© 2025 SURF
Als je het maatschappelijke debat over bedrijventerreinen volgt, vraag je je soms af of deze gebieden überhaupt een bredere waarde hebben. Bedrijventerreinen worden verbonden met typeringen als verdozing en hebben het uiterlijk van blokkendozen. Ze komen over als anonieme en verweesde landschappen. Het zijn ruimtelijk vaak grijze geïsoleerde (hitte-) eilanden en verrommeling, lelijkheid en schaamgroen is een veelvoorkomend verschijnsel. Burgers en ook de lokale overheid lijken deze gebieden het liefst te mijden of negeren. Het beeld van een noodzakelijk kwaad lijkt het meest van toepassing.
LINK
'Versteende pleinen in steden zijn hitte-eilanden. Gemeenten willen daarom meer groen, maar dat is niet eenvoudig. In Groningen zijn nieuwe bomen geplant in een innovatief waterbergingssysteem. De Grote Markt ging op de schop.'
LINK
Het negatieve effect van 'verdozing' leeft als nooit tevoren. Het debat daarover gaat ook niet meer alleen over de verrommeling van ons landschap, de bouw van blokkendozen en het ontstaan van een nieuwe lelijkheid. Met vooruitziende blik heeft Rijksadviseur Wouter Veldhuis de noodzaak van een nieuw verhaal voor de logistiek hoog op de nationale agenda gezet. In een column elders heb ik zijn oproep volmondig gesteund: ''Nederland distributieland maakt meer landschap en vestigingsklimaat kapot dan je lief is."
LINK
Er is een grote vraag naar locatie specifieke data over bezoekers. Inzichten in aantallen, spreiding in tijd en ruimte- en druktebeelden zijn gewenst voor bedrijven, organisaties en overheden om hun strategieën op af te stemmen. Satellietbeelden zijn reeds beschikbaar, maar toepassingen op de toeristisch-recreatieve sector zijn echter nog altijd beperkt. Dit artikel brengt daar verandering in. In dit artikel wordt verkend wat voor de toeristisch-recreatieve sector de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn, en wat de onderzoekstechnische, methodologische uitdagingen zijn bij het gebruiken van open source satellietdata voor het bepalen van druktebeelden. Dit artikel geeft een overzicht van het potentiele gebruik van satellietbeelden voor het begrijpen van toerisme en recreatie.
DOCUMENT
De drie grootste Fontyssteden doen het niet bijster goed in de jaarlijkse Atlas van Nederlandse gemeenten. Je moet deze magere scores niet te serieus nemen, maar duidelijk is dat Eindhoven, Tilburg en Venlo wel wat vergroening kunnen gebruiken, zegt Cees-Jan Pen, lector de Ondernemende Regio aan Fontys Hogescholen Economie en Communicatie.
LINK
In het kader van klimaatsverandering is het van groot belang om inzicht te krijgen in de impact van intensievere buien, langdurige droogte en hitte dat grote effecten kan hebben op de economie en kwaliteit van de leefomgeving. Om deze reden hebben diverse projectpartners en Fries Bestuursakkoord WaterKeten (FBWK) met de doelgroep (water)wethouders en ambtenaren van de Friese gemeenten samengewerkt aan de volgende vragen in de Friese regio: - Hoeveel schade ondervindt de regio bij een flinke bui? - Waar bevinden zich hitte-eilanden in de gebouwde omgeving in Friesland? - Welke maatregelen kunnen we nemen om de negatieve effecten van klimaatverandering te voorkomen en welke middelen zijn hiervoor nodig? Dit project leverende de volgende producten op: Wateroverlastkaart (WOLK), hittestresskaart, kennisclips, expertkaart die werden besproken bij diverse masterclasses klimaatadaptatie. Met deze producten is inzicht verkregen in de toekomstopgave ten aanzien van het klimaatbestendig maken van de regio en in de mogelijke schade en benodigde middelen om dit te voorkomen.
MULTIFILE
De maakbare stad; rondkijken in Den Haag is de titel van de derde uitgave van Haagse Sociale en Culturele Verkenningen. In deze reeks, een uitgave van het lectoraat Grootstedelijke Ontwikkeling van De Haagse Hogeschool, krijgt de lezer een inkijk in een aantal maatschappelijke ontwikkelingen en initiatieven in Den Haag. Daarvoor hebben we als lectoraat met docenten en in veel gevallen ook studenten onderzoek gedaan in de stad, in een wijk, een instelling of een praktijk. Voor u ligt een bundel waarin wij de resultaten van tien projecten van onderzoek op hoofdlijnen weergeven en in perspectief plaatsen. In alle praktijken die in deze bundel aan de orde komen, is spanning zichtbaar tussen de wereld van beleid en doeleinden enerzijds en de wereld van alledag anderzijds. Met onze rapporten willen we deze spanning meer precies in beeld brengen en zo ook meer inzicht geven in diverse Haagse werkelijkheden. Een deel hiervan komt niet in beleidsnota’s en in het publieke debat aan de orde. Iedere stad heeft veel geheimen; veel zaken blijven onder de oppervlakte. In elke stad en in elke stedelijke praktijk is daarom ook ‘maakbaarheid’ een onvermijdelijk thema. Een stad en een stedelijke praktijk laten zich niet eenvoudig maken, terwijl iedereen in de stad wel de resultaten van veel ’maken‘ uit het verleden kan zien. Het is dus niet een issue van ’wel‘ of ’niet‘. Beter kunnen we gewoon rondkijken in Den Haag. U treft verhalen aan uit de Schilderswijk, Transvaal en de Binckhorst. Er zijn verhalen over wijkagenten en over Poolse migranten in Den Haag. Deze bundel is de opvolger van Zeker in de stad? Wonen en leven in Den Haag (Haagse Sociale en Culturele Verkenningen, nr. 2, 2008) en van Succesvol in Den Haag?! (Haagse Sociale en Culturele Verkenningen, nr. 1, 2005). Wij hopen dat deze derde bundel ook zijn weg vindt in het onderwijs van De Haagse Hogeschool en in de beleidspraktijk van gemeente, maatschappelijke instellingen en bedrijven.
DOCUMENT
AchtergrondKlimaatverandering brengt risico’s voor de stedelijke omgeving met zich mee zoals hittestress, wateroverlast en langdurige droogte met schade aan infrastructuur. Binnen de stedelijke omgeving nemen bedrijventerreinen een bijzondere positie in: ze beslaan circa 20% van het bebouwde gebied.Bedrijventerreinen zijn grotendeels verhard, met weinig groen. Daardoor zijn de effecten van klimaatverandering hier vaak groter dan in andere bebouwde gebieden.De gevoeligheid van bedrijventerreinen voor klimaatverandering impliceert risico’s voor de terreinen zelf en voor de omgeving.Wateroverlast door intensieve neerslag, verlaging arbeidsproductiviteit door hitte en mogelijke schaarste van (proces)water door langdurige droogte zijn voorbeelden van bedreigingen die voor ondernemers urgenter worden. Bovendien hebben bedrijventerreinen, vanwege hun inrichting en ligging, een relatief grote impact op water, leefomgeving en biodiversiteit in de stad.Vanwege het grote verharde oppervlak en relatief weinig eigenaren (groot oppervlak per eigenaar), lijken er juist op bedrijventerreinengrote klimaatadaptieve kansen aanwezig te zijn. Vergroening van bedrijventerreinen lijkt een sleutelpositie in te nemen bij het integraalklimaatadaptief maken van deze terreinen. Vergroening heeft de potentie om hittestress te verminderen, biodiversiteit te versterken en het werk- en vestigingsklimaat voor bedrijven te verbeteren.Omdat het grootste deel van het oppervlak van bedrijventerreinen particulier bezit is, zijn het de ondernemers en vastgoedeigenaren die de klimaatadaptieve maatregelen uiteindelijk moeten implementeren en onderhouden. Dit vereist een effectieve publiek-private samenwerking met als doel: lagere klimaatrisico’s, een duurzaam economisch perspectief, lagere beheerkosten voor infrastructuur, een prettige en gezonde werkomgeving. De vraag is hoe deze samenwerking kan worden geïnitieerd en vorm kan worden gegeven.OnderzoekDe uitdagingen maar vooral de kansen voor samenwerking rond klimaatadaptatie op bedrijventerreinen zijn onderzocht door eenconsortium tussen twee hogescholen, vijf gemeenten, drie waterschappen, drie groenbedrijven (mkb) en een milieufederatie. De volgende hoofdvraag stond centraal in het onderzoek:Wat is een effectieve werkwijze voor overheden om samen met ondernemers bedrijventerreinen klimaatadaptief temaken en waarvan is deze effectiviteit afhankelijk?Deze hoofdvraag is op te splitsen in de volgende deelvragen:1. Wat zijn knelpunten en kansen om integrale klimaatadaptieve maatregelen te verenigen met ambities en belangen van ondernemers en overheden? 2. Wat zijn (kosten)effectieve integrale maatregelen en van welke factoren of omstandigheden is de effectiviteit en (meer)waarde afhankelijk?3. Welke factoren belemmeren of stimuleren de implementatie van integrale maatregelen op bedrijventerreinen en hoe kan door samenwerking de implementatie worden bevorderd?Het onderzoek heeft plaatsgevonden op vijf bedrijventerreinen inNoord Nederland, volgens een Living Lab aanpak:. een traject waarinondernemers, overheden, onderwijs en andere belanghebbendensamenwerken aan een complex vraagstuk. In dit geval integralevergroening en klimaatbestendig maken van bestaande terreinen.Het Ecomunitypark, een groen en duurzaam werklandschap van 17hectare in Oosterwolde, is in het onderzoek betrokken als groenebenchmark-locatie. Tijdens het onderzoek is samengewerkt metondernemers en bedrijvenverenigingen.3ResultatenBedrijventerreinen zijn sterk versteend, veel oppervlak is privaat eigendomMet behulp van openbare data, modelberekeningen en ruimtelijkestatistiek zijn verschillende kenmerken van de fysieke omgeving in kaartgebracht: clusters van verharding en groen, mate van afvloeiing, risico opwateroverlast, en eigendomssituatie. Uit de analyses blijkt dat 60 – 80% vanhet oppervlak op de bedrijventerreinen verhard is en dat 75 – 82% van hetoppervlak in particulier bezit is.Door de verschillende ruimtelijke kenmerken op een kaart te integrerenontstaat inzicht in de locaties waar zich (voor klimaatverandering) demeest kwetsbare en de minst kwetsbare locaties bevinden. De analysestonen veelal dat de minst kwetsbare gebieden veelal publiek terreinbetreft, en de meest kwetsbare oppervlaktes in particulier bezit zijn.Dit suggereert dat de meeste impact kan worden gemaakt door juist opparticulier terrein groenmaatregelen te nemen.Bedrijventerreinen kunnen hitte eilanden wordenUit de resultaten blijkt dat bedrijventerreinen stedelijke hitte-eilanden(UHI’s) kunnen worden tijdens warme zomerdagen. Tijdens een hittegolfin augustus 2022 was het in de late avond (21.00 – 23.59 uur) tot bijna5 graden warmer op bedrijventerreinen die sterk versteend zijn, invergelijking tot het buitengebied. Op het Ecomunitypark in Oosterwolde,een werklandschap met veel groen, bleek het hitte-eiland-effect beperkttot ruim 2 °C. De resultaten suggereren dat meer groen resulteert in eenafname van het UHI-effect van circa 0,7 °C per 10% meer groen oppervlak.Daarbij wordt aangetekend dat de meeste mensen overdag aan het werkzijn, en niet in het tijdvak met de meeste uitstraling (21:00 - 23:59 uur).Biodiversiteit is met eenvoudige maatregelen te stimulerenOm een beeld te krijgen van de biodiversiteit is gekeken naar de huidigesituatie van de soortenrijkdom aan flora en fauna en de hoeveelheidbiomassa bij de aangetroffen vliegende insecten op de verschillendebedrijventerreinen. In totaal zijn op de zes bedrijventerreinen 323 soortenlage vegetatie, 51 soorten bomen, 43 soorten struiken, 56 soorten vogels,20 soorten libellen, 16 soorten dagvlinders, 4 soorten zoogdieren, 4 soortenamfibieën en 29 soorten insecten aangetroffen.Op alle bedrijventerreinen had de fysieke omgeving (habitat) invloed opde biodiversiteit. Met statistische modellen is getoetst welke factorenvan invloed zijn op de lage vegetatiesoorten. Met Z-scores is berekend ofmeetpunten onder gemiddeld, net boven gemiddeld en bovengemiddeldscoren. Op basis van de resultaten zijn haalbare streefbeeldengeïdentificeerd: locaties met de meeste biodiversiteit. Dit biedt handvattenom laag scorende meetpunten binnen een bedrijventerrein aan te passennaar de omstandigheden van hoog scorende locaties. Dit kan ervoorzorgen dat de biodiversiteit wordt vergroot.De baten van groen zijn veelzijdigMet als doel het gesprek stimuleren over (verdeling van) kosten enbaten van (klimaatadaptatie door) groenmaatregelen is een kengetallenkostenbaten-analyse (KKBA) uitgevoerd. In deze analyse is voor deverschillende bedrijventerreinen de huidige situatie (0-alternatief)vergeleken met een (denkbeeldig) alternatief waarin substantieel meergroen wordt gerealiseerd, namelijk vergroening van dertig procent van hetverharde oppervlak waarvan de helft (15%) door middel van de aanleg vangroene daken, de andere helft (15%) door de aanleg van wadi’s. De KKBAvergelijkt de netto constante waarde over een termijn van 30 jaar.De uitkomsten van onze KKBA berekeningen suggereren dat vergroeningloont: de baten overstijgen de kosten, zowel monetair als niet monetair.We gebruiken hier bewust de term ‘suggereren’ omdat de uitkomstenvan de monetaire kosten- en baten berekeningen resultanten zijn vande aannames die zijn gehanteerd met betrekking tot de verschillendeinputparameters. De snelheid en mate van klimaatverandering zijnonzeker. Datzelfde geldt voor de effecten van klimaatverandering opbedrijven, bedrijventerreinen en de omgeving, voor de verschillendedomeinen: arbeidsproductiviteit, welzijn en gezondheid, fysieke overlastdoor hitte en water, waarde van onroerend goed, biodiversiteit etc..4Tenslotte: realisatie van meer groen en klimaatadaptatie in de praktijkHet Raak Publiek onderzoek Klimaatadaptieve Bedrijventerreinenheeft aangetoond dat klimaatadaptatie via vergroening van bestaandebedrijventerreinen voordelen biedt, die zowel de belangen vanbedrijven als van de samenleving kunnen dienen. Implementatie van(groen)maatregelen op bedrijventerreinen behoeft samenwerkingtussen overheden en ondernemers. Verder heeft het project duidelijkgemaakt dat het klimaatadaptief maken en vergroenen van bestaandebedrijventerreinen maatwerk is. Een uniforme werkwijze is daarom nietadequaat, maar op basis van de bevindingen kunnen wel do’s en dont’sworden afgeleid, primair voor overheden. De do’s en dont’s zijn gerichtop pioritering, initiatie, faciliteren, organisatie en communicatie rondvergroening van bedrijventerreinen, onder andere:• Het initiëren en stimuleren van showcases;• Het communiceren over waarom vergroening belangrijk is in ‘taal’van ondernemers;• Het faciliteren met kennis, en mogelijke subsidies;• Het faciliteren door een contactpersoon tussen gemeente enbedrijvenverenigingen;• Het stimuleren van een goede organisatiegraad vanbedrijvenverenigingen;• Het maken van verbindingen tussen beleidsterreinen, tenbehoeve van een integrale scope, met zicht op koppelkansen.
DOCUMENT