COVID-19 patiënten die opgenomen worden op de Intensive Care (IC) liggen vaak lang onder sedatie aan de beademing. Wat betekent dit voor het herstel van de patiënt na ontslag uit het ziekenhuis?
DOCUMENT
Jaarlijks worden ongeveer 80.000 patiënten behandeld op de ruim 80 intensive care-afdelingen in Nederland.Op een intensive careafdeling worden vitale functies bewaakt en meestal zelfs overgenomen. Bij de meeste patiënten is voor kortere of langere tijd kunstmatige beademing noodzakelijk. Kunstmatige beademing is effectief en soms zelfs levens reddend maar is in het geheel niet zonder risico’s. Lector Critical Care Frederique Paulus gaat in haar rede in op de uitdagingen die de interprofessionele teams op de Intensive Care hebben ten aanzien van de luchtweg- en beademingszorg. Zij zal proberen te schetsen wat ‘Wij gaan goed voor u zorgen’ op een Intensive Care betekent. Het bijzonder lectoraat CriticalCare is ingesteld in samenwerking methet Amsterdam UMC locatie AMC.
DOCUMENT
In Nederland worden jaarlijks ruim 86.000 ernstig zieke patiënten op een Intensive Care (ic) opgenomen, van wie naar schatting ongeveer 28.000 ic-overlevenden langdurige klachten ondervinden, ook wel samengevat onder de term post-intensive care syndroom (PICS). PICS staat voor het geheel van fysieke, mentale en cognitieve problemen, zoals spierzwakte (ICU-acquired weakness [ICU-AW]), verminderde cardiopulmonale capaciteit, angst, depressie, posttraumatische stressstoornis, concentratie- en geheugenproblemen. De aard van de beperkingen vraagt om interdisciplinaire revalidatie-behandeling, maar tot op heden bestaat hier geen gestructu- reerd revalidatietraject voor en krijgt minder dan de helft van de ic-overlevenden de juiste behandeling na ontslag uit het ziekenhuis.
DOCUMENT
Inleiding: Wanneer patiënten op de intensive care (IC) worden gevoed met een ‘standaard’ hoeveelheid van een ‘standaard’ soort sondevoeding (2000 kcal, 80 g eiwit) wordt het merendeel van hen niet optimaal gevoed. Om de voedingstherapie te optimaliseren, is daarom op de IC van het VUmc in 2006 een voedingsadviesprogramma ontwikkeld op basis van een zogenoemd energie-eiwit-algoritme en is het assortiment sondevoedingen aangepast. In een simulatiestudie en evaluatiestudie onderzoeken we het effect van deze beleidsaanpassingen op de energie- en eiwitinname van IC-patiënten.Methoden: Simulatiestudie: Het patiëntencohort bestond uit een databestand van 879 IC-patiënten van het VUmc, opgenomen in de periode 2004-2009, bij wie het energieverbruik was gemeten met behulp van indirecte calorimetrie. Retrospectief werd uitgerekend hoeveel procent van de patiënten een optimale energie- en eiwitinneming (1,2-1,5 g/kg lichaamsgewicht) had als werd gevoed met 2 liter Nutrison Standaard (2000 kcal, 80 g eiwit). Vervolgens werd berekend hoeveel procent van de patiënten een optimale eiwitinneming had als Nutrison Standaard werd toegediend in een op de individuele energiebehoefte aangepaste dosering of als werd gevoed met energie- en/of eiwitverrijkte sondevoeding volgens het voedingsadviesprogramma.Evaluatiestudie: In deze studie werd geëvalueerd of de implementatie van het nieuwe beleid daadwerkelijk leidde tot een toename van het aantal patiënten dat optimaal gevoed werd conform de prestatie-indicator ondervoeding (eiwitinname >1,2 g/kg op de vierde dag van de IC-opname). Het databestand bestond uit historische gegevens over de eiwitinname van alle IC-patiënten op de vierde dag van IC-opname in de periode van 2006-2009.Resultaten: Simulatiestudie: Bij het virtueel voeden van het patiëntencohort met 2 liter Nutrison werden 37 patiënten (4%) adequaat gevoed. Bij op energiebehoefte aangepaste dosering van deze standaard sondevoeding hadden 120 patiënten (14%) een adequate eiwitinneming. Bij het voeden volgens het voedingsadviesprogramma waren dat er 782 (89%). Evaluatiestudie: Het daadwerkelijke aantal patiënten met een eiwitinname >1,2 g/kg op de vierde dag van de IC-opname nam na implementatie van het voedingsadviesprogramma geleidelijk toe van 30% naar bijna 60%.Conclusie: Door introductie van een geïndividualiseerd voedingsadviesprogramma op basis van een‘energie-eiwit-algoritme’ kan in theorie ongeveer 90% van de IC-patiënten optimaal (qua energie en eiwit) worden gevoed. In de praktijk is het percentage goed (qua eiwit) gevoede patiënten in de loop der jaren gestegen van 30 naar 60%.
DOCUMENT
Jaarlijks worden er in Nederland ruim 86.000 patiënten op een Intensive Care (IC) opgenomen en behandeld. Dankzij medisch-technische ontwikkelingen zijn de overlevingskansen van IC-patiënten de afgelopen jaren enorm gestegen. De keerzijde is dat een groot aantal patiënten van de IC wordt ontslagen met langdurige beperkingen in het dagelijks functioneren. Postintensivecaresyndroom (PICS) is de term waarmee de lichamelijke, psychische en cognitieve verschijnselen worden aangeduid die vaak voorkomen bij patiënten die op de IC zijn behandeld. Bij familieleden van IC-patiënten kunnen psychische klachten ontstaan. Men spreekt dan van post-intensivecaresyndroom-familie (PICS-F). Patiënten met PICS gaan vaak een lange en moeizame periode van herstel tegemoet en de klachten kunnen jaren na ontslag nog aanwezig zijn. Er is onder zorgprofessionals nog maar weinig bekendheid over PICS en PICS-F en de verminderde kwaliteit van leven ten gevolge van kritieke ziekte.
DOCUMENT
We describe the practice of ventilation and mortality rates in invasively ventilated normal-weight (18.5 ≤ BMI ≤ 24.9 kg/m2), overweight (25.0 ≤ BMI ≤ 29.9 kg/m2), and obese (BMI > 30 kg/m2) COVID-19 ARDS patients in a national, multicenter observational study, performed at 22 intensive care units in the Netherlands. The primary outcome was a combination of ventilation variables and parameters over the first four calendar days of ventilation, including tidal volume, positive end–expiratory pressure (PEEP), respiratory system compliance, and driving pressure in normal–weight, overweight, and obese patients. Secondary outcomes included the use of adjunctive treatments for refractory hypoxaemia and mortality rates. Between 1 March 2020 and 1 June 2020, 1122 patients were included in the study: 244 (21.3%) normal-weight patients, 531 (47.3%) overweight patients, and 324 (28.8%) obese patients. Most patients received a tidal volume < 8 mL/kg PBW; only on the first day was the tidal volume higher in obese patients. PEEP and driving pressure were higher, and compliance of the respiratory system was lower in obese patients on all four days. Adjunctive therapies for refractory hypoxemia were used equally in the three BMI groups. Adjusted mortality rates were not different between BMI categories. The findings of this study suggest that lung-protective ventilation with a lower tidal volume and prone positioning is similarly feasible in normal-weight, overweight, and obese patients with ARDS related to COVID-19. A patient’s BMI should not be used in decisions to forgo or proceed with invasive ventilation.
DOCUMENT
INLEIDING In deze module worden behandeladviezen gegeven voor de Post-COVID-19 ambulante behandeling in de geriatrische revalidatie gericht op somatische-, functionele- en psychische status. Deze module is een onderdeel van het behandeladvies post-COVID-19 (geriatrische) revalidatie-Verenso. Deze module is in een zeer korte tijd tot stand gekomen en heeft de status van groeidocument. Zorgvuldigheid is betracht om zowel de (beperkte) ervaringskennis, als de actuele stand van de wetenschappelijke literatuur hierin te betrekken. Voor dit behandeladvies is gebruik gemaakt van het door GRZPLUS ontwikkeld ambulant revalidatieprogramma CO FIT+. Bij GRZPLUS is een doorontwikkeling gemaakt op basis van de update behandeladvies post-COVID-19 geriatrische revalidatie van Verenso (Verenso, 19-05-2020) welke is gebaseerd op de principes van longrevalidatie zoals vertaald in het Behandelprogramma geriatrische COPD-revalidatie (van Damvan Isselt et al.) en het Behandelprogramma COVID-19 Post IC, van Revalidatiecentrum de Hoogstraat (Brouwers, de Graaf). Dit is aangevuld met behandeladviezen en leidraden vanuit de beroepsverenigingen en kennis uit wetenschappelijk onderzoek (long-revalidatie) en vanuit het REACH netwerk (REhabilitation After Critical illness and Hospital discharge). De komende maanden zullen zowel de nieuwe wetenschappelijke literatuur als de ervaringen uit de praktijk gebruikt worden om de handreiking te verbeteren en zo nodig aan te vullen. Dat zullen wij doen met specialisten ouderengeneeskunde, revalidatieartsen, klinisch-geriaters, paramedici, longartsen, verpleegkundigen, infectie deskundigen, en andere betrokken beroepsgroepen. De revalidatie van ambulante post-COVID-19 patiënten vereist vooral afstemming binnen de multidisciplinaire zorg. De complexiteit en ernst van de problematiek en de interactie van beperkingen op diverse domeinen maakt dat interdisciplinaire behandeling essentieel is.
DOCUMENT
BACKGROUND: The number of intensive care patients aged ≥ 80 years (Very old Intensive Care Patients; VIPs) is growing. VIPs have high mortality and morbidity and the benefits of ICU admission are frequently questioned. Sepsis incidence has risen in recent years and identification of outcomes is of considerable public importance. We aimed to determine whether VIPs admitted for sepsis had different outcomes than those admitted for other acute reasons and identify potential prognostic factors for 30-day survival.RESULTS: This prospective study included VIPs with Sequential Organ Failure Assessment (SOFA) scores ≥ 2 acutely admitted to 307 ICUs in 21 European countries. Of 3869 acutely admitted VIPs, 493 (12.7%) [53.8% male, median age 83 (81-86) years] were admitted for sepsis. Sepsis was defined according to clinical criteria; suspected or demonstrated focus of infection and SOFA score ≥ 2 points. Compared to VIPs admitted for other acute reasons, VIPs admitted for sepsis were younger, had a higher SOFA score (9 vs. 7, p < 0.0001), required more vasoactive drugs [82.2% vs. 55.1%, p < 0.0001] and renal replacement therapies [17.4% vs. 9.9%; p < 0.0001], and had more life-sustaining treatment limitations [37.3% vs. 32.1%; p = 0.02]. Frailty was similar in both groups. Unadjusted 30-day survival was not significantly different between the two groups. After adjustment for age, gender, frailty, and SOFA score, sepsis had no impact on 30-day survival [HR 0.99 (95% CI 0.86-1.15), p = 0.917]. Inverse-probability weight (IPW)-adjusted survival curves for the first 30 days after ICU admission were similar for acute septic and non-septic patients [HR: 1.00 (95% CI 0.87-1.17), p = 0.95]. A matched-pair analysis in which patients with sepsis were matched with two control patients of the same gender with the same age, SOFA score, and level of frailty was also performed. A Cox proportional hazard regression model stratified on the matched pairs showed that 30-day survival was similar in both groups [57.2% (95% CI 52.7-60.7) vs. 57.1% (95% CI 53.7-60.1), p = 0.85].CONCLUSIONS: After adjusting for organ dysfunction, sepsis at admission was not independently associated with decreased 30-day survival in this multinational study of 3869 VIPs. Age, frailty, and SOFA score were independently associated with survival.
DOCUMENT