Vanuit identiteitstheorieën richt dit onderzoek zich op de identiteitsontwikkeling van jongeren en het maken van keuzes, in het bijzonder de studiekeuze.
MULTIFILE
The general problem addressed by this dissertation is the low academic success of students—measured in terms of study progress, dropout, and perceived competence (Braxton et al., 2000; Eccles & Wigfield, 2002; Entwistle & Peterson, 2004; Terenzini & Pascarella, 2005; Tinto, 1993)—in universities of applied sciences in the Netherlands. Study progress refers to the number of credits attained by students at the end of their first year, after the deadline for exams, re-sits, and assignments. Dropout occurs when a student does not continue the same programme in a following year. On a programme level, dropout is the percentage of students in a cohort that leaves during or at the end of the first year and does not continue in the following year (cf. Berger & Lyon, 2005; NVAO, 2012). Students who switch within or between institutions are not regarded dropouts on the institutional or system level, but current designs of accreditation programmes only account for dropouts and study progress on the programme level.
DOCUMENT
Dit artikel gaat in op en reflecteert op de dissertatie En wat kan ik dan later worden? (Slijper, 2017). Het betreft een longitudinaal onderzoek naar het studiekeuzeproces van 89 studenten HBO-Rechten en Sociaal Juridische Dienstverlening, en de betekenis daarvan voor studiesucces.
DOCUMENT
Via dit onderzoek is inzicht verkregen in de beeldvorming van studiesucces, binding en diversiteit bij de meest betrokken actoren, namelijk de studenten, de docenten en de professionals in het werkveld. Zo blijkt dat er nog altijd veel beelden over en van elkaar bestaan. Deze beelden zijn al dan niet gekleurd en bewust dan wel onbewust ontwikkeld. Veel actoren realiseren zich dat ze heel bewust en op een positieve wijze met diversiteit (willen) omgaan, maar dat de praktijk van alledag toch weerbarstig is. De aanbevelingen die in dit adviesrapport gedaan worden, leveren een bijdrage aan het vergroten van kansen van studenten doordat concrete interventies worden voorgesteld die zowel de studenten, docenten als het werkveld raken.
DOCUMENT
In dit magazine (rapport) blikken betrokken onderzoekers en professionals terug op “The Next Level” en de resultaten daarvan, die onder meer bestaan uit trainingen op het gebied van ‘crises & social media’ voor professionals. In mei 2016 is na ruim 2 jaar een einde gekomen aan onderzoeksproject "The Next Level". De lectoraten Crossmediale communicatie in het Publieke Domein en Regie van Veiligheid (Hogeschool Utrecht) werkten hierin samen met professionals uit het communicatie- en veiligheidsdomein. Centrale vraag in dit onderzoek was: hoe kan bij een crisis - beïnvloed door sociale media - effectief vorm worden gegeven aan crisiscommunicatie en crisismanagement?
DOCUMENT
Full text via link. In mei 2016 is na ruim 2 jaar een einde gekomen aan onderzoeksproject The Next Level. De lectoraten Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein (PubLab) en Regie van Veiligheid (Hogeschool Utrecht) werkten hierin samen met professionals uit het communicatie- en veiligheidsdomein. Centrale vraag in dit onderzoek was: hoe kan bij crisis beïnvloed door sociale media effectief vorm worden gegeven aan crisiscommunicatie en crisismanagement? In dit magazine blikken betrokken onderzoekers en professionals terug op The Next Level en de resultaten daarvan, die onder meer bestaan uit trainingen voor professionals op het gebied van crises & social media. Bijdragen van Menno van Duin, Annette Klarenbeek, Jan Eberg, Karen Hilhorst, Maartje Harmelink, Petra Sneijder en Reint Jan Renes.
DOCUMENT
Wat zijn de belangrijkste inhoudelijke speerpunten van het lectoraat voor de komende jaren? Een belangrijk doel van deze rede is om dat uiteen te zetten. In hoofdstuk 2 wordt eerst kort beschreven hoe er vanuit verschillende perspectieven gekeken kan worden naar de interactie tussen mens en (zorg)technologie en hoe dit richting geeft aan de drie belangrijkste inhoudelijke thema’s van het lectoraat: mensgericht ontwerpen als voorwaarde om tot zinvolle (digitale) diensten en producten te komen, de aandacht voor sociale innovatie om de implementatie van digitale interventies succesvol te laten zijn en het belang van het onderbouwen en evalueren van deze interventies. Hoofdstuk 3 gaat in op de verschillende projecten en activiteiten die binnen in het lectoraat uitgevoerd (gaan) worden. We beschrijven hoe hiermee invulling gegeven wordt aan deze drie belangrijkste thema’s van het lectoraat. Tenslotte komt de kenniskring aan bod in hoofdstuk 4.
DOCUMENT
De training Digital Storytelling en opleiding tot trainer Digital Storytelling worden door het lectoraat Vernieuwende Opleidingsmethodiek en -didactiek van de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht samen met de Faculteit Maatschappij en Recht van de Hogeschool Utrecht uitgewerkt tot een multimediale methode voor pedagogen, docenten, coaches, opleiders, leraren en social workers.
DOCUMENT
Naast straf, bescherming en afschrikking is een belangrijk doel van het plaatsen van jongeren in een justitiële jeugdinrichting (JJI) het stimuleren van gedragsverandering. Groepsleiders in een JJI zijn belangrijke actoren voor het op gang brengen van dit veranderingsproces. Zij brengen vele uren op een dag door in dezelfde ruimte met de jongeren. Ze eten met hen, sporten met hen en zijn actief in het bijbrengen van discipline en het aanleren van sociale vaardigheden. Juist doordat zij die diverse taken in de dagelijkse leefomgeving van de jongere vervullen, kunnen zij een grotere bijdrage leveren aan gedragsverandering dan gedragsdeskundigen die op afgebakende tijdstippen de jongeren individueel behandelen of trainen (Knorth, Harder, Huyghen, Kalverboer, & Zandberg, 2010; Moses, 2000).
DOCUMENT
Hoe kun je controle en begeleiding op een goede manier combineren in een reclasseringstoezicht? Dat was de kern van veel vragen van reclasseringsprofessionals en één van de redenen voor de start van het onderzoeksprogramma Werkalliantie in het Gedwongen kader door Anneke Menger en Andrea Donker in 2009. In het vrijwillige kader wordt het concept en het belang van de werkalliantie al jaren breed erkend. Dit concept is echter niet zomaar toepasbaar voor het gedwongen kader. Er is sprake van een andere dynamiek in het gedwongen kader; cliënten worden verplicht een tijdelijke en doelgerichte interactie aan te gaan en er is sprake van (krachtige) vrijheidsbeperkende voorwaarden. Daarnaast is de aandacht in wetenschappelijk onderzoek in het justitiële domein jarenlang gericht op de What works-beginselen, gericht op werkzame methoden en interventies om recidive te voorkomen (Andrews & Bonta, 2010; McNeill, 2009). Andere factoren, zoals de kwaliteit van het contact tussen professional en cliënt en de houding en algemene kwaliteiten van de professional, krijgen daardoor minder aandacht. In het lectoraat van Anneke Menger en het onderzoeksprogramma wordt de nadruk gelegd op de Who works-beginselen, gericht op de effectiviteit van de reclasseringsprofessional.
DOCUMENT