinical outcomes, and (3) to identify factors related to changes in self-care behaviour.METHODS: In this secondary analysis of the COACH-2 study, 167 HF patients (mean age 73 years) were included. Self-care behaviour was assessed at baseline and after 12 months using the European Heart Failure Self-care Behaviour scale. The threshold score of ⩾70 was used to define good self-care behaviour.RESULTS: Of all patients, 21% had persistent poor self-care behaviour, and 27% decreased from good to poor. Self-care improved from poor to good in 10%; 41% had a good self-care during both measurements. Patients who improved self-care had significantly higher perceived control than those with persistently good self-care at baseline. Patients who decreased their self-care had more all-cause hospitalisations (35%) and cardiovascular hospitalisations (26%) than patients with persistently good self-care (2.9%, p < 0.05). The prevalence of depression increased at 12 months in both patients having persistent poor self-care (0% to 21%) and decreasing self-care (4.4% to 22%, both p < 0.05).CONCLUSION: Perceived control is a positive factor to improve self-care, and a decrease in self-care is related to worse outcomes. Interventions to reduce psychological distress combined with self-care support could have a beneficial impact on patients decreasing or persistently poor self-care behaviour.
DOCUMENT
Deze Powerpoint presentatie werd door lector Cock Heemskerk gebruikt voor een lezing over zorgrobots in het Slimste Huis in Alkmaar. Na een korte uitleg over het werkveld van het lectoraat en de wetenschappelijke definitie van een robot wordt nader ingegaan op de inzetbaarheid van zorgrobots anno 2017. De testresultaten van de zorgrobots Alice en ROSE worden duidelijk uiteengezet. Er wordt ingezoomd op de 21ste eeuw vaardigheden van studenten verpleegkunde en die onderzoekers. Tot slot wordt de opbouw en de doelstelling van een klinische les (nagespeelde praktijksituatie) gepresenteerd.
DOCUMENT
Oudere patiënten slikken, als ze meerdere chronische ziekten hebben, vaak heel wat pillen op een dag. Maar wie houdt bij patiënten die thuis wonen het overzicht over al die verschillende medicijnen? Van de bijwerkingen? En of die pillen wel doen wat ze moeten doen? Verpleegkundige Nienke Dijkstra (33) onderzocht hoe in de wijk wordt omgegaan met medicatie en keek naar de rol van verpleegkundigen daarbij.
LINK
Aim: Wearables technology plays an important role in supporting patients in self-management. This study aims to identify the functions and purposes of activity trackers that contribute to and assist in addressing the nursing diagnosis of Sedentary Lifestyle in patients with heart failure. Design: A scoping review was conducted. Depending on the type of study, critical appraisal took place using PRISMA, CONSORT, STROBE, or SRQR. Methods: A systematic search was performed in CINAHL, MEDLINE/PubMed, and the Cochrane library. Publications from January 2010 through May 2019 were included. The main subjects of the review were the functions and purposes of activity trackers that are used to support heart failure patients who live a sedentary lifestyle. Results: Thirteen articles were used for the analysis. The main feature of an activity tracker is the registration of steps, active/sedentary time, and calories burnt during the day. The following functions were mentioned in the articles: data collection, monitoring/self-monitoring, feedback, goal setting, awareness of own behaviour, motivation, and providing social support through the sharing of data.
DOCUMENT