BACKGROUND: Exercise capacity, muscle function, and physical activity levels remain reduced in recipients of lung transplantation. Factors associated with this deficiency in functional exercise capacity have not been studied longitudinally.OBJECTIVE: The study aims were to analyze the longitudinal change in 6-minute walking distance and to identify factors contributing to this change.DESIGN: This was a longitudinal historical cohort study.METHODS: Data from patients who received a lung transplantation between March 2003 and March 2013 were analyzed for the change in 6-minute walking distance and contributing factors at screening, discharge, and 6 and 12 months after transplantation. Linear mixed-model and logistic regression analyses were performed with data on characteristics of patients, diagnosis, waiting list time, length of hospital stay, rejection, lung function, and peripheral muscle strength.RESULTS: Data from 108 recipients were included. Factors predicting 6-minute walking distance were measurement moment, diagnosis, sex, quadriceps muscle and grip strength, forced expiratory volume in 1 second (percentage of predicted), and length of hospital stay. After transplantation, 6-minute walking distance increased considerably. This initial increase was not continued between 6 and 12 months. At 12 months after lung transplantation, 58.3% of recipients did not reach the cutoff point of 82% of the predicted 6-minute walking distance. Logistic regression demonstrated that discharge values for forced expiratory volume in 1 second and quadriceps or grip strength were predictive for reaching this criterion.LIMITATIONS: Study limitations included lack of knowledge on the course of disease during the waiting list period, type and frequency of physical therapy after transplantation, and number of missing data points.CONCLUSIONS: Peripheral muscle strength predicted 6-minute walking distance; this finding suggests that quadriceps strength training should be included in physical training to increase functional exercise capacity. Attention should be paid to further increasing 6-minute walking distance between 6 and 12 months after transplantation.
LINK
In 2008 heeft het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) de KNGF-beweegprogramma’s herzien; het warden de ‘Standaarden Beweeginterventies’, gericht op mensen met een chronische aandoening. Een dergelijke standaard stelt een voldoende competente fysiotherapeut in staat bij mensen met een chronische aandoening een actieve leefstijl te bevorderen en hun mate van fitheid te verhogen. Basis voor de herziening vormen de oorspronkelijk door TNO ontwikkelde beweegprogramma’s, van waaruit de tekst grondig is geactualiseerd. De gedetailleerde invulling van de programma’s in ‘kookboekstijl’ is niet opnieuw opgenomen. Gekozen is voor een actueel concept dat de fysiotherapeut de mogelijkheid biedt een ‘state-of-the-art’programma te ontwikkelen met respect voor de individuele patiënt en praktijkspecifieke randvoorwaarden
DOCUMENT
BACKGROUND: Burn injuries have a major impact on the patient's physical and psychological functioning. The consequences can, especially in pediatric burns, persist long after the injury. A decrease in physical fitness seems logical as people survive burn injuries after an often extensive period of decreased activity and an increased demand of proteins leading to catabolism, especially of muscle mass. However, knowledge on the possibly affected levels of physical fitness in children and adolescents after burn injury is limited and pertains only to children with major burns. The current multidimensional study aims to determine the level of physical fitness, the level of physical activity, health-related quality of life and perceived fatigue in children after a burn injury. Furthermore, interrelations between those levels will be explored, as well as associations with burn characteristics.METHODS/DESIGN: Children and adolescents in the age range of 6 up to and including 18 years are invited to participate in this cross-sectional descriptive study if they have been admitted to one of the three Dutch burn centers between 6 months and 5 years ago with a burn injury involving at least 10% of the total body surface area and/or were hospitalized ≥ 6 weeks. Physical fitness assessments will take place in a mobile exercise lab. Quantitative measures of cardiorespiratory endurance, muscular strength, body composition and flexibility will be obtained. Outcomes will be compared with Dutch reference values. Physical activity, health-related quality of life and fatigue will be assessed using accelerometry and age-specific questionnaires.DISCUSSION: The findings of the current study will contribute to a better understanding of the long-term consequences of burn injury in children and adolescents after burns. The results can guide rehabilitation to facilitate a timely and optimal physical recovery.TRIAL REGISTRATION: The study is registered in the National Academic Research and Collaborations Information System of the Netherlands (OND1348800).
DOCUMENT
Het onderzoek is een eerste aanzet voor verdere studie en wordt beschouwd als een pilot. Het doel ervan kan vanuit meerdere perspectieven worden geformuleerd. Voor Doenja Dienstverlening is een belangrijk doel betere handvatten te krijgen in het omgaan met diversiteit gerelateerde spanningen in de wijk. Voor de HU-onderzoekers is het doel meer zicht te krijgen op de complexiteit van de problematiek en de wijze waarop sociaal makelaars hier in hun dagelijks werk mee geconfronteerd worden. Voor de HU-studenten is het doel om in het kader van (de afronding van) hun studie een onderzoek mee uit te kunnen voeren ronde deze thematiek. De vraagstelling van de pilot is in samenspraak tussen de onderzoekers en sociaal makelaars geformuleerd en luidt: Hoe gaan sociaal makelaars om met diversiteit gerelateerde spanningen in de wijk? Hier konden de volgende deelvragen van worden afgeleid 1. Wanneer is er volgens sociaal makelaars sprake van spanningen in de wijk? 2. Op grond waarvan worden deze spanningen (al dan niet) gerelateerd aan toenemende diversiteit? 3. Hoe worden deze spanningen door de sociaal makelaars beoordeeld? 4. Welke werkprincipes bieden houvast in de omgang met diversiteit gerelateerde spanningen?
DOCUMENT
Sociaal ondernemers streven maatschappelijke en commerciële doelen na, wat soms spanningen oplevert in de praktijk. Dit artikel laat enkele van deze spanningen zien en manieren om hiermee om te gaan, op basis van interviews met tien sociaal ondernemers. Spanningen zijn bijvoorbeeld zichtbaar rond het aannemen van opdrachten, het investeren in gespecialiseerd personeel en het benadrukken van de sociale identiteit bij verschillende stakeholders.
MULTIFILE
In de ochtend van 13 januari 2018 kregen de inwoners van Hawaii een schokkend bericht op hun mobieltjes. Een officieel overheidsbericht. “Ballistic missile threat inbound to Hawaii. Seek immediate shelter. This is not a drill.”. Het was net de tijd dat de spanningen tussen de V.S en Korea hoog opliepen. Hawaii was het enige stukje Amerikaans grondgebied dat Kim Jung Il met een nucleaire raketlading kon bereiken. De optelsom was dus snel gemaakt: het eiland zou geraakt worden door een nucleair projectiel. Je zou denken dat dat tot massale paniek onder de bevolking zou leiden, want geschikte schuilplaatsen waren niet voorhanden. De reactie onder de bevolking was echter vrij rustig. Maar wel heel verschillend.
LINK
Lezen is belangrijk voor een soepele schoolcarrière, het is iets dat onderzoekers keer op keer benadrukken. Maar wat maakt lezen eigenlijk leuk? En wanneer is het helemaal niet leuk? Spanning en humor blijken de belangrijkste ingrediënten voor een goed kinderboek. Althans, volgens 26 Groningse groep 5 kinderen die zijn geïnterviewd over lezen.
LINK
Leidt de democratiseringsambitie van de gemeente Amsterdam tot fundamentele verandering van de manier waarop zij haar bewoners bij het besturen van de stad betrekt, of blijft het bij geïsoleerde experimenten? Wij betogen dat de experimenten in de stad leiden tot spanningen tussen de participatieve democratie en de institutionalisering van de representatieve democratie en stellen dat echte vooruitgang in participatief en co-creatief bestuur niet is gelegen in het vinden van 'olifantenpaadjes', maar in het agenderen van die spanning in discussies over systeemvernieuwing.
LINK
In dit artikel wordt het spanningsveld tussen uitingsvrijheid en godsdienstvrijheid geschetst. Mag je alles zeggen wat je wil? Bestaat er een recht op kwetsen? Het begon met het boek De Duivelsverzen van Salman Rushdie. Bijna twintig jaar later was er de affaire rond de Mohammed-cartoons in de Deense krant Jyllands Posten. Pim Fortuyn en Theo van Gogh wakkerden met gepeperde uitspraken en felle columns het debat aan. Bijna alle kwesties gingen over de verhouding tussen moslims en niet-moslims. De auteur maakt onderscheid tussen een juridische en een moraliteitsoptiek. Hij meent dat de morele grens daar wordt overschreden waar iemand met een artistieke, literaire of journalistieke uiting doelbewust de intentie heeft om anderen te kwetsen.
DOCUMENT
De verschillen in belangen, betrokkenheid, gebruiksvormen en gebruiksdoeleinden van de publieke ruimte tussen volwassenen en jongeren brengt spanningen met zich mee. Deze spanningen dragen niet bij aan een gezonde leefomgeving. Het is daarom belangrijk om te onderzoeken hoe we de publieke ruimte zo kunnen vormgeven dat iedereen er zich welkom, veilig en thuis voelt. In dit rapport wordt dit onderzocht vanuit de positie van jongeren. De leidende vraag voor dit rapport is: Hoe kan op democratische wijze met jongeren een inclusieve publieke ruimte gecreëerd worden? Deze vraag roept ook een tweetal deelvragen op: Wat zijn de voorwaarden voor de inclusieve publieke ruimte voor jongeren? Hoe krijgt jongerenparticipatie vorm in het creëren van inclusieve democratische publieke ruimte?
DOCUMENT