Het Kenniscentrum Sociale Innovatie heeft in het kader van het programma van de Wmo-werkplaats Utrecht een literatuurstudie uitgevoerd gericht op ‘collectieve’ benaderingswijzen van professionals voor hulpvragen of problemen in de wijk. Dit hebben we gedaan vanuit het perspectief van het wijkteam en hun zoektocht naar de mate waarin het voor hen mogelijk, wenselijk dan wel noodzakelijk is om het individuele met het collectieve te verbinden dan wel van elkaar te scheiden. Deze Wmo-wijzer vat de belangrijkste inzichten uit deze literatuurstudie samen.
DOCUMENT
Mentoren en ondersteuningscoördinatoren (onderwijsprofessionals) binnen het Pro Grotius College (hierna PG) ervaren een grote zorglast. Zij besteden een groot deel van hun begeleidingstijd voor leerlingen aan het acteren op vragen en ondersteuningsbehoeften die niet altijd onderwijs gerelateerd zijn. Om deze knelpunten op te lossen is een pilotproject op het PG gestart. Voor het project is een schoolmaatschappelijk werker aangesteld op de school, om leerlingen en ouders te ondersteunen bij hun hulpvragen. Het project is uitgevoerd in de periode november 2021 t/m juni 2024.
DOCUMENT
Deelrapportage ‘Dansen doe je met z’n vieren’ uit het KeTJAA-project Samen aanwezig in de leefwereld. In dit project onderzoeken wij hoe professionals in de wijk, online en op school (hulp)vragen van jongeren in een vroeg stadium kunnen herkennen en hoe zij kunnen samenwerken met professionals in de opvoedondersteuning en jeugdhulp, zoals Ouder- en Kindteams of meer specialistische hulpverleners. We hebben aan de hand van verschillende casussen onderzocht hoe verschillende partijen samen kunnen werken aan een goede aansluiting, zodat de jongeren die informatie, advies of hulp nodig hebben goed begeleid worden in alle stappen die ze moeten nemen op weg naar een zelfstandig, volwassen leven. We beschrijven in deze deelrapportage eerst de organisatie Krachtteam en haar activiteiten. Vervolgens gaan we in op de wijze waarop onderzoek in deze specifieke praktijk is uitgevoerd. In hoofdstuk 2 gaan we in op de waarden van waaruit medewerkers bij Krachtteam hun werk doen. Hoofdstuk 3 beschrijft de wijze waarop zij aansluiten bij jongeren en welke competenties of eigenschappen daarvoor nodig zijn. Daarna omschrijven we in hoofdstuk 4 op welke manieren samenwerking plaatsvindt en wat medewerkers waarderen in de samenwerking met anderen. In hoofdstuk 5 gaan we in op randvoorwaarden door te kijken naar organisatorische en beleidsmatige belemmeringen en succesfactoren. We sluiten deze rapportage af met enkele conclusies en aanbevelingen.
DOCUMENT
Deelrapportage ‘Dansen doe je met z’n vieren’ uit het KeTJAA-project Samen aanwezig in de leefwereld. In dit project onderzoeken wij hoe professionals in de wijk, online en op school (hulp)vragen van jongeren in een vroeg stadium kunnen herkennen en hoe zij kunnen samenwerken met professionals in de opvoedondersteuning en jeugdhulp, zoals Ouder- en Kindteams of meer specialistische hulpverleners. We hebben aan de hand van verschillende casussen onderzocht hoe verschillende partijen samen kunnen werken aan een goede aansluiting, zodat de jongeren die informatie, advies of hulp nodig hebben goed begeleid worden in alle stappen die ze moeten nemen op weg naar een zelfstandig, volwassen leven. We beschrijven in deze deelrapportage eerst de organisatie Young Originals en haar activiteiten. Vervolgens gaan we in op de wijze waarop onderzoek in deze specifieke praktijk is uitgevoerd. In hoofdstuk 2 gaan we in op de waarden van waaruit medewerkers bij Young Originals hun werk doen. Hoofdstuk 3 beschrijft de wijze waarop zij aansluiten bij jongeren en welke competenties of eigenschappen daarvoor nodig zijn. Daarna omschrijven we in hoofdstuk 4 op welke manieren samenwerking plaatsvindt en wat medewerkers waarderen in de samenwerking met anderen. In hoofdstuk 5 gaan we in op randvoorwaarden door te kijken naar organisatorische en beleidsmatige belemmeringen en succesfactoren. We sluiten deze rapportage af met enkele conclusies en aanbevelingen.
DOCUMENT
Deelrapportage ‘Dansen doe je met z’n vieren’ uit het KeTJAA-project Samen aanwezig in de leefwereld. In dit project onderzoeken wij hoe professionals in de wijk, online en op school (hulp)vragen van jongeren in een vroeg stadium kunnen herkennen en hoe zij kunnen samenwerken met professionals in de opvoedondersteuning en jeugdhulp, zoals Ouder- en Kindteams of meer specialistische hulpverleners. We hebben aan de hand van verschillende casussen onderzocht hoe verschillende partijen samen kunnen werken aan een goede aansluiting, zodat de jongeren die informatie, advies of hulp nodig hebben goed begeleid worden in alle stappen die ze moeten nemen op weg naar een zelfstandig, volwassen leven. We beschrijven in deze deelrapportage eerst de organisatie ROC van Amsterdam en haar activiteiten. Vervolgens gaan we in op de wijze waarop onderzoek in deze specifieke praktijk is uitgevoerd. In hoofdstuk 2 gaan we in op de waarden van waaruit medewerkers bij ROC van Amsterdam hun werk doen. Hoofdstuk 3 beschrijft de wijze waarop zij aansluiten bij jongeren en welke competenties of eigenschappen daarvoor nodig zijn. Daarna omschrijven we in hoofdstuk 4 op welke manieren samenwerking plaatsvindt en wat medewerkers waarderen in de samenwerking met anderen. In hoofdstuk 5 gaan we in op randvoorwaarden door te kijken naar organisatorische en beleidsmatige belemmeringen en succesfactoren. We sluiten deze rapportage af met enkele conclusies en aanbevelingen.
DOCUMENT
Deelrapportage ‘Dansen doe je met z’n vieren’ uit het KeTJAA-project Samen aanwezig in de leefwereld.
DOCUMENT
Als inwoners een hulpvraag hebben, is het streven van de gemeente Den Haag om deze hulpvraag centraal te stellen. Bij het Centrum Jeugd & Gezin (CJG) heeft de Pilot Integrale Toegang gedraaid, om inwoners die zich melden met hulpvragen op het gebied van opvoeden en opgroeien sneller en beter te helpen. Door een brede vraagverheldering brengt de pilot in kaart hoe inwoners het beste geholpen kunnen worden, met daarbij nadrukkelijk aandacht voor wat er in het voorliggend veld en bij andere domeinen dan jeugd en gezin geboden kan worden. De gedachte hierachter is dat de hulpvraag van een inwoner zich vaak niet beperkt tot één probleem of leefdomein. Het is daarom van belang dat er aandacht is voor alle leefdomeinen. De pilot is onderzocht door het lectoraat Jeugdhulp in Transformatie van De Haagse Hogeschool. De onderzoekers benutten de pilot-registratiedata, hielden interviews met gezinnen en professionals en spraken in focusgroepen met betrokken professionals. Het onderzoek geeft antwoord op de vragen of de pilot leidt tot 1. snellere en betere hulp, 2. een brede vraagverheldering en 3. meer verwijzingen naar het voorliggend veld en andere domeinen. Ook is een antwoord gezocht op de vragen 4. of de randvoorwaarden voor de pilot aanwezig waren en 5. wat het gewenste profiel van de intaker is.
MULTIFILE
Vaker individuele hulpvragen verbinden met collectieve wijkvoorzieningen, is het devies voor buurt- en wijkteams. Dat is zeker zinvol, maar er zijn nog meer smaken bij collectieve hulpverlening dan ‘de buurt’. Een pleidooi voor differentiatie, kennisontwikkeling en training in groepswerk.
LINK
Van de hulpvragen die wijkteams krijgen, is zestig tot zeventig procent financieel van aard. Problematische schulden zijn vaak de aanleiding voor het eerste gesprek. Generalisten staan dan voor de opgave om in zo’n gesprek in te schatten welke dienstverlening de klant nodig heeft. Daarvoor moet er (snel) antwoord komen op allerlei vragen. Zijn de schulden problematisch en acuut? Hangen ze samen met vraagstukken op andere levensdomeinen? En zo ja, hoe dan? Leiden de schulden tot nieuwe problemen? Of zijn ze juist het gevolg van andere vraagstukken? En wat moet er op de korte, middellange en lange termijn gebeuren om het huishouden weer op de rit te krijgen? Wat doet de klant zelf en waarvoor heeft hij echt ondersteuning nodig? Wethouders en beleidsmedewerkers hebben hier ook mee te maken. Als financiële problemen de meest voorkomende reden zijn om een wijkteam op te zoeken, wat betekent dat dan voor de opdracht en inbedding van deze teams? Wat moet een generalist weten en kunnen? En hoe zijn de wijkteams verbonden met schuldhulpverlening? Deze handreiking biedt zowel generalisten als beleidsmedewerkers en wethouders inspiratie en kennis om burgers echt verder te helpen.
DOCUMENT
Peer-coaching omvat een helpende relatie waarin twee mensen van gelijke status actief deelnemen en daarbij leren van elkaar. Binnen het hoger onderwijs wordt peer-coaching steeds vaker toegepast, waarbij studenten hun peers kunnen helpen en ondersteunen. Begrijpelijk want peer-coaching heeft bewezen positieve effecten voor zowel de coach als coachee. Bij het Studentsucces centrum (SSC), dat sinds 2020 is opgericht om de binding en het welzijn van studenten te versterken, is het bieden van ondersteuning middels peer-coaching een kernactiviteit. Binnen elk SSC zijn een of meerdere getrainde studenten actief als studentbuddy’s. In deze studie is gekeken naar de opbrengsten van de peer-to-peer begeleiding. Daarbij viel direct op dat de coaching die de buddies op dit moment bij het SSC bieden veelal van korte duur en gericht op oppervlakkige en praktische vragen en er derhalve niet echt sprake is van een coachings-traject. Daarbij blijft het aantal coaching-aanvragen laag, terwijl er bewijs is dat studenten wel ondersteuning zouden willen en nodig hebben op studie-gerelateerd en emotioneel gebied. Wat kan er volgens de studenten gedaan worden om de peer-coaching te intensiveren? Door te ontdekken hoe de studentbuddy’s en peers de coaching en alles wat daarbij komt kijken hebben ervaren, zijn waardevolle lessen geleerd worden voor de promotie en ontwikkeling van peer-to-peer begeleiding. Daartoe is er op exploratieve wijze onderzocht wat de behoeften, ervaringen en opbrengsten zijn van zowel de studentbuddy’s als de gecoachte peers. Er is onder andere gekeken naar de bekendheid van het SSC, hoe betrokken de studenten zich voelen bij het SSC, hoe tevreden de studenten zijn met het SSC en wat de peer-coaching doet met de persoonlijke en professionele ontwikkeling en het studiesucces. In totaal zijn tien student-buddy’s en zes peers geïnterviewd. Onder de geïnterviewde buddy’s is er een grote verscheidenheid aan de hoeveelheid gecoachte peers, de duur van de coaching trajecten en de inhoud ervan. De bekendheid van het SSC en met name de peer-coaching mogelijkheden die aangeboden worden, zijn als belangrijkste verbeterpunt in het licht van het relatief lage aantal coaching aanvragen, genoemd. De buddy’s zijn zelf vaak per toeval bekend geworden met het SSC en waren vaak voor hun rol als studentbuddy er nog niet bekend mee. Wel geven de meeste studentbuddy’s aan zich zeer betrokken te voelen bij het team en de peers die ze coachen, zich persoonlijk te hebben ontwikkeld en tevreden te zijn met de werkzaamheden. De buddy’s voelen zich meer zelfverzekerd, zijn sterker geworden in hun sociale vaardigheden en voelen zich meer thuis op de hogeschool. De geïnterviewde peers ontvingen individuele coaching bij plannen, motivatie vinden, studieopdrachten en wegwijs worden op de hogeschool. Alle peers gaven aan dat de peer-coaching belangrijk is en het hen helpt. Dat studentbuddy’s meer tijd hebben, makkelijker benaderbaar zijn en informeler communiceren dan bijvoorbeeld docenten en decanen, werden als voordelen genoemd. Ook de peers gaven aan dat het SSC niet heel bekend is onder de studenten. Ze gaven aan vaak doorverwezen te zijn door een docent of studieloopbaanbegeleider, of per toeval in contact zijn gekomen met een studentbuddy. De peers voelen zich zeer betrokken bij de studentbuddy, maar niet bij het SSC en zijn meestal niet bekend met andere activiteiten die het SSC aanbiedt. Tot slot geven de peers aan dat de peer-coaching heeft geholpen bij hun studievaardigheden, stressvermindering en ook meer thuis voelen op de hogeschool. In de literatuur worden voordelen van peer-coaching op de academische prestaties, het zelfvertrouwen, de motivatie bevorderen, maar ook praktische en emotionele ondersteuning beschreven. Wie zien in deze studie bij onze SSC’s dat, hoe kleinschalig of kortdurend dan ook, de peer-to-peer aanpak inderdaad deze voordelen oplevert. Gezien de aard van sommige hulpvragen, is langdurige coaching niet altijd noodzakelijk. Tevens laat deze studie zien dat het ook voordelen voor de studentbuddy’s zelf, zoals meer betrokken worden op de hogeschool en verbeterde vaardigheden, oplevert. Ondanks de behoefte aan peer-coaching en promotieactiviteiten van het SSC, weten studenten de weg naar het SSC nog niet goed te vinden. Er lijken grote verschillen te zijn in de vorm en inhoud van de peer-coaching tussen studentbuddy’s. Een duidelijkere afbakening en routekaart van hulpbronnen binnen de hogeschool, zou het SSC meer draagvlak en bekendheid binnen de organisatie kunnen opleveren. De geïnterviewde studenten gaven daarnaast als tips om vaker langs de klassen te gaan, gadgets in te zetten, de vindbaarheid online te vergroten en in de fysieke locaties te verduidelijken bij wie de student terecht kan.
DOCUMENT