Infiltratie van afstromend regenwater is één van de methoden om regenwater van het rioolstelsel af te koppelen of niet aan te sluiten. In dit artikel worden aanzetten gemaakt voor het opstellen van enkele richtlijnen voor infiltratievoorzieningen en hun achtergrond wordt weergegeven. Hiervoor is onder meer gebruik gemaakt van meetresultaten van infiltratievoorzieningen in Nederland (Eindhoven en Renkum). Uiteindelijk worden een aantal conclusies en aanbevelingen op een rij gezet
DOCUMENT
Afstromend hemelwater kan verontreinigingen bevatten zoals zware metalen van daken, PAK’s van uitlaatgassen, nutriënten uit dierenuitwerpselen en bladval. Inzicht in de samenstelling van afstromend hemelwater is gewenst om het effect van deze verontreinigingen op ons milieu te bepalen en/of inzicht te krijgen in de kosteneffectiviteit van eventuele maatregelen.In dit onderzoek is een vergelijking gemaakt tussen (inter)nationale praktijkmetingen naar de aard en samenstelling van regenwater. Om de effectiviteit van regenwaterbezinkvoorzieningen te beoordelen, isnaast de chemische samenstelling ook gekeken naar de korrelgrootteverdeling, bindingseigenschappen en valsnelheden. De voor een goede waterkwaliteit meest bepalende stoffen in Nederland zijn koper, zink en nutriënten. De concentratie van deze stoffen is relatief laag in vergelijking met internationaal onderzoek. Ook zijn deze stoffen hoofdzakelijk gebonden aan de moeilijk bezinkbare fracties. Op basis van dit vergelijkend onderzoek wordt een theoretisch aangenomen bezinkrendement van meer dan 50% nauwelijks haalbaar geacht. In combinatie met de lage valsnelheid is een rendement van orde grootte 25% meer waarschijnlijk. Bovendien is sprake van een sterk wisselende samenstelling van het regenwater in tijd en ruimte. Het rendement van een regenwaterbezinkvoorziening zal hierdoor sterk kunnen variëren in ruimte en tijd. Bij een hoge ambitie voor waterkwaliteit zal in veel gevallen een aanvullende filtratie- en of adsorptiestap wenselijk zijn om te voldoen aan de kaderrichtlijn water en of de MTR (maximaal toelaatbaar risico) voor oppervlaktewater.
DOCUMENT
In Nederland en omringende landen zijn in de afgelopen jaren en decennia verschillende projecten gerealiseerd rond decentrale innovatieve concepten voor afvalwaterbehandeling en gebruik van re-genwater. Om gemeenten, waterschappen en andere belanghebbenden een rationele grondslag te bieden voor keuzes m.b.t. de inrichting van de stedelijke waterketen (wel of niet decentraal, wel of niet brongescheiden), is in dit KIEM project de potentie en beperkingen onderzocht van nieuwe en circulaire sanitatieconcepten, zoals brongescheiden sanitatie en lokaal (her)gebruik van regenwater op woonwijk schaal. De vraag is wat we kunnen leren van ervaringen bij gerealiseerde projecten, en welke rationele basis er is om, met name bij nieuwbouwplannen, een trendbreuk teweeg te brengen in de richting decentrale oplossingen voor waterzuivering en waterhergebruik op wijkniveau, als al-ternatief voor de huidige, centrale systemen. Daartoe zijn negen verschillende gerealiseerde pro-jecten, operationeel op praktijkschaal, verkend aan de hand van literatuurstudie, data-analyse, inter-views, enquêtes en scenarioberekeningen. Verschillende prestatie-indicatoren, o.a. met betrekking tot terugwinning van grondstoffen, waterkwaliteit, hergebruik en kosten zijn inzichtelijk gemaakt. Bo-vendien is onderzoek gedaan naar de acceptatie van burgers m.b.t. governance structuren (top-down versus bottom-up) als het gaat om de stedelijke waterketen en diensten m.b.t. waterlevering en wa-terbehandeling.Uit dit verkennende onderzoek is gebleken dat alternatieve systemen (brongescheiden sanitatie met vacuümriolering en lokaal gebruik van regenwater) voor toiletspoeling, evt. tuin en wasmachine tot substantieel minder gebruik van drinkwater leiden. Bovendien wordt met separate inzameling en be-handeling van zwart- en grijswater de terugwinning van nutriënten (N, P, C) gestimuleerd en is er bij decentrale behandeling van grijswater jaarrond aanvoer van schoon water wat met name in droge periodes meerwaarde heeft. Daarentegen leiden systemen op wijkschaal, mede vanwege de relatief kleine schaal, tot relatief hoge financiële kosten, d.w.z. in vergelijking met de kosten voor aanleg en beheer van reguliere systemen. Daarbij wordt benadrukt dat vergelijking van kleine, decentrale sys-temen met de huidige, grootschalige centrale (afval)watersystemen lastig is vanwege de relatief ge-ringe hoeveelheid data die beschikbaar is m.b.t. prestatie-indicatoren van decentrale systemen. We kunnen daarom slechts voorlopige en minder harde uitspraken doen over een aantal prestaties van decentrale concepten, bijv. m.b.t. waterkwaliteit. Bovendien is de beoordeling van prestatie-indicato-ren problematisch vanwege ongelijksoortigheid. De huidige grootschalige systemen zijn goeddeels uit-ontwikkeld (innovatie was gericht op kostenefficiency), terwijl decentrale, nieuwe vormen van sani-tatie nog volop in ontwikkeling zijn, met duurzaamheid als drijfveer.Aandachtspunten en vragen liggen met name op het gebied van governance. In de huidige inrichting en organisatie van de waterketen zijn de verantwoordelijkheden, beleidsontwikkeling en operatie in-stitutioneel geborgd en sectoraal verdeeld (waterbedrijf, gemeente en waterschap). Nieuwe vormen van sanitatie en gebruik van regenwater op wijkschaal brengen de noodzaak tot vergaande samen-werking en nieuwe vraagstukken met zich mee.Om de prestaties van grootschalige, centrale systemen m.b.t. afvalwaterbehandeling en watervoor-ziening beter te kunnen vergelijken met decentrale systemen op wijkschaal wordt aanbevolen om gelijktijdig te innoveren op beide schalen, waarbij de innovatie (ook op grote, centrale schaal) gericht is op klimaatadaptatie en aansluiting bij de circulaire economie. Belangrijk daarbij is langjarige data-verzameling en monitoring, zodat de integrale prestaties van concepten en systemen kunnen worden gevolgd, beoordeeld en verbeterd, in de context van integrale duurzaamheid. Daarnaast wordt aan-bevolen om, indien mogelijk, decentrale (afvalwater)systemen op wijkniveau op te schalen naar een grootte van minimaal 3.000 inwoners, om het (op berekeningen gebaseerde) veronderstelde break-evenpoint (kosten decentraal vergelijkbaar met grootschalige, centrale systemen) in de praktijk te ve-rifiëren. Gerealiseerde projecten, bijv. Reitdiep in Groningen of Waterschoon in Sneek, kunnen wor-den benut voor verdere innovatie gericht op kringloopsluiting en circulaire economie.
DOCUMENT
De eerste wadi's (water afvoer, drainage en infiltratie van regenwater) en doorlatende verharding zijn al enkele decennia geleden geïmplementeerd in Nederland. Veel gemeenten en waterschappen vragen zich af of deze regenwatervoorzieningen nog goed functioneren na al die jaren en of onderhoud benodigd is. Tijd om de balans op te maken.
DOCUMENT
Klimaatadaptatie staat in Nederland hoog op de agenda en vraagt om eenandere inrichting van de openbare ruimte. Grote regenbuien passen niet inrioolbuizen dus wordt verharding vervangen door groen. Groenvoorzieningenkrijgen functies als waterberging en infiltreren regenwater in de bodem,zoals bij wadi’s (water afvoer drainage en infiltratie). Het afstromendregenwater dat infiltreert bevat verontreinigingen zoals PAK en zwaremetalen die in de toplaag van de wadi worden afgevangen. De concentratieszijn echter zo laag dat vervuiling pas na jaren meetbaar is.
DOCUMENT
Het doel van deze handleiding is om studenten kennis te laten maken met de Waterwijzer Landbouw en de Waterwijzer Natuur. De WWN en WWL zijn ontwikkeld door Wageningen University & Research (WUR) en Onderzoeksinstituut KWR. Met behulp van de WWL en WWN kan worden onderzocht hoe groot het verschil is tussen de optimale grondwaterdynamiek en de actuele grondwaterdynamiek voor landbouw en natuur. (STOWA, 2018). Gebruikers leren in deze handleiding wat het effect is van de waterhuishouding op natuur en gewasopbrengst. Ook kan met behulp van de Water Wijzers de effecten op gewasopbrengst in de landbouw en de doelrealisatie van grondwaterafhankelijke natuur inzichtelijk worden gemaakt. Landbouw en natuur vraagt immers specifieke eisen als het gaat om de waterhuishouding, zoals de grondwaterstand, kwel/infiltratie, bodem en klimatologische omstandigheden. Deze parameters worden voor beide software als input gebruikt. Kwel/infiltratie alleen bij Waterwijzer Natuur. De benodigde input parameters worden in Hoofdstuk 2.2 bij de Waterwijzer Landbouw en Hoofdstuk 3.2 bij de Waterwijzer Natuur toegelicht.
DOCUMENT
Onderzoek naar de wijze waarop de waterhuishouding in een voedselbos functioneert. Het onderzoeksgebied betreft voedselbos Ketelbroek te Groesbeek en de naastgelegen akker. Uit de analyse van de waterbalans is voortgekomen dat er tussen de waterbalans van de akker en het voedselbos een aantal opmerkelijke verschillen zitten. Hoewel de bodem van de akker het hoogste organische stofgehalte bevat, vindt hier de laagste maximale berging plaats als gevolg van een kleinere worteldiepte. Dit komt door de vele vegetatielagen die in het voedselbos aanwezig zijn. De vele vegetatielagen zorgen namelijk voor een grotere verdamping en een grotere waterberging.
DOCUMENT
Rede, in verkorte vorm uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van lector Sustainable Water Systems aan Hogeschool VHL op donderdag 12 februari 2015 door lector dr. ing. Paul J. van Eijk. De missie van het lectoraat Sustainable Water Systems (SWS) is het verkrijgen van kennis en inzicht in de praktijk van de duurzame ontwikkeling van watersystemen. Het watersysteem wordt benaderd een vanuit brongericht, gebiedsgericht en actorgericht perspectief. De (a)quadruple helix doet een beroep op onze samenleving bij de verspreiding van innovaties. Duurzame watertechnologie wordt geïntegreerd in ruimte en maatschappij om zo de ‘innovation gap’ te verkleinen. Het lectoraat SWS levert via onderzoek en onderwijs een bijdrage aan de maatschappelijke opgave van de watertransitie.
DOCUMENT
In mei 2020 is er door het Waterschap Zuiderzeeland subsidie verstrekt voor 2 jaar onderzoek naar de effecten van een helofytensloot op Aeres Farms (projectnaam, Aeres helofytensloot project, het zaaknummer: INKO-00774, het werkplanproduct: 392700 en het grootboeknummer: 42807). De hoofdvraag van het totale helofytenslootproject luidt: “Wat is het effect van een helofytensloot op de oppervlaktewaterkwaliteit, het bedrijfswatermanagement, de waterberging en de biodiversiteit?”. In dit project wordt met name ingegaan op het effect op de oppervlaktewaterkwaliteit. Het project is nu ongeveer anderhalf jaar gevorderd en dit rapport betreft de derde rapportage waarin de stand van zaken wordt weergegeven. Dit rapport bevat de gegevens van voorgaande rapportages en vult dat aan met de nieuwste gegevens.
DOCUMENT