Docenten van Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek (BEnT) hebben geëxperimenteerd (Gorissen, 2014) met Flipping the Classroom in relatie tot de taxonomie van Bloom. Bij dit concept worden lage kennisniveaus uit deze taxonomie voor de les aangesproken en in de les worden hogere kennisniveaus aangesproken. Bij het herontwerp van hun lessen zijn docenten ondersteund door workshops, gegeven door Fontys Educatief Centrum (FEC). Het onderzoek geeft inzicht in de ervaringen van docenten als ze Flipping the Classroom toepassen en dient als input voor FEC zodat toekomstige workshops nog beter aansluiten bij behoeften van docenten. De hoofdvraag is: Wat zijn ervaringen van docenten en studenten van een HBO-instelling met het toepassen van de taxonomie van Bloom in relatie tot Flipping the Classroom? Hiervoor zijn drie deelonderzoeken uitgevoerd, te weten een kwalitatieve analyse van de lesvoorbereidingen en individuele interviews met docenten en een kwantitatief onderzoek onder studenten over de door hun gevolgde lessen via dit concept. Resultaten laten zien dat docenten het concept correct toepassen en ze hiervoor activerende werkvormen en ICT tools inzetten. Docenten zijn enthousiast over de toepassing ondanks dat herontwerp tijdrovend is. Studenten kenden het concept vooraf niet maar hérkenden het wel, zowel voorafgaand als in de les. Vanwege de lage respons onder studenten kan alleen een voorzichtige conclusie getrokken worden dat het concept bijdraagt aan betere verwerking van de leerstof en dat het vaker toegepast mag worden. De belangrijkste aanbevelingen zijn gericht op kennisdeling tussen docenten die dit concept (willen gaan) toepassen in het onderwijs en nader onderzoek naar de invloed op de leerprestaties van de studenten.
DOCUMENT
De World Conference on Physics Education vond plaats in Istanbul van 1 – 6 juli met als thema The Role of Context, Culture,and Representations in Physics Teaching and Learning. Deze conferentie wordt eens in de vier jaar door de Europese, Aziatische, en Amerikaanse natuurkunde onderwijs organisaties georganiseerd . Er waren 350 deelnemers waaronder de top van de Amerikaanse en Europese natuurkunde onderwijsspecialisten. Presentaties betroffen allerlei aspecten van natuurkunde onderwijs zoals toepassing van ICT, begripsmoeilijkheden van leerlingen, toetsing, onderzoekend leren, spectaculaire demonstraties, etc. HvA was vertegenwoordigd door Mirjam Venneker van VO-BVE-BiNaSk en lector Ed van den Berg (Pabo). Ed was een van de keynote speakers. Een downloadable annotated powerpoint is te vinden op: http://www.wcpe2012.org/keynote-speakers.html.
MULTIFILE
De ontwikkeling en toepassing van Kunstmatige Intelligentie (KI) heeft een aanzienlijke impact op bestaande competenties binnen vrijwel elk vakgebied, van onderzoek tot communicatie. Voor niet-ICT-opleidingen betekent dit dat het onderwijs moet worden aangepast om studenten effectief voor te bereiden op een AI-gedreven toekomst. Hoewel 21e-eeuwse vaardigheden een solide basis bieden voor een snel veranderende wereld vol technologie, digitalisering en innovatie, rijst de vraag of deze vaardigheden voldoende zijn in een tijd waarin dagelijks honderden nieuwe AI-tools verschijnen. Het onderzoeksproject `AI4Students' biedt een innovatieve aanpak waarin hbo-teams van docenten en studenten samenwerken aan de ontwikkeling van `AI-ready persona's'. Deze persona's definiëren AI-gerelateerde competenties die niet alleen de toekomst van hun eigen opleiding vormgeven, maar ook een waardevolle leidraad bieden voor andere opleidingen om hun specifieke werkveld beter te begrijpen en te integreren.
DOCUMENT
Dit boek gaat over enterprise architectuur. Enterprise architectuur is een relatief nieuwe discipline, met als doel de opzet, structurering en inrichting van organisaties te sturen en vast te leggen. Enterprise architectuur omvat de business architectuur (beschrijving van bedrijfsprocessen en hoe deze gestructureerd zijn) en de ICT architectuur (de architectuur van het applicatielandschap en van infrastructuur architectuur). De discipline is de afgelopen 20 jaar ontstaan vanuit het bedrijfsleven en de overheid, waar men behoefte had aan inzicht en overzicht in de complexiteit van een moderne organisatie. Het boek beschrijft de rol en het nut van enterprise architectuur en de motivatie voor toepassing ervan. Onderzoeksvragen die hierbij aan de orde komen zijn: waarom wordt er door organisaties überhaupt aandacht besteed aan enterprise architectuur? Wat wordt er nu mee bedoeld? Wat willen we ermee bereiken? Worden de doelstellingen ook gehaald? Kunnen we hier ook de resultaten van meten? We zullen trachten op deze vragen een concreet en helder antwoord te formuleren.
DOCUMENT
Demand Driven Care plays a key role in the modernization of the Dutch health care system. This modernization is needed because a) clients needs for care increases quantitatively as well as in diversity, b) the financial means for collective services are inadequate, c) the accessibility of health care will depend on clients own responsibility, and d) shortage of professional care givers is foreseen. In the Netherlands, the need for professional care givers increases with an average of 2% every year. Demand Driven Care is an instrument for liberalization of public activities. The Faculty Chair Demand Driven Care focuses on those activities that will contribute to sufficient care supply. Within the program of the chair, activities are executed under the theme of Integrated Care, Substitution, Patient Centred Care, and Home Care Technology with an emphasis on gerontechnology. The Faculty Chair wants to contribute to a better integration and coherence in care. So that clients live and function independently as long as possible and are able to enhance their self management. In addition, health care professionals should be aware of demand driven processes and should have a demand driven attitude towards clients.
DOCUMENT
Dit onderzoek beschrijft een mogelijke match tussen de ictcompetenties van Bedrijfskunde MER-studenten en de wensen en eisen die het werkveld, bank en overheid, aan deze studenten stelt. De aanleiding voor deze studie vormde een recent geformuleerde ict-competentie in het nieuwe opleidingscurriculum, competentie nummer 9, ict-vaardig. De onderzoeksresultaten laten zien dat er vier eisen zijn op ictgebied, waaraan de studenten volgens het werkveld moeten voldoen: (1) kennis van MS-Office, (2) snelle en flexibele houding ten opzichte van bedrijfsspecifieke software, (3) de toepassing en het gebruik van ict als ondersteuning in een specifieke taak of opdracht en (4) inzicht in wat het gebruik van ict betekent voor een organisatie op het gebied van het verbeteren van bedrijfsprocessen. Voor wat betreft de eerste twee eisen is er sprake van een match: studenten kunnen goed met MS-Office omgaan en hebben een flexibele houding tegenover nieuwe, bedrijfsspecifieke software en systemen, maar in relatie tot de laatste twee eisen is dit niet het geval. De opleiding voorziet studenten voornamelijk van theoretische kennis en niet zozeer van praktische ervaring over ERP of SAP-programma’s, hetgeen als effect heeft dat studenten niet voldoende inzicht in de rol van ict hebben in hun professionele taken om bedrijfsprocessen te verbeteren. Toegevoegd is een tweede licht gewijzigde versie van het artikel.
MULTIFILE
This relationship between external knowledge providers, e.g. consultants and academic institutions, and small and medium enterprises (SMEs) is a difficult one. SME entrepreneurs think external advice is expensive, not required and/or not useful. In this paper these arguments are explored against the specific characteristics of SMEs. The argument of price probably tells more about the consultants inability to quantify the returns on their advice than about the cost of their services. Support policies enable free consults for SMEs on numerous topics, but the use of these facilities is relatively low. The suggestion that SME entrepreneurs do not need external knowledge is contradicted by their own assessment of their qualities. Typically the entrepreneurs lack expertise in supporting business functions like HR, IT, Finance and Legal. In SMEs these blank spots are not compensated by specialist staff members because the of the scale of the organization. The argument that the advice of an external consultant is generally not useful raises the question whether the insights gained in several business sciences only apply to large companies. This seems unlikely. Given the characteristics of SMEs the difference is probably more the context in which the insights are applied than the content of the insights itself. From the analysis of the characteristics of SMEs the dominant influence of the person of the owner/director, together with the absence of specialist staff, appeared as two of the most significant differences between SMEs and large companies. Given the personal profiles of these owners/directors as studied by Blom (Blom, 2001), the external knowledge providers should realize the three ways in consulting. The first way is the way of thinking. For this way it was stated already that the content of business sciences is not likely to differ for SMEs. The second way, the way of working, represents for the way information is gathered and the entrepreneur and his staff is involved in the process of developing the advice. In this way the consultant should allow for interaction and should make it fun for the participants. In this aspect, the process approach of consulting shows promising. The third way, the way of communicating, represents the way the knowledge is transferred from the advisor to the entrepreneur. In this way it is crucial to acknowledge the different personal profiles of SME entrepreneurs and consultants and to adjust the communication accordingly. Taking the three ways into account, the conclusion could be that the transfer of knowledge should be more the sharing of experiences. The Chair of Management Consulting will adjust her activities to explore this insight further.
DOCUMENT
Deze agenda is een strategisch kader voor human capitalontwikkelingen in de creatieve industrie in de Metropoolregio Amsterdam voor de komende vier jaar (2012-2016). De agenda bestrijkt de gehele breedte van de creatieve industrie en richt zich op een interdisciplinaire aanpak en op het stimuleren van een onderzoekende en ondernemende cultuur in het onderwijs. Leidende thema’s zijn: • onderwijs over ondernemerschap;; • vraag en aanbod op elkaar afstemmen;; • alumni & permanente educatie;; • internationalisering. De Creatieve Industrie is de belangrijkste top sector voor de Metropoolregio Amsterdam (CBS monitor topsectoren 2012). Voor de beschrijving van de Creatieve Industrie in de Metropoolregio is een benadering vanuit drie clusters aangehouden: Kunsten & Cultureel Erfgoed, Media & Entertainment, Creatieve Zakelijke Diensten (reclame, mode vormgeving, architectuur). Het Kernteam Creatieve Industrie MRA wil een belangrijke bijdrage leveren aan de Europese en landelijke ambitie om Nederland in 2020 de meest creatieve economie van Europa te laten zijn. Dit vraagt om continue innovatie, slimme en creatieve oplossingen. Daarvoor is slim, creatief, jong (top)talent onmisbaar. Bij deze ambitie hoort een naadloze verbinding en samenwerking tussen bedrijfsleven en kennis- en onderwijsinstellingen. Het concurrerende klimaat, dynamiek en tempo in de sector vragen om snelle toepassing van nieuwe kennis en technologie en om een voortdurende instroom van nieuw (internationaal) creatief (top)talent en permanente bijscholing. Naast een economische waarde heeft de creatieve sector ook een maatschappelijk toegevoegde waarde. Met name de subsector Kunsten & Cultureel Erfgoed bevordert, met een vaak cross-sectorele aanpak, participatie en cohesie van diverse groepen in de samenleving. De toegevoegde waarde van de creatieve industrie wordt door andere sectoren nog onvoldoende op waarde geschat en benut. Voor professionals en aankomend talent is het cruciaal dat zij de juiste kennis en vaardigheden ontwikkelen om de meerwaarde en identiteit van de creatieve industrie over het voetlicht te brengen. De ondertekenaars van deze HCA hebben de intentie de ingezette samenwerking nog concreter vorm te geven. Het Centre of Expertise, Centrum voor Innovatief Vakmanschap en de Amsterdam Campus zijn hierbij dé vehikels om concrete afspraken en projecten tussen de drie partijen uit de gouden driehoek te realiseren. Prioriteit hierbij is de vraagarticulatie vanuit het bedrijfsleven verder aan te scherpen, afspraken hierover tussen partijen zijn reeds gemaakt. AIM wordt gevraagd twee per jaar een bijeenkomst te organiseren om concrete acties met elkaar te benoemen. Deze HCA, met bijbehorende ambitie en invulling, zal dan ook jaarlijks door het Kernteam geëvalueerd en zo nodig bijgesteld worden. Hierbij blijft afstemming met de MRA –agenda’s: HCA ICT en HCA Toerisme en Congressen gewenst.
DOCUMENT
Citizen participation is booming, especially the number of urban bottom-up initiatives where information and communication technologies (ICT) are deployed is increasing rapidly. This growth is good news for society as recent historical research shows that the more citizens actively and persistently interfere with public issues, the more likely a society will be resilient. And yet, at the same time, a growing number of scholars argue that due to the unprecedented impact of ICT, the public sphere is at stake. How to understand both trends? How do the anti-‘public sphere’ developments relate to the growing number of citizens’ initiatives using ICT? And if these citizen initiatives can indeed be understood as manifestations of public spheres, how can ICT foster or hinder the development of these public spheres? These questions will be explored by analyzing a Dutch citizen initiative called ‘Buuv’ (an online ‘market’ place for and by local residents) from a ‘public sphere’ perspective. The author will turn to The human condition (1958) of Hannah Arendt in order to elaborate a ‘public sphere’ perspective. An Arendtian perspective (as any perspective) highlights, however, some aspects and underexposes other aspects. Furthermore, chances are that Arendt’s thoughts are somewhat outdated, in the sense that we now live in a world where the online and the offline life intertwine — an experience that is referred to with the term ‘onlife’. Bearing these remarks in mind, the author will elaborate on the value of Arendt’s ideas to 1) the endeavor of understanding current trends in society—more urban bottom-up initiatives and anti-‘public sphere’ developments due to the broad uptake of ICT—and 2) the endeavor of revitalizing the public sphere in an onlife world. IEEE copyright
MULTIFILE
Nederland moet innoveren. Technologisch, bestuurlijk, mentaal. Concurrentievermogen, echnologisch bijblijven zijn aanduidingen die in dit kader vaak worden gebruikt. Diverse commissies en organisaties, waaronder het innovatieplatform en Syntens, zijn inmiddels in het leven geroepen om het tempo van de technologische innovatie in Nederland omhoog te krijgen. Maar de vraag is of die werkelijk erop inspelen dat succesvolle toepassing en ontwikkeling van nieuwe technologieën van onderop komen (“bottom up”). Topdown beleidskaders bij zowel ICT als bestuurlijke als mentale innovatie hebben alleen een rol bij het verder opschalen van innovatieve successen, niet bij richting geven en realiseren. De bestuurlijke inrichting van Nederland moet op dit gegeven op korte termijn tegen het licht worden gehouden.
DOCUMENT