‘De docent in het beroepsonderwijs opent de deuren naar de kennis, zienswijzen, vaardigheid, opvattingen en houdingen die horen bij de toekomstige beroepspraktijk van de student en draagt zorg voor de verwerving van een startpositie daarbinnen. Dat vraagt van docenten om de kleur en geur van een sector of functiedomein te verweven in het eigen zijn, denken en doen’(de Bruijn, 2009, pagina 40, op citaat).
DOCUMENT
Hardlopen is vandaag de dag een van de meest populaire bewegingsvormen bij volwassenen, gekoppeld aan een opvallende inhaalbeweging door vrouwen. Dit sluit aan bij ontwikkelingen in de algemene sportdeelname waarbij er een sterke groei is van vrije en ongeorganiseerde sporten die vaak individueel of in kleine groepen worden beoefend. Parallel aan deze groei van het hardlopen is er ook een opvallende toename van de deelname aan hardloopevenementen. Dit in combinatie met een enorme diversiteit aan deelnemers, onder meer wat betreft socio-demografische kenmerken, ervaring met het hardlopen en motieven. In deze bijdrage wordt dieper ingegaan op de meerwaarde van het segmenteren van evenementenlopers in deelnemerstypologieën. Een typologie op basis van hun houdingen, identificatie en motieven ten aanzien van de loopsport laat, in vergelijking met een segmentatie op basis van achtergrondkenmerken of hardloop gerelateerde kenmerken, toe om nog meer op maat in te spelen op de behoeften van een steeds gevarieerder publiek van evenementenlopers. Omwille van de opvallende inhaalbeweging in het hardlopen (en de deelname aan hardloopevenementen) door vrouwen wordt in dit artikel een deelnemerstypologie ontwikkeld van hardloopsters. Door middel van online enquêtes werden gegevens verzameld bij deelneemsters aan de Ladies Run Flow. Dit hardloopevenement, georganiseerd in de regio Eindhoven, richt zich exclusief op vrouwelijke hardlopers. Op basis van een principale componenten analyse gevolgd door een clusteranalyse werden de deelneemster ingedeeld in drie types: traditionele fitloopsters, sociale hardloopsters en individuele hardloopsters. De drie types zijn niet enkel onderscheidend voor wat betreft de beleving van het hardlopen, maar ook wat betreft socio-demografische kenmerken en loopsportgedrag. De drie groepen verschillen significant wat betreft interesses voor het gebruik van hardloop specifieke diensten. Deze resultaten hebben duidelijk implicaties voor beleidsmakers, aanbieders en organisatoren van hardloopevenementen en/of –producten en –diensten. Zo kunnen organisatoren een betere dienstverlening bieden door op maat in te spelen op de verwachtingen van deelnemers en kan op die manier bijgedragen worden aan een verantwoorde en duurzame beoefening van het hardlopen.
LINK
In dit hoofdstuk staan twee onderwerpen centraal. Allereerst wordt beschreven wat er bekend is over de mate waarin Nederlandse leerlingen burgerschap bezitten, met name kennis, vaardigheden en houdingen daaromtrent. Vervolgens wordt stilgestaan bij wetenschappelijk onderzoek omtrent de mogelijke bijdrage van onderwijs aan het burgerschap van leerlingen.
DOCUMENT
College waarin wordt uitgelegd wat kanker precies is. De voordelen van bewegen bij de diagnose kanker worden uiteengezet.
DOCUMENT
Diverse vmbo-scholen experimenteren met vormen van competentiegericht onderwijs (CGO). De verwachting is dat leerlingen, dankzij realistische en beroepsgerichte opdrachten, meer gemotiveerd raken. Verder is het de bedoeling dat leerlingen kennis, vaardigheden én houdingen weten te ontwikkelen, zodat ze ook beter voorbereid raken op de beroepspraktijk. Tijd om eens te kijken naar de stand van zaken.
DOCUMENT
Het sectoraal adviescollege Hogere Sociale Studies (SAC-HSS) van de Vereniging Hogescholen (VH) heeft in het voorjaar van 2015 een project geïnitieerd met als doel de gemeenschappelijke kennisbasis van de bachelor opleidingen voor het sociaal werk vast te stellen. De kennisbasis zal voor een substantieel deel de inhoud van deze opleidingen gaan bepalen, waarbij opleidingen en studenten ruimte houden voor profilerende invullingen en aanvullingen. Het SAC-HSS beoogt met het project een bijdrage te leveren aan het versterken van de kwaliteit van de opleidingen. Aanleiding voor het project zijn de rapporten ‘Meer van Waarde’ van de Commissie Boutellier en ‘Sociaal werk op solide basis’ van de Gezondheidsraad waarin geconstateerd is dat de kwaliteit van de beroepsuitoefening van sociaal werkers in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning achterblijft bij de verwachtingen. Voor een duurzame kwaliteitsverbetering is een goed functionerend kennissysteem nodig. Kennis afkomstig uit wetenschappelijk onderzoek en uit de beroepspraktijk, van professionals en van ervaringsdeskundige burgers. Kennis die samen met beroepsvaardigheden en houdingen het curriculum van sociaal werk opleidingen uitmaken en studenten helpen zich te ontwikkelen tot start bekwame sociale professionals. Het onderhavige rapport heeft als doel een overzicht te bieden van het wetenschappelijk deel van de kennisbasis.
DOCUMENT
BackgroundFacilitating adult sibling involvement for individuals with pervasive support needs is important. This study explores the attitudes of healthcare professionals in this process.MethodThe attitudes of healthcare professionals (n = 60) in the Netherlands were explored through an online, self-developed survey with open and closed-ended questions.ResultsAround 40% of the participants reported (partly) lacking knowledge about sibling preferences and 23% (partly) lacking practical opportunities for involving siblings. The majority (partly) perceived the involvement of siblings as an enjoyable part of their work (82%), rated their knowledge and skills positively (87%), and regarded sibling involvement as such importance that they would be willing to exert considerable effort to contribute to it (61%). Not all participants perceived it as their job to collaborate with siblings.ConclusionsThere is a need to increase healthcare professionals' knowledge about adult sibling preferences and structurally embed sibling involvement within care practices.
DOCUMENT
Wat zijn de ‘knoppen’ waar je als school aan kunt draaien? Wat zijn de aanknopingspunten voor goed burgerschapsonderwijs? Wat werkt?Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat scholen burgerschapskennis, -houdingen en -vaardigheden van leerlingen kunnen bevorderen. Het laat ook zien dat de ene school daar beter in slaagt dan de andere.Hoewel de kennis van ‘wat werkt’ nog bescheiden is, zijn er wel punten die kunnen bijdragen aan de burgerschapscompetenties van leerlingen. Dit overzicht geeft een korte samenvatting van de voornaamste kenmerken van effectief burgerschapsonderwijs die uit (inter)nationaal onderzoek naar burgerschapsonderwijs naar voren komen en ook op (sommige) Nederlandse scholen in de praktijk worden gebracht.
LINK
Dit rapport beschrijft uitvoerig een onderzoek naar mogelijkheden en opbrengsten van het inzetten van Professionele Simulatie Ontwerpsoftware in de bovenbouw van de basisschool. Deze casestudie is opgebouwd in vijf fasen waarvan de laatste fase antwoord geeft op de kracht van dit instrument voor het onderwijs. De studie mikt zowel op de didactische inzetbaarheid door de leerkracht als de bijdrage aan het ontwikkelen van denkvaardigheden bij leerlingen. De studie past in het onderzoek naar Mindtools en DME's en is grensverleggend in vergelijking tot gangbaar gebruik van ICT. De gebruikte software is van een hoog abstractieniveau maar blijkt door leerlingen al goed te gebruiken om hun talenten aan te spreken. In de eindconclusies worden perspectiefvolle resultaten genoemd. In de rapportage wordt ook geanticipeerd op verdere ontwikkelingen. Tijdens de casestudie zijn immers aanwijzingen gevonden dat leerlingen zeer geboeid kunnen zijn door het gebruik, dat ze sterke cognitieve redenatiepatronen kunnen opbouwen, analytische vaardigheden toepassen, dat ze uitvoerige kritische discussies met elkaar aangaan enz. Met andere woorden een dergelijk pakket zet leerlingen bij de juiste instrumentatie en begeleiding wel aan tot hoger orde denken. De abstracties van een dergelijk pakket gaat sommige leerlingen goed af. Ze vinden uiteindelijk de 3D weergave wel de kers op de appelmoes. Inzetten van dit soort software kan zeker aangemerkt worden als onderwijs inhoudelijk transitief. Het is interessant om t.z.t de diverse video-opnames uitvoeriger te analyseren op zowel de cognitieve als onderwijskundige opbrengsten. In de bijlagen zijn ontwikkelde ondersteunende materialen en resultaten van leerlingen opgenomen.
DOCUMENT
De leerling ontwikkelt kennis en vaardigheden door creativiteit en nieuwsgierigheid in te zetten, aldus het eerste kenmerk van de visie op toekomstgericht onderwijs uit het advies van Platformonderwijs2032 (Schnabel, 2016). Dit kenmerk veronderstelt dat leerlingen probleemoplossend aan de slag gaan, kritische vragen stellen en hun inventiviteit gebruiken. Dat klinkt fantastisch, maar hoe kan een leerkracht voor elkaar krijgen dat dit gebeurt? In dit artikel schetsen we aan de hand van praktijkvoorbeelden in het primair onderwijs hoe je als leerkracht dit soort vaardigheden en houdingen kunt stimuleren. Belangrijk daarvoor is dat leerlingen onderwijstaken niet ervaren als opdrachten voor een vak maar als echte problemen met meerdere dimensies om op te lossen. Dit kan bewerkstelligd worden door op een meer vakoverstijgende manier te gaan werken (Thijs, Fisser, & Hoeven, 2014). We beginnen met het schetsen van de theoretische achtergrond rond vakoverstijgend onderwijs en werken vervolgens enkele praktische voorbeelden uit.
DOCUMENT