De jeugdzorg is regelmatig in het nieuws. Heel positief is dat meestal niet. Er zijn inmiddels door allerlei partijen rapporten en adviezen uitgebracht over de jeugdzorg. Een kernprobleem dat in alle publicaties genoemd wordt is de behoefte aan wat ‘hoogwaardige jeugdzorg’ genoemd wordt, met toepassing van actuele kennis en effectieve interventies. Toepassing van actuele kennis en effectieve interventies vergt consequente en systematische aandacht voor implementatie. Deze rede gaat in op de vraag hoe we dit kunnen aanpakken. Na introductie van de context van de jeugdzorg, wordt onderbouwd hoe kwalitatief goede toepassing van centrale bouwstenen van jeugdzorg, de effectiviteit kan verhogen. Kwalitatief goede toepassing van de centrale bouwstenen gaat niet vanzelf en vergt een effectief implementatieproces en een context die implementatie faciliteert. Het mogelijk maken van leren op de werkvloer is de basis van goede implementatie en in de rede komen de stappen aan de orde die dat mogelijk maken.
Brengt de iPad in het onderwijs meer gebruiksgemak, snelheid en studievermogen? Sowijs deed onderzoek naar de implementatie van de iPad in het voortgezet onderwijs. Wat is de visie van leerlingen en leraren over de introductie van de iPad en wat zijn belangrijke aanbevelingen?
Online wijkplatformen worden op veel plaatsen in het land geïntroduceerd. Deze platformen hebben de potentie om thuiswonende ouderen lokaal meer te laten te participeren en om in wijken vraag en aanbod van inwoners bij elkaar te brengen. De implementatie van dergelijke wijkplatformen verloopt echter niet zonder slag of stoot. Onderzoekers van Zuyd Hogeschool brachten gemeenten, zorg- en welzijnsprofessionals, ondernemers en wijkbewoners van diverse initiatieven bij elkaar om samen de belemmerende en bevorderende factoren bij de implementatie van online wijkplatformen in kaart te brengen en aanbevelingen te doen voor een succesvolle implementatie.
Professionals van woningbouwcorporaties en gemeentes die zich bezig houden met verduurzaming hebben vragen over hergebruik van afvalhout uit hun (renovatie) projecten. De doelstelling van dit voorstel is het onderzoeken van de mogelijkheden om hout te hergebruiken door gebruik te maken van innovatieve digitale productietechnieken, en om implementatiestrategieën hiervoor te ontwikkelen voor publieke organisaties in de bouwsector, in het bijzonder woningcorporaties en gemeentes. Strategieën omvatten concrete voorstellen om a) afvalhout van woningen in te zamelen en te verwerken; b) waarde toe te voegen aan houtafvalstromen door middel van digitale productie; c) de betrokkenheid en acceptatie van huurders te vergroten bij circulaire verwerking van hout in nieuwe toepassingen; en d) goede toepassingen voor een circulaire economie te realiseren. Het project onderzoekt aard en omvang van houtafvalstromen uit woningrenovatie en identificeert de mogelijkheden voor het hergebruik van specifieke fracties daarvan voor (lokale) toepassingen. Uit voorgaande projecten blijkt dat digitale productie mogelijkheden biedt om stedelijk afval om te zetten in zinvolle circulaire producten. Digitale productie maakt de (lokale) creatie van unieke prototypen en grootschalige toepassingen mogelijk. Het onderzoek wordt uitgevoerd in vier werkpakketten. De eerste identificeert de aard van huishoudelijk houtafval (volume, houtsoort, verzamelproces) door zorgvuldig cases van Ymere en Rochdale te bestuderen. Daarnaast worden er een raamwerk van indicatoren gedefinieerd om projectresultaten te kunnen evalueren. Het tweede werkpakket onderzoekt welke toepassingen kunnen worden bedacht, gegeven de beschikbare houtfracties. In het derde werkpakket wordt een aantal case studies uitgevoerd voor concrete projecten van de deelnemende woningcorporaties. Deze applicaties hebben als doel het potentieel van digitale productie met houtafval te laten zien, rekening houdend met het perspectief van bewoners. Het biedt belangrijke inzichten in de uitvoerbaarheid van concrete toepassingen uit teruggewonnen hout. In het vierde werkpakket worden alle projectbevindingen gecombineerd in een set implementatie strategieën voor publieke organisaties in het stedelijk domein.
Afasie is een ingrijpend gevolg van een beroerte. Iemand met afasie kan niet meer zeggen wat hij wil of bedoelt, en heeft ook vaak moeite met het begrijpen van wat iemand anders zegt. Dit heeft een grote impact op het dagelijks leven van de persoon zelf en zijn naasten. Het onvermogen te spreken leidt tot arbeidsongeschiktheid, vereenzaming en depressie. Het levert ook ingewikkelde situaties op in de communicatie met zorgprofessionals. Personen met een afasie (PMA) hebben door miscommunicatie een verhoogde kans op het ontvangen van ongepaste of inadequate zorg; dit leidt zelfs tot een verhoogde kans op overlijden. Zorgprofessionals geven aan dat zij onzeker zijn over de communicatie met de PMA, en dat zij zich onvoldoende vaardigheden hebben om vertrouwelijk en effectieve communicatie mogelijk te maken. Betrokkenheid van de patiënt staat centraal in huidige visies omtrent gezondheidszorg (Kaljouw & van Vliet, 2015) en Evidence-based Medicine, maar er wordt nauwelijks aandacht besteed aan hoe deze communicatie vormgegeven kan worden, zeker wanneer de patiënt een communicatiestoornis heeft. Internationaal onderzoek laat zien dat communicatie tussen zorgprofessional, PMA en naasten kan worden verbeterd, wanneer gesprekspartners van PMA getraind zijn. In Nederland wordt deze communicatietraining nog niet toegepast. De eerste pilotstudie lijkt veelbelovend, en heeft geleid tot dit projectvoorstel waarin de interventie ‘CommuniCare’ ontwikkeld, toegepast en geëvalueerd in een groot aantal CVA zorginstellingen. De doelstelling van het consortium is om communicatie tussen PMA, zorgprofessional en naasten te verbeteren. Na afronding van dit project, is de geprotocolleerde en op effectiviteit getoetste interventie CommuniCare klaar om landelijk uitgerold te worden, op basis van een implementatieplan met aanbevelingen voor adaptieve strategieën voor succesvolle implementatie in de CVA-zorg.
Het hoofddoel van het FRIEND-project is om tot succesvolle implementatie van integrale valpreventie-interventies in de wijk te komen. Aan de hand van actiegericht onderzoek streven we naar inzicht en realisatie van succesvolle implementatiestrategieën, waarbij specifiek wordt ingegaan op interprofessionele samenwerking en op het werven en behouden van ouderen voor deze valpreventie-interventies (VPI’s). Dit is belangrijk omdat de potentie van bewezen effectieve VPI’s niet wordt bereikt doordat deze in bepekte mate daadwerkelijk worden geïmplementeerd. Door een betere implementatie in de dagelijkse praktijk kunnen VPI’s een belangrijke bijdrage leveren aan het behoud van (fysieke) zelfredzaamheid van thuiswonende ouderen. De huidige implementatie van bestaande effectieve VPI’s is niet optimaal door o.a. onvoldoende aansluiting bij de wensen en behoeften van ouderen en onvoldoende samenwerking tussen de professionals in de wijk. Het nu ook niet goed kunnen betrekken van deze stakeholders, zou ten koste gaan van effectiviteit van de door ons ontwikkelde implementatiestrategieën. Extra tijdsinvestering is daarom noodzakelijk om ouderen en professionals te bereiken en te motiveren, daarnaast om activiteiten zo vorm te geven dat ze passen bij de wensen en behoeften van betrokkenen t.a.v. de Corona-maatregelen en de actuele omstandigheden. Het uitgangspunt blijft om zoveel mogelijk vast te houden aan het oorspronkelijke onderzoeksplan. Echter, hebben sommige onderzoeksactiviteiten meer tijd gekost en zal dat de komende periode ook zo zijn doordat meer moeite gedaan moet worden voor werving, er extra maatregelen worden genomen bij fysieke ontmoetingen, er meerdere scenario’s uitgedacht worden en er mogelijk meerdere sessies georganiseerd moeten worden. Daarnaast zullen we door de opgedane vertraging later dan oorspronkelijk gepland, starten met de echte implementatie in de wijk. De budget-neutrale verlenging die is geboden zal worden ingezet om de monitoring zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijk periode van 48 maanden te laten zijn. De op te leveren resultaten zijn onveranderd t.o.v. het oorspronkelijke voorstel.