Jaarlijks worden ongeveer 80.000 patiënten behandeld op de ruim 80 intensive care-afdelingen in Nederland.Op een intensive careafdeling worden vitale functies bewaakt en meestal zelfs overgenomen. Bij de meeste patiënten is voor kortere of langere tijd kunstmatige beademing noodzakelijk. Kunstmatige beademing is effectief en soms zelfs levens reddend maar is in het geheel niet zonder risico’s. Lector Critical Care Frederique Paulus gaat in haar rede in op de uitdagingen die de interprofessionele teams op de Intensive Care hebben ten aanzien van de luchtweg- en beademingszorg. Zij zal proberen te schetsen wat ‘Wij gaan goed voor u zorgen’ op een Intensive Care betekent. Het bijzonder lectoraat CriticalCare is ingesteld in samenwerking methet Amsterdam UMC locatie AMC.
DOCUMENT
OBJECTIVE: To describe the long-term functioning of patients who survived a COVID-19-related admission to the intensive care unit and their family members, in the physical, social, mental and spiritual domain.DESIGN: A single-centre, prospective cohort study with a mixed-methods design.SETTING: The intensive care unit of the University Medical Center Groningen in the Netherlands.MAIN OUTCOME MEASURES: To study functioning 12 months after intensive care discharge several measurements were used, including a standardised list of physical problems, the Clinical Frailty Scale, the Medical Outcomes Study Short-Form General Health Survey, the McMaster Family Assessment Device, the Hospital Anxiety and Depression Scale, and the Spiritual Needs Questionnaire, as well as open questions and interviews with survivors and their family members.RESULTS: A total of 56 survivors (77%) returned the 12-month questionnaire, whose median age was 62 (inter-quartile range [IQR]: 55.0-68.0). Moreover, 67 family members (66%) returned the 12-month questionnaire, whose median age was 58 (IQR: 43-66). At least one physical problem was reported by 93% of the survivors, with 22% reporting changes in their work-status. Both survivors (84%) and their family members (85%) reported at least one spiritual need. The need to feel connected with family was the strongest. The main theme was 'returning to normal' in the interviews with survivors and 'if the patient is well, I am well' in the interviews with family members.CONCLUSIONS: One year after discharge, both COVID-19 intensive care survivors and their family members positively evaluate their health-status. Survivors experience physical impairments, and their family members' well-being is strongly impacted by the health of the survivor.
DOCUMENT
Purpose: Lactate is an established prognosticator in critical care. However, there still is insufficient evidence about its role in predicting outcome in COVID-19. This is of particular concern in older patients who have been mostly affected during the initial surge in 2020. Methods: This prospective international observation study (The COVIP study) recruited patients aged 70 years or older (ClinicalTrials.gov ID: NCT04321265) admitted to an intensive care unit (ICU) with COVID-19 disease from March 2020 to February 2021. In addition to serial lactate values (arterial blood gas analysis), we recorded several parameters, including SOFA score, ICU procedures, limitation of care, ICU- and 3-month mortality. A lactate concentration ≥ 2.0 mmol/L on the day of ICU admission (baseline) was defined as abnormal. The primary outcome was ICU-mortality. The secondary outcomes 30-day and 3-month mortality. Results: In total, data from 2860 patients were analyzed. In most patients (68%), serum lactate was lower than 2 mmol/L. Elevated baseline serum lactate was associated with significantly higher ICU- and 3-month mortality (53% vs. 43%, and 71% vs. 57%, respectively, p < 0.001). In the multivariable analysis, the maximum lactate concentration on day 1 was independently associated with ICU mortality (aOR 1.06 95% CI 1.02–1.11; p = 0.007), 30-day mortality (aOR 1.07 95% CI 1.02–1.13; p = 0.005) and 3-month mortality (aOR 1.15 95% CI 1.08–1.24; p < 0.001) after adjustment for age, gender, SOFA score, and frailty. In 826 patients with baseline lactate ≥ 2 mmol/L sufficient data to calculate the difference between maximal levels on days 1 and 2 (∆ serum lactate) were available. A decreasing lactate concentration over time was inversely associated with ICU mortality after multivariate adjustment for SOFA score, age, Clinical Frailty Scale, and gender (aOR 0.60 95% CI 0.42–0.85; p = 0.004). Conclusion: In critically ill old intensive care patients suffering from COVID-19, lactate and its kinetics are valuable tools for outcome prediction. Trial registration number: NCT04321265.
DOCUMENT
Kansen voor circulaire beademingszorg De gezondheidszorg is verantwoordelijk voor 7% van de totale Nederlandse CO2-uitstoot. Eén van de meest materiaal intensieve afdelingen in een ziekenhuis is de intensive care. Patiënten op een intensive care worden beademd en ontvangen daarbij zogenaamde beademingszorg. Tijdens beademingszorg wordt gemaakt van hulpmiddelen zoals beademingsslangen, uitzuigslangen, filters en materialen ter infectiepreventie. De meeste hulpmiddelen worden na gebruik weggegooid. Om de zorg te verduurzamen zijn in de Green Deal doelstellingen geformuleerd om grondstoffenverbruik te verminderen in 2030 en uiteindelijk toe te werken naar circulaire zorg 2050. Er is op dit moment echter weinig kennis over de milieubelasting van gebruikte hulpmiddelen tijdens beademingszorg en de mogelijkheden om circulaire strategieën toe te passen. Dit project heeft als doel om een inventarisatie te maken van de milieubelasting en de afvalstromen van hulpmiddelen rondom beademingszorg. Daarbij is het project ook gericht op een inventarisatie van de mate waarin milieubelasting een overweging is bij de besluitvorming door betrokken stakeholders. Vervolgens zal in kaart worden gebracht welke mogelijkheden er zijn om via circulaire strategieën een bijdrage te leveren om de milieubelasting van hulpmiddelen rondom beademingszorg te verminderen. Voor de uitvoering van dit project zijn unieke deskundigheidsgebieden samengebracht in een consortium. De praktijkpartners hebben expertise in zorgverlening op de intensive care afdeling (AmsterdamUMC) en afvalstromen in ziekenhuizen (adviesbureau Innomax). De betrokken kennisinstellingen hebben expertise in onderwijs- en onderzoek rondom duurzaamheid (de Hogeschool van Amsterdam, Technische Universiteit Delft en Radboudumc). Dit consortium is een unieke samenwerking waarbij om kennis van zorgprocessen, afvalstromen en de milieubelasting van de zorgverlening op de intensive care worden gebundeld om de kansen voor duurzame beademingszorg te inventariseren. De resultaten van dit project zullen een praktijkverandering in gang zetten op intensive care afdelingen van AmsterdamUMC en Radboudumc en vervolgens ook verspreid worden via de landelijke en internationale netwerken.
Klimaatverandering en veranderend landgebruik zetten het leefklimaat en het watersysteem in de stad steeds meer onder druk (VNG, 2016). Als gevolg van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, moeten alle gemeenten vanaf 2020 bij herinrichting rekening houden met de klimaatveranderingen en de stad klimaatbestendig inrichten. Eén van de manieren om klimaatbestendiger te worden is er voor te zorgen dat meer regenwater in de bodem infiltreert en daarmee minder snel of niet wordt afgevoerd via het rioolstelsel. Dit beperkt problemen met wateroverlast, hitte en verdroging en zorgt tegelijkertijd voor aanvulling van grondwater. Door de opkomst van doorlatende verharding heeft de afgelopen tien jaar een groot aantal MKB ondernemingen zich toegelegd op het aanbieden van infiltrerende verhardingen. Vanwege problemen met de afname van infiltratiecapaciteit en onduidelijkheid over het beheer en onderhoud zakt de markt momenteel in. MKBs zijn bezig met innovaties van hun infiltrerende verhardingen en het beheer en onderhoud ervan. Voor deze innovaties is inzicht nodig in het huidige functioneren en in het benodigd beheer van infiltrerende verharding op lange en korte termijn om de effectiviteit van hun op lange termijn te waarborgen. Het project biedt een praktijkgerichte leeromgeving voor meerdere opleidingen van drie betrokken Hogescholen. Daardoor wordt de samenwerking tussen verschillende lectoraten geïntensiveerd door complementair kennisvragen aan elkaar te koppelen en cross-overs te creëren tussen de verschillende curricula van relevante opleidingen binnen de hogescholen. Het project heeft een onderzoeksaanpak waarbij het functioneren van infiltrerende verhardingen onder ideale omstandigheden (gebaseerd op lab data, literatuur en leveranciersdata) en praktijksituaties (full scale testen) met elkaar worden vergeleken. Dit levert inzicht op voor innovaties aan de producten en beheer en onderhoud. De nieuwe en ook recente innovaties worden onder semi ideale omstandigheden (in Proeftuin Waterstraat, Green Village van TU Delft) onderzocht.
Fontys staat bekend om haar praktijkgerichte onderzoek met en voor haar studenten, medewerkers en de maatschappelijke relaties. De rappe mondialisering van onze samenleving vraagt echter ook om het intensiveren van onze onderzoeksinspanningen op internationaal niveau. Wij zien digitalisering als een belangrijk thema. De ontwikkelingen op dit gebied zijn voor onze studenten en ons ecosysteem dagelijks voelbaar en zichtbaar. Digitalisering is de aanjager van vele ontwikkelingen en mogelijkheden. Het is een enabler voor diverse maatschappelijke thema’s zoals smart mobility, de gezondheidszorg en circulaire economie. Digitalisering gaat niet alleen over de technologie maar juist over de context en de transitie. In termen van Fontys kennisthema’s zijn daarom verschillende thema’s betrokken, namelijk: Health, Circulair en Smart Mobility (automotive en logistiek) en Enabling Technologies (High Tech en AI). Dit voorstel richt zich op de vraag hoe wij de digitaliseringsvragen rondom health, circulair en smart mobility zo kunnen ontwikkelen dat wij stappen kunnen zetten om een Europees ecosysteem hiervoor te kunnen ontwikkelen. Tegelijkertijd kijken wij waar mogelijk onze leemtes zitten en Europese partijen (andere hogescholen, universiteiten, burgerinitiatieven) interessante andere aanvullende invalshoeken te bieden hebben. Op basis hiervan stellen we een multidisciplinaire vraagstelling en multi-stakeholder community op. Om zo de samenwerkingskansen met Europese partners te ontwikkelen. Met de SIA pilotregeling Richting Europa krijgen de expertisecentra de ruimte om deze vraagstelling met focus en capaciteit uit te werken om zo een centrale strategie te ontwikkelen op het gebied van digitalisering. Tevens kunnen we onderzoeken welke Europese netwerken geschikt zijn om op aan te sluiten. Vanuit een duidelijke propositie geven we aan op welke manier Fontys bij kan dragen. In een te ontwikkelen roadmap, waarin zowel de benodigde acties als de daarbij noodzakelijke ondersteuning wordt beschreven, wordt duidelijk hoe we tot Europese samenwerking willen komen.