In september 2012 is de iPad geïmplementeerd in het onderwijs van het Leeuwarder Lyceum. Sowijs onderzocht tijdens de implementatie welke verwachtingen leerlingen en leraren hadden van de iPad. Nu, een jaar later, hebben we opnieuw onderzoek gedaan onder leerlingen en leraren naar het iPad-gebruik. Aan de hand van diepte-interviews hebben we gekeken naar het huidige gebruik en tevredenheid. Zijn de leerlingen gewend aan het apparaat? Is de didactiek door leraren aangepast? Je leest het in dit whitepaper
Evidence-based practice krijgt in Groot-Brittannië net als in Nederland, steeds meer aandacht in de gezondheidszorg in het algemeen en in de verpleging in het bijzonder. Deze aandacht voor evidence-based practice (EBP) is vaak gericht op de betekenis van experimenteel onderzoek (Randomized Clinical Trials) voor de praktijk. Langzamerhand komt er ook meer aandacht voor andere onderzoeksdesigns. In onderzoek wordt ook steeds meer aandacht besteed aan de implementatie van EBP. Uit deze onderzoeken blijkt steeds weer dat implementatie van EBP een complexe aangelegenheid is. Niet alleen blijkt de beschikbare evidence van belang te zijn maar ook de wijze van facilitering en de context waarin de evidence geïmplementeerd moet worden. Minder aandacht is er echter voor de invloed van factoren op organisatie- en managementniveau en politieke factoren.
Het is voor de kwaliteit van zorg van groot belang dat verpleegkundigen en verzorgenden hun handelen baseren op actuele kennis en inzichten. Om dit te faciliteren worden onder meer vanuit het ZonMw-programma ‘Ontwikkeling Kwaliteitsstandaarden 2019-2022: Wijkverpleging’ kwaliteitsstandaarden ontwikkeld. Onder de koepelterm kwaliteitsstandaarden vallen richtlijnen die vooral de inhoudelijke elementen van zorg beschrijven, evenals zorgstandaarden die vooral gaan over het perspectief van zorggebruiker en de organisatie van zorg. Het is belangrijk om te weten voor welke onderwerpen en patiëntproblemen mogelijk een knelpuntanalyse of een kwaliteitsstandaard nodig is, of waar een kwaliteitsstandaard geactualiseerd dient te worden. Om dit helder te krijgen wordt in 2020-2021 de ‘Programmeringsstudie Ontwikkeling Kwaliteitsstandaarden 2019-2022: Wijkverpleging’ uitgevoerd. Het doel van deze programmeringsstudie is bijdragen aan een systematische en breed gedragen programmering voor het ZonMw-programma ‘Ontwikkeling Kwaliteitsstandaarden 2019- 2022: Wijkverpleging’. De programmeringsstudie bestond uit vier deelstudies. Het voorliggende rapport heeft betrekking op de vierde en laatste deelstudie. Dit onderdeel had als doel om een advies uit te brengen aan V&VN om de programmeringsagenda voor de ontwikkeling én implementatie van kwaliteitsstandaarden voor de wijkverpleging actueel te houden. Hiervoor werden als eerste knelpunten en wensen ten aanzien van het actueel houden van de programmeringsstudie opgehaald tijdens advies- en klankbordgroepen bijeenkomsten. Aanvullend werden gesprekken met andere beroepsorganisaties gevoerd om meer inzicht te krijgen in hoe zij hun programmeringsagenda’s actueel houden. Daarnaast werden resultaten uit de eerdere drie deelstudies vertaald naar aanbevelingen om de programmeringsagenda actueel te houden. Tot slot is gezocht naar aanvullende literatuur om de aanbevelingen waar mogelijk te onderbouwen.
We hebben als Gemeente Nijmegen, Radboud Universiteit (RU), Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) en ROC Nijmegen (ROC) de afgelopen jaren in gezamenlijkheid gewerkt aan het creëren van een rijke leeromgeving voor studenten en aan het bieden van een toegevoegde waarde voor de stad. Met behulp van de impulsfinanciering CDKM heeft CDKM Nijmegen sinds de ondertekening van de CDKM mooie resultaten geboekt. Wij hebben ervaring opgedaan met diverse interdisciplinaire en multi-level onderwijsprojecten in verschillende wijken, een netwerksamenwerking ontwikkeld en onderzoek gedaan naar de bijdrage van deze rijke leeromgevingen voor betrokkenen. Het is duidelijk geworden dat de betrokken kennisinstellingen en de gemeente Nijmegen het gedachtengoed van CDKM omarmen en het belang en de meerwaarde inzien van deze samenwerking (‘de stad als campus’). Maar het is ook duidelijk geworden dat deze samenwerking complex is, deze afstemming vraagt op meerdere niveaus binnen en tussen organisaties, en overbrugging vraagt van bestaande organisatiestructuren en onderwijssystemen. Om onze gezamenlijke ambitie daadwerkelijk te bereiken is een volgende, verdiepende stap nodig. Om uit de ‘probeer- en pilotfase’ te komen tot een duurzame verankering in de curricula, is het nodig om ons in deze fase nadrukkelijker te richten op de leeromgeving van de betrokken instellingen en wat daar nodig is. Het wegnemen van (o.a. bureaucratische) barrières is noodzakelijk om grootschalige inbedding van deze onderwijsinnovatie mogelijk te maken. Gezien de complexiteit pakken we dit vraagstuk aan in de organisaties zelf, en ontwikkelen we gerichte implementatieplannen die aansluiten bij de specifieke organisatiestructuur, mogelijkheden en knelpunten van de betreffende organisaties. Deze implementatieplannen per instelling ontwikkelen wij in nauwe afstemming met elkaar. Op verschillende kernthema’s gaan wij onze ambities aanscherpen en concretiseren om te komen tot een implementatieplan per betrokken partner, inclusief financieringsmodel. De huidige aanvraag is bedoeld om deze stap, om te komen tot concrete implementatieplannen, te faciliteren en te versnellen.
Sinds de ondertekening van CDKM zijn er in Nijmegen mooie resultaten geboekt wanneer het gaat om het betrekken van docenten, studenten en onderzoekers bij bijdragen aan maatschappelijke vraagstukken in de stad Nijmegen. Er is veel geëxperimenteerd en geleerd, en een goede basis gelegd voor intensieve samenwerking. Tegelijkertijd is het ook duidelijk geworden dat deze samenwerking complex is, afstemming vraagt op meerdere niveaus binnen en tussen organisaties, en overbrugging vraagt van organisatiestructuren en onderwijssystemen. In 2022 hebben we als consortium gewerkt aan het opstellen van implementatieplannen om een antwoord te vinden op ervaren uitdagingen. Elke instelling heeft gewerkt aan een eigen implementatieplan specifiek gericht op de eigen uitdagingen en vraagstukken. Daarnaast hebben we een gezamenlijk implementatieplan voor het consortium opgesteld om zo richting te geven aan onze gezamenlijke langetermijnambitie. Deze trajecten hebben er voor gezorgd dat we de komende jaren als consortium met meer richting, focus, bestuurlijke commitment kunnen voortbouwen aan het bereiken van onze ambitie. De komende drie jaar staan in het teken van het uitvoeren van de opgestelde implementatieplannen. We gaan de werkwijze waarmee kennisinstellingen en gemeente interdisciplinair en/of multi-level werken aan maatschappelijke thema’s in de stad opschalen. We gaan dit doen op de volgende manier: 1. Meerjarige grote projecten (multilevel) – De inhoudelijke focus ligt op de twee inhoudelijke programmalijnen vanuit gemeente Nijmegen (langdurig, duurzaam ingebed), waarop kennisinstellingen aansluiten in onderwijsprojecten. 2. Kortlopende, actuele vraagstukken - Verbinden van kennisvragen en aanbod tussen gemeente en kennisinstellingen. Kortlopende vraagstukken waar ‘energie zit’ en waar snel op ingezet kan worden. 3. Kennisdeling en communityvorming - We werken zowel aan kennisdeling als aan communityvorming onder de paraplu van ‘Nijmegen Studiestad’. 4. Instellingen werken aan de doelstellingen van eigen implementatieplannen – Elke consortiumpartner werkt aan randvoorwaarden voor het werken aan maatschappelijke opgaven in het onderwijs. Voor elke instelling gelden hierbij andere aandachtspunten.
Afasie is een ingrijpend gevolg van een beroerte. Iemand met afasie kan niet meer zeggen wat hij wil of bedoelt, en heeft ook vaak moeite met het begrijpen van wat iemand anders zegt. Dit heeft een grote impact op het dagelijks leven van de persoon zelf en zijn naasten. Het onvermogen te spreken leidt tot arbeidsongeschiktheid, vereenzaming en depressie. Het levert ook ingewikkelde situaties op in de communicatie met zorgprofessionals. Personen met een afasie (PMA) hebben door miscommunicatie een verhoogde kans op het ontvangen van ongepaste of inadequate zorg; dit leidt zelfs tot een verhoogde kans op overlijden. Zorgprofessionals geven aan dat zij onzeker zijn over de communicatie met de PMA, en dat zij zich onvoldoende vaardigheden hebben om vertrouwelijk en effectieve communicatie mogelijk te maken. Betrokkenheid van de patiënt staat centraal in huidige visies omtrent gezondheidszorg (Kaljouw & van Vliet, 2015) en Evidence-based Medicine, maar er wordt nauwelijks aandacht besteed aan hoe deze communicatie vormgegeven kan worden, zeker wanneer de patiënt een communicatiestoornis heeft. Internationaal onderzoek laat zien dat communicatie tussen zorgprofessional, PMA en naasten kan worden verbeterd, wanneer gesprekspartners van PMA getraind zijn. In Nederland wordt deze communicatietraining nog niet toegepast. De eerste pilotstudie lijkt veelbelovend, en heeft geleid tot dit projectvoorstel waarin de interventie ‘CommuniCare’ ontwikkeld, toegepast en geëvalueerd in een groot aantal CVA zorginstellingen. De doelstelling van het consortium is om communicatie tussen PMA, zorgprofessional en naasten te verbeteren. Na afronding van dit project, is de geprotocolleerde en op effectiviteit getoetste interventie CommuniCare klaar om landelijk uitgerold te worden, op basis van een implementatieplan met aanbevelingen voor adaptieve strategieën voor succesvolle implementatie in de CVA-zorg.