Dit document is een gezamenlijke uitgave van het Practoraat Internationalisering, ROC van Twente en De Haagse Hogeschool. Waar denk jij aan bij “internationalisering”? Aan ervaringen in het buitenland? Aan online samenwerken met studenten over de grens? Of misschien ook aan wereldburgerschap of de interculturele dimensie binnen burgerschap? De auteurs van deze publicatie denken bij het woord “internationalisering” aan het zorgen dat het onderwijs studenten voorbereidt op de wereld waarin we leven, leren en werken. Een wereld die internationaal verbonden is, in meerdere opzichten en op meerdere manieren. Het mbo bereidt studenten voor op hun rol in de maatschappij, het werkveld en de doorstroom naar een hoger onderwijsniveau. Binnen alle drie die opdrachten zitten internationale en interculturele dimensies. Denk aan het leven in een samenleving vol diversiteit: samen wonen, samen studeren, samen werken. Denk aan het zakendoen, bouwen en problemen aanpakken over de grenzen van onze regio en ons land heen. Al deze verschillende zaken vragen iets van mbo-studenten. En daar ligt, volgens de auteurs de rol van het onderwijs. Het begeleiden van deze studenten bij de ontwikkeling van internationale competenties om te kunnen floreren in de internationaal verbonden en intercultureel diverse wereld.
Om te kunnen functioneren in de huidige kennismaatschappij worden kritische en onderzoekende vaardigheden belangrijk geacht voor toekomstige professionals (De Boer, 2017). Hogescholen spelen een belangrijke rol in het opleiden van deze professionals en hebben mede daarom de wettelijke taak gekregen om onderzoek te doen en dit te integreren in het onderwijs (Griffioen & De Jong, 2015). Hoe dragen docenten, onderzoekers, onderzoek- en onderwijsmanagers in de dagelijkse praktijk bij aan het samenbrengen van onderzoek en onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden werden N=61 interviews afgenomen met deze actoren binnen drie Nederlandse hogescholen. De resultaten laten zien dat de gedragsintenties die de respondenten bespreken verdeeld kunnen worden in drie categorieën: integratie van onderzoek in onderwijs; integratie van onderwijs in onderzoek; en het samenkomen van onderzoek en onderwijs. In de drie categorieën kan zowel ‘direct gedrag’ als ‘ondersteunend gedrag’ onderscheiden worden. Opvallend is dat de focus binnen de gedragsintenties ligt op het integreren van iets van onderzoek in het onderwijs, en in mindere mate van iets van onderwijs in het onderzoek. De implicaties van de resultaten en de opzet van het vervolgonderzoek worden bediscussieerd met het publiek tijdens het congres.
http://cts.som.surrey.ac.uk/publication/lets-say-goodbye-the-moralising-practices-of-gap-year-organisations-in-the-netherlands/wppa_open/Responding to the growing appeal of the gap year amongst young people, thehigher education sector, governmental institutions and, perhaps foremost, the tourismindustry are increasingly starting to realise the potential of promoting tourism as an arenawith moral status and codes, influencing society and individual lives in ‘new’, different andpowerful ways. Due to this burgeoning global and identifiable gap year industry, the networkof public and private organisations, support services, practices and beliefs has becomeincreasingly open to scrutiny. This paper aims to contribute to a new research agendaexploring the broader cultural influence of the gap year industry in the Netherlands through adiscourse analysis of online resources targeting young people. In particular, the paperexplores the moralising practices of gap year organisations involved in promoting,negotiating and regulating new moral values and meanings of, and through, tourism. Thepaper concludes with a critical impression of how these organisations claim to offer a moredistinctive way of reflection, and thereby contribute to negative and narrowed views on masstourism and, in all likelihood, a distorted sense of global citizenship amongst young people.
MULTIFILE
Op scholen en in het jongerenwerk wordt handelingsverlegenheid ervaren als het gaat over het online mediagebruik van jongeren en van kinderen. Jongerenprofessionals (schoolleiders, docenten en jongerenwerkers) werkzaam bij basisschool ABBS ‘t Podium en het JIP (Jongeren Informatie Punt) in Amsterdam vragen om hulp bij het ontwikkelen van een intercultureel mediawijsheidprotocol en bijpassend materiaal voor hun etnisch en cultureel diverse leerlingen respectievelijk cliëntengroep. Hoe ga je om met pesten, met sexting en seksuele chantage, met ruzie, haat en discriminatie? Een dergelijk protocol bestaat nog niet. Het moet handvatten bieden voor omgaan met online mediagebruik van kinderen en jongeren en voorsorteren op mogelijke problemen. Het samennemen van beide leeftijdsgroepen (kinderen tot 12 en jongeren vanaf 12) is nodig om de ontwikkeling van patronen in ongewenst mediagebruik tijdig te identificeren en te benoemen. Dit project beoogt samen met deze jongerenprofessionals in een co-creatieproces concrete beroepsproducten te ontwerpen om handelingsverlegenheid met betrekking tot excessief online gedrag op te heffen. In het co-creatieproces worden ook kennisleveranciers Mira Media, Duidingsdienst, NJi en Dialogue Hunters betrokken. Zij brengen kennis en ervaring in van (interculturele) mediaopvoeding en mediapraktijken, en dialogisch handelen.