When examining enrollment and graduation grades, higher education remains less accessible for first-generation students. Dutch first-generation students are also less likely to attend honors talent programs. However, not much is known what is driving these effects. First-generation honors students might face identity-related and psychological challenges, such as identity incompatibility, which is associated with low levels of sense of belonging and self-efficacy. This study investigates what identity-related psychological obstacles first-generation students experience in honors talent programs through three studies using a mixed-method approach. Results showed that psychological identity factors are obstacles for first-generation students in honors talent programs, though these obstacles vary over time. First-generation students in honors talent programs experience more identity incompatibility than their continuing-generation peers. However, identity incompatibility does not influence their reasons for not participating in honors programs; instead, (lack of) self-efficacy does. Moreover, quantitative data showed that higher levels of identity incompatibility before and during the honors talent program relate to lower levels of (anticipated) sense of belonging and self-efficacy. However, the qualitative part of the study showed that students generally report relatively high levels of sense of belonging and self-efficacy in the honors talent program. Together, these results show that even though the honors talent program can be a warm and welcoming safe space for first-generation students, there also is a need for honors educators in The Netherlands and abroad to become more aware of the struggles of first-generation students and actively invest in recruiting and supporting this group of students in honors talent programs.
DOCUMENT
Identiteit is 'in' en complex. Kan de professionele bestuurder als spil van identiteit fungeren? Hoe operationaliseren zij het begrip identiteit? Dit sensibiliserend, kwalitatief onderzoek heeft als centrale vraag: Wat denken bestuurders van het onderwerp identiteit en hoe operationaliseren zij 'identiteit'? Bestuurders van basisscholen zijn wel in staat een aantal aspecten van identiteit te beschrijven, maar zij zijn - door onvoldoende kennis over het begrip identiteit - niet in staat om het goed te operationaliseren. Het hanteren van (kern)doelen en competenties rond identiteit zou meer aandacht moeten krijgen in de praktijk en opleiding.
DOCUMENT
Hoofdstuk 10 in Moresprudentie in de praktijk. In dit hoofdstuk maakt Ed de Jonge een onderscheid tussen de professionele identiteit van enerzijds beroepsbeoefenaren en anderzijds beroepen. Hij betoogt dat de professionele identiteit van beroepen primair is gelegen in het realiseren van humanitaire waarden. Voor de professionele identiteit van beroepsbeoefenaren betekent dit dat zij ethiekwerk dienen te verrichten, en als onderdeel daarvan identiteitswerk. Voorbeelden van zulke werkzaamheden kunnen worden ontleend aan de casus waarmee het hoofdstuk opent.
DOCUMENT
Graag wil ik in dit essay betogen dat het een misvatting is om uitsluitend op deze beperkte manier te reflecteren op de christelijke identiteit van de school. Ik vind het een groot punt van zorg dat veel leerkrachten dit in eerste instantie toch lijken te doen. Mijn voorstel is dan ook om de alarmbellen te luiden elke keer als in een gesprek over de identiteit van de school het ‘argument’ klinkt “…. want dit is toch een christelijke school ….” (of variaties op dit argument). We hebben dan namelijk te maken met een onzinuitspraak, een schijnargument. Laat dat dan ook maar worden gezegd, om daardoor vervolgens een heilzame verwarring te laten ontstaan
DOCUMENT
Eind 2014 jaar stemden de leden van de VO-raad in met de beroepsstandaard voor schoolleiders. In aanvulling op deze standaard presenteren Manon Ruijters en Gerritjan van Luin in dit artikel een model dat volgens hen een ruimer inzicht geeft in de professionele identiteit van schoolleiders. Dit model zou gebruikt kunnen worden om de beroepsstandaard meer diepgang en betekenis te geven.
DOCUMENT
Een bezinning op de identiteit en de positie van het Instituut voor Social Work van Hogeschool Utrecht.
DOCUMENT
De kernwaarden van het openbaar onderwijs worden door velen gezien als onvoldoende om richting te geven aan waardevol openbaar onderwijs. In opdracht van Zaan Primair, de stichting voor openbaar onderwijs in de Zaanstreek, is onderzocht of op basis van democratie als complex waardenbegrip de identiteit van de openbare school vorm kan worden gegeven. De openbare school is de school van de samenleving en die samenleving is gefundeerd op democratische waarden als vrijheid, gelijkheid, dialoog, diversiteit en participatie. Dit onderzoek laat zien dat ook scholen vanuit deze waarden hun identiteit kunnen ontwikkelen en zo een democratische gemeenschap kunnen vormen. In het onderzoek is een conceptueel kader hiervoor ontwikkeld. Tevens is op basis van het model van waarderend onderzoek een implementatietraject ontwikkeld, waarmee scholen dit in de praktijk kunnen toepassen. Het conceptueel kader is door de landelijke besturenorganisatie van het openbaar overgenomen als voorstel om daarmee ook landelijk de kernwaarden van het openbaar onderwijs te funderen op de waarden van de democratische samenleving.
DOCUMENT
In deze publicatie doen Robert-Jan Simons, Mechteld Lengkeek, Manon Ruijters en Femke Geijsel verslag van een onderzoek naar hoe professionele identiteit op lerarenopleidingen aandacht krijgt. We waren met name nieuwsgierig naar deeltijdopleidingen omdat studenten daar al een beroep hebben en een overgang naar een ander beroep doormaken. Anders gezegd: ze hebben al een professionele identiteit en ze gaan een andere ontwikkelen. Inzicht hierin biedt een spiegel en inspiratie voor de eigen deeltijdlerarenopleiding van Stoas Wageningen | Vilentum Hogeschool en voor andere lerarenopleidingen.
DOCUMENT
Onderzoek naar transculturele verbindingen binnen de hogeschool en de mate waarin we binnen de hogeschool meervoudige identiteiten kunnen herkennen en erkennen en op basis daarvan duurzame samenwerkingsverbanden voor de toekomst kunnen ontwikkelen.
DOCUMENT