Om veranderingen succesvoller en duurzamer te maken, om het werklezier en de draagkracht van teams te bewaken en om alle lerenden optimale ontwikkelkansen te bieden, is het belangrijk dat er veranderkeuzes gemaakt worden die gestoeld zijn op evidentie, ingebed in een helder beleid. Minder veranderen, maar doordacht en onderbouwd. Daar zijn praktisch bruikbare veranderkennis, opleiding en professionalisering voor nodig. Daar zetten we met het lectoraat Organiseren van Verandering in Onderwijs (OVO) op in. Het doel is om inzichten, instrumentarium en modellen te ontwikkelen die helpen complexe veranderingen in onderwijs meer evidenceinformed te organiseren, te monitoren en evalueren en hiervoor capaciteit te ontwikkelen bij de organisatie en het team van onderwijsprofessionals.
De rode draad: In deze openbare les worden eerst twee dominante paradigmas, die binnen de opleidingen gehanteerd worden, geschetst. De ideeën van paradigma II worden aangevuld met het gedachtegoed van het sociaalconstructivisme en het postmodernisme. Vanuit dit kader worden de consequenties van deze ontwikkeling voor het opleiden van leraren bekeken. De ontwikkeling van een competentielandschap voor opleiders van leraren wordt vanuit een ecologisch perspectief (waarbinnen de intensieve samenhang tussen leerlingen, school, omgeving, opleidingsorganisatie en opleider verondersteld wordt) stap voor stap opgebouwd. Daarbij worden de invloeden van deellandschappen op deze ontwikkeling, de integratie van deze deellandschappen en de kernaspecten van dat competentielandschap stuk voor stuk besproken. Tot slot worden de grote lijnen van zon landschap (en niet de inhouden; die worden door opleiders en studenten geselecteerd) in termen van paradigma II geschilderd.
De vraag is of onderwijsinstellingen voorzien in leeromgevingen die verlangde competenties voor digitalisering versterken. Meerdere auteurs menen dat dit niet het geval is. Anders dan bij sectoren die eerder grensverleggende ICT-innovaties ondergingen, is het grootste deel van de processen in en rond leeromgevingen in het onderwijs, marginaal en niet fundamenteel door en voor de ICT-revolutie veranderd. Dat staat op gespannen voet met intensiteit en belang van ICT-gebruik in de samenleving, zoals bij jongeren. De dissertatie wil een bijdrage leveren aan het overbruggen van de kloof en een grotere verantwoordelijkheid van het onderwijs bereiken voor digitale competenties. Het onderzoek beperkt zich tot het hbo. De eerste twee hoofdstukken van de dissertatie bestaan uit literatuurverkenningen over de betekenis van ICT en digitale competenties. Voor het empirische deel werden leertheoretische uitgangspunten geformuleerd in vier categorieën: inhoud, drijfveren, interactie en omgeving. De onderzoeksopzet voorzag in een verkennende en een verdiepende studie bij de opleiding Small Business & Retail Management van Hogeschool Zuyd. De verkennende studie geeft een beeld van de opleiding vanuit drie perspectieven: 1) formuleringen in beleid en formeel beschreven, 2) percepties van docenten, management, beleidsmakers en instanties en 3) ervaringen van studenten. De verdiepende studie leidde tot 49 bevindingen. Deze resulteerden in 12 ontwerpprincipes voor leeromgevingen die betrekking hebben op besturende, primaire en ondersteunende processen. De principes kunnen vorm geven aan leeromgevingen die digitale competenties van hbo-studenten voor een gedigitaliseerde samenleving versterken. Zij kunnen er tevens aan bijdragen slagvaardigheid met ICT te vergroten.
MULTIFILE
Bij Wetenschap & Technologie (W&T) in het basisonderwijs leren kinderen de wereld om hen heen begrijpen en onderzoeken. Taal speelt een sleutelrol in het begrijpen en verklaren van de waarnemingen en ervaringen. Leerkrachten missen echter handvatten om W&T-onderwijs te realiseren. Hiertoe is er in het onderzoeksproject Minds-On (https://www.minds-on.nl/) in de afgelopen twee jaar een didactisch instrument ontwikkeld met lessen waarin leerlingen experimenten opzetten en uitvoeren (hands-on) en daarnaast met een interactief diagram gestimuleerd worden hierover te redeneren (minds-on). Echter, uit de resultaten kwam naar voren dat leerlingen de bijbehorende vaktaal (vocabulaire van het kennisdomein) missen en slechts beperkt redeneervaardigheden kunnen toepassen. Leerkrachten geven aan de behoefte te hebben om taalonderwijs geïntegreerd aan te bieden met W&T onderwijs. De lessen zouden dus effectiever gemaakt kunnen worden door meer aandacht te besteden aan de integratie van taalvaardigheden in de W&T-lessen. De onderzoeksvraag luidt: Welke vormen van interactie binnen de context van dit nieuwe didactische instrument stimuleren en ontwikkelen de natuurwetenschappelijke taalvaardigheden van leerlingen voor wat betreft domein specifieke woordenschat en natuurwetenschappelijk redeneren? In het voorgestelde project Minds-On Taal wordt het didactisch instrument (bestaand uit lessen en interactieve diagrammen) aangepast met nieuwe activiteiten, werkvormen en interacties vanuit de taaldidactiek met specifieke aandacht voor het aanleren van domein specifieke woorden en het ondersteunen van natuurwetenschappelijk redeneren. Tijdens de ontwerp- en evaluatiefasen zullen de lessen en interactieve diagrammen uitgeprobeerd worden in de groepen 7 en 8 op verschillende basisscholen in Amsterdam en omgeving. Hieruit opgedane inzichten zullen worden doorgevoerd in de volgende fase.