Background: Malnutrition is an important cause of the excessive morbidity and mortality rate of dialysis patients. Frequent nocturnal home hemodialysis (NHHD) has many benefits compared with conventional thrice-weekly hemodialysis (CHD), due to the virtual absence of dietary restrictions and a much higher overall dialysis efficiency. In this observational study, we investigated whether these benefits of NHHD translate into an improved nutritional intake, with a special emphasis on protein intake. Methods: We prospectively assessed the effect of the transition of CHD to NHHD on nutritional intake (5-day dietary intake journal), normalized protein catabolic rate, and anthropometric parameters in 15 consecutive patients who started NHHD in our center between 2004 and 2009 and completed at least 8 months of follow-up. Data were collected before the transition from CHD to NHHD and 4 and 8 months after the transition. Results: Protein intake, as measured by both dietary intake journal and normalized protein catabolic rate, increased significantly after the transition from CHD to NHHD. Accordingly, phosphate intake increased significantly; however, serum phosphate levels did not increase, despite negligible phosphate binder use during NHHD. Body mass index and upper arm muscle circumference did not change significantly. Conclusion: The transition from CHD to NHHD has a positive effect on nutritional intake, in particular, protein intake. NHHD should be considered in malnourished patients on CHD. © 2012 National Kidney Foundation, Inc.
Rapport, geschreven in opdracht van de Commissie Internationaal van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW). Het rapport beoogt door middel van onderzoek een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het plan van de NVMW om haar internationale activiteiten te revitaliseren. Het onderzoek “Internationalisering van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers” is een onderdeel van het gelijknamige project, dat in 2004 is geïnitieerd door de Commissie Internationaal van de NVMW. De commissie gaf opdracht tot het verrichten van onderzoek, dat antwoord moest geven op de vraag: Wat zijn voor de beroepsvereniging en de maatschappelijk werkers die ze vertegenwoordigt de mogelijkheden om zich te internationaliseren? Het onderzoek is opgezet vanuit drie uitgangspunten. 1. Ten eerste wordt ervan uitgegaan, dat internationalisering van het maatschappelijk werk implicaties heeft voor het beroepsprofiel van het maatschappelijk werk. 2. Verder wordt uitgegaan van de veronderstelling, dat netwerkvorming de beste strategie is voor internationalisering van het maatschappelijk werk. 3. Tenslotte wordt aangenomen dat internationalisering begint in en vanuit de micro-omgeving van het organisatienetwerk van de vereniging. 1. Door middel van deskresearch en interviews met experts is kwalitatief onderzoek verricht naar de internationale ontwikkeling van het beroep. Het domein van maatschappelijk werk wordt in verschillende landen verschillend bepaald. Het Nederlandse maatschappelijk werk is een deelverzameling van wat in veel landen “social work” heet, een brede professie die min of meer alles omvat wat in Nederland valt onder het beroependomein van het sociaal agogisch werk. In internationale verhoudingen zal het Nederlandse maatschappelijk werk zich tot deze brede definitie van de professie moeten verhouden. 2. Er is ook kwalitatief onderzoek verricht naar internationale netwerkvorming als strategie voor de internationalisering van de NVMW. Het voorstel is gedaan om internationale uitwisseling tussen maatschappelijk werkers te ondersteunen, zowel in het binnenlands als in het buitenlands netwerk van de vereniging, zowel langs de gouvernementele als de niet-gouvernementele weg. Dit is verder uitgewerkt in vijf thema’s, die verschillende aspecten van internationale uitwisseling belichten: academiesering van het maatschappelijk werk, euregionale samenwerking tussen hogescholen, Europees sociaal beleid, grensoverschrijdende hulp en internationalisering van de website. 3. Tenslotte is kwantitatief onderzoek gedaan onder de leden van de vereniging waarbij hun mening over de internationalisering van de NVMW is gepeild. Uit de resultaten komt het volgende beeld naar voren. Ruim een derde van de leden die hebben gereageerd heeft een beroepspraktijk met een internationale context. Meer dan de helft daarvan heeft door directe ervaring of opleiding met internationale aspecten van het beroep te maken gehad. De meeste leden willen dat de NVMW internationaal actief is. Velen willen daar zelf actief aan deelnemen. Niet iedereen vindt het belangrijk om zelf internationale ervaring op te doen, wel om kennis te verwerven.
BACKGROUND/AIMS: Higher interdialytic weight gain (IDWG) is associated with higher predialysis blood pressure and increased mortality. IDWG is also increasingly being recognized as an indicator of nutritional status. We studied in detail the associations of various patient factors and nutritional parameters with IDWG.METHODS: We collected data during one week for IDWG and hemodynamic parameters in 138 prevalent adult haemodialysis patients on a thrice-weekly haemodialysis schedule. A multivariate linear regression analysis was employed to identify factors that are associated with IDWG.RESULTS: The mean (±SD) age was 62.5 (±18.2) years, 36% were female, 36% had diuresis, and 23% had diabetes. Patients in the highest IDWG tertile were significantly younger, more frequently male, and had a significantly higher subjective global assessment score (SGA). A higher IDWG as a percentage of body weight (%IDWG) was associated with a younger age, greater height and weight, absence of diuresis, and lower postdialysis plasma sodium levels. The model with these five parameters explained 37% of the variance of %IDWG. Predialysis, intradialysis, and postdialysis diastolic blood pressure was significantly higher in the highest tertile of IDWG.CONCLUSION: The most important associations of %IDWG are age, height, weight, diuresis, and postdialysis sodium. Patients with the highest IDWG have significantly higher diastolic blood pressures.
Ruim 10% van de Nederlandse bevolking heeft chronische nierschade. Jaarlijks komen er zo’n 2.000 patiënten met nierfalen bij. Bij terminaal nierfalen is uiteindelijk nierfunctie vervangende therapie noodzakelijk (1, 2). Nierfalen en nierfunctievervangende therapie hebben grote invloed op de voedingstoestand van de patiënt wat leidt tot ondervoeding wat zich uit in verlies van spiermassa, spierkracht, verminderde zelfredzaamheid, verminderd fysiek functioneren, hogere mortaliteit, meer ziekenhuis opnames en een lagere kwaliteit van leven (3). Gezien deze associatie kan een interventie die het verlies van spiermassa kan voorkomen, grote impact hebben voor nierpatiënten. Echter is er nog geen informatie over de voedselinname van de Nederlandse hemodialysepatiënt. Dit belemmert de diëtetiek in het optimaal behandelen van hemodialysepatiënten. In samenwerking met het kennisnetwerk Diëtisten Nierziekten Nederland (DNN) en MKB hebben wij de volgende vragen gedefinieerd: 1) Wat is de huidige dagelijkse inname van macro- en micronutriënten van hemodialysepatiënten en 2) Bestaan er effectieve interventies op het gebeid van voeding en beweging om spiermassa verlies te voorkomen en/of te behandelen? Samenvattend bestaat dit voorstel uit de volgende activiteiten: Werkpakket 1: Landelijk multicenter studie naar de huidige inname van macro- en micronutriënten van hemodialysepatiënten, Werkpakket 2: Formeren van (inter)nationaal netwerk van professionals en wetenschappers die zich focussen op de rol van voeding en beweging bij nierziekten aangevuld met patiënten perspectief vanuit de patiëntenverenigingen, Werkpakket 3: Systematic review naar effectieve voedings- en beweeginterventies bij patiënten met nierfalen en Werkpakket 4: Het schrijven van een projectvoorstel dat de behoefte, rol en implementatie van eiwitrijke voeding en beweging onderzoekt op het behoud en/of verbeteren van spiermassa, fysiek functioneren en kwaliteit van leven van mensen met een nierziekte.