In deze bijdrage wordt een analyse gemaakt van de rol van HRM in organisaties in de Nederlandse context. Dit artikel is gebaseerd op achttien casestudies, die zijn uitgevoerddoor studenten in de periode 2008-2011. De studenten zijn afgestudeerd bij het lectoraat HRM en Persoonlijk Ondernemerschap van Hogeschool Inholland.
The change toward competence-based education has implications for teachers as well as school management. This study investigates which professional development activities teachers undertake related to this change and how these activities differ among schools with various human resource (HR) policies. Two types of HR policy were involved: (1) a government-enforced, national system of Integrated Personnel Management and (2) a voluntary, integrative approach of Schooling of teachers, Organizational development of schools and teacher training institutes, Action- and development-oriented research, and Professional development of teachers. Semi-structured interviews with 30 teachers in nine schools with different HR policies were held and analyzed both qualitatively and quantitatively. Findings show that teachers undertake professional development activities in five categories: maintaining knowledge base, applying and experimenting, reflection, collaboration, and activities indirectly related to teaching practice. Teachers' professional development activities were found to be relatively similar across schools with different HR policies. It is concluded that neither government-enforced nor voluntary HR policies seem to play much of a role in the participation by teachers in professional development activities. Implications for further research and school practice are discussed.
In het eerste deel van mijn les presenteer ik u de demografische ontwikkelingen die leiden tot een sterke toename van het aantal senioren in onze samenleving en tot schaarste op de arbeidsmarkt. Vervolgens bespreek ik de maatregelen die de Nederlandse overheid heeft genomen om deze ontwikkelingen in de hand te houden. Uiteraard kijken we ook naar de effecten van deze maatregelen, die zichtbaar worden in de omvang van de arbeidsparticipatie van oudere werknemers. Deze participatie is de laatste jaren in Nederland fors toegenomen. Toch is er nog steeds een aanzienlijke groep werknemers die vroegtijdig het arbeidsproces verlaat. De oorzaken hiervan liggen zowel bij de werkgever als bij de werknemer. Enerzijds is de werkgever terughoudend ten aanzien van oudere werknemers. Anderzijds willen veel werknemers graag vroegtijdig stoppen met werken om van de oude dag te (kunnen) genieten (het welbekende Zwitserleven Gevoel). Na de bespreking van de ontwikkelingen aan de aanbodkant van de arbeidsmarkt, ga ik ook in op de verwachte ontwikkelingen aan de vraagkant. Daarbij blijkt dat de verwachte schaarste op de arbeidsmarkt niet alleen een gevolg is van een afname van het aanbod, maar ook te maken heeft met de groei van de Nederlandse economie. Werkgevers zullen zich extra moeten inspannen om hun werknemers aan de organisatie te binden. Vervolgens behandel ik enkele theoretische concepten die goed aansluiten bij de genoemde ontwikkelingen en een bruikbaar kader vormen voor verder onderzoek. Dat betreft de economische Human Capital Theory, het Psychologisch Contract, Goed Werkgeverschap en Prosociaal Organisatie Gedrag. Daarna komt de praktijk aan de orde. De wijze waarop arbeidsorganisaties en HR in kunnen spelen op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt,vereist zowel curatieve als preventieve maatregelen. Curatieve maatregelen dragen er tot bij dat oudere werknemers langer blijven doorwerken en hun vroegtijdig vertrek uit het arbeidsproces nog enige tijd uitstellen. Bij preventieve maatregelen gaat het om het ontwikkelen van nieuwe kennis en vaardigheden (Leven Lang Leren), het zorgen voor voldoende variatie in het werk en om het bevorderen van de gezondheid van de werknemers. Daarbij vraag ik speciale aandacht voor de laagopgeleide werknemers. De door hun opgebouwde kennis en ervaring zal eerder verouderen dan die van hoger opgeleide werknemers. Werkgevers investeren minder in deze groep werknemers en zelf aarzelen zij ook vaak ten aanzien van scholing en opleiding. Al met al concludeer ik dat er de komende jaren een forse uitdaging ligt voor bedrijven en voor de HR-professional om op de langere termijn de personeelsvoorziening voor de organisatie op orde te houden.
Het volgen van een masteropleiding door docenten wordt gestimuleerd door overheid en schoolbesturen. Echter, nieuwverworven vakinhoudelijke-, onderzoeks-, en/of innovatiecapaciteiten die masterdocenten inzetten in activiteiten (bijvoorbeeld een Masternetwerk), worden onvoldoende benut door mbo-instellingen. Masterdocenten zijn hierdoor onvoldoende in staat om opgedane kennis en inzichten te implementeren in de onderwijspraktijk. Doel Het benutten van capaciteiten van medewerkers is een kernopdracht van HR. Het onderzoeksproject richt zich dan ook op de vraag op welke wijze HR-systemen ondersteunend kunnen zijn voor het benutten van de capaciteiten van masterdocenten in de mbo-instellingen. Resultaten Inzicht in welke HR-systemen mbo-instellingen kunnen inzetten om hun nieuwverworven capaciteiten optimaal te benutten. Een handreiking voor mbo-instellingen met handvatten voor het (her)ontwerp van HR-systemen en inspirerende voorbeelden. Looptijd 01 juni 2022 - 01 september 2025 Impact Kennisontwikkeling: inzicht in HR-systemen die competenties, motivatie en mogelijkheden van masterdocenten vergroten. Productontwikkeling: handvatten voor het (her)ontwerp van effectieve HR-systemen, op maat gemaakt voor de schoolorganisatie; vragenlijst- en dialooginstrument waarmee mbo-instellingen de ondersteuning van HR-systemen bij activiteiten van masterdocenten evalueren. Persoonsontwikkeling: professionele ontwikkeling van onderzoekers, masterdocenten en HR-professional door deelname aan het onderzoek. Systeemontwikkeling: bijdrage aan een professionele schoolorganisatie met een HR-systeem dat dienstbaar is aan het floreren van masterdocenten. Aanpak Per mbo-instelling werkt een Professionele Leergemeenschap van masterdocenten, HR-professionals en leidinggevenden met HR-portefeuille aan het (her)ontwerp van HR-systemen. In het onderzoeksproject worden verbeteringen in de praktijk gekoppeld aan wetenschappelijke inzichten.
Het volgen van een masteropleiding door docenten wordt gestimuleerd door overheid en schoolbesturen. Echter, nieuwverworven vakinhoudelijke-, onderzoeks-, en/of innovatiecapaciteiten die masterdocenten inzetten in activiteiten (bijvoorbeeld een Masternetwerk), worden onvoldoende benut door mbo-instellingen. Masterdocenten zijn hierdoor onvoldoende in staat om opgedane kennis en inzichten te implementeren in de onderwijspraktijk.
Financiële problemen werken negatief uit op het zoeken en behouden van betaald werk. Toch is schuldenproblematiek geen standaard gespreksonderwerp bij uitkeringsinstanties en werkgevers. In dit project willen we HR-professionals en jobcoaches hier bewuster van maken en hun praktische handelingsverlegenheid wegnemen. Doel Uitkeringsgerechtigden met financiële problemen maken gemiddeld langer gebruik van een WW- of bijstandsuitkering. Bij werknemers trekken geldzorgen een wissel op hun productiviteit en inzetbaarheid. Er is de laatste jaren allerlei materiaal ontwikkeld om professionals in de sociale zekerheid en HR-professionals te ondersteunen in het voeren van het gesprek over schuldenproblematiek. Door in te zetten op bewustwording worden deze professionals gestimuleerd om het onderwerp bespreekbaar te maken en aan te pakken. Resultaten In het project ontwikkelen we een interactieve e-learning met kennisclips om jobcoaches en HR-professionals op weg te helpen bij het signaleren van, in gesprek gaan met en verwijzen van werknemers en werkzoekenden met financiële problemen. De e-learning zal worden getest bij diverse professionals, zowel in opleiding als in het veld. Looptijd 01 mei 2019 - 01 januari 2021