Om het onderwijs, de curricula, zo goed mogelijk af te stemmen op de benodigde internationale competenties is door middel van halfgestructureerde interviews en een online enquête onderzocht wat alumni van De Haagse Hogeschool en werkgevers in de regio voor ervaringen, wensen en behoeften hebben met betrekking tot internationale competenties. De uitkomsten laten zien dat internationale competenties van belang zijn voor het verkrijgen en uitoefenen van een functie. Er is vanuit werkgevers en alumni vooral vraag naar meer aandacht voor het ontwikkelen van talencompetenties, interculturele competenties en het stimuleren en faciliteren van een buitenlandervaring. Door op deze punten een verbeterslag te maken zou De Haagse Hogeschool de succeskansen op de arbeidsmarkt (employability) van de student en de eigen relevantie kunnen vergroten. To gear education and curricula to the necessary international competencies as effectively as possible, semi-structured interviews and an online survey were used to determine the experiences, desires and needs of alumni of The Hague University of Applied Sciences and local employers with regard to obtaining and performing a job. Employers and alumni primarily desire more attention to the development of language competencies, intercultural competencies and the stimulation and facilitation of international experiences. Making improvements in these areas would enable The Hague University of Applied Sciences to enhance its own relevance and increase students’ chances of success in the job market (employability).
Hogeronderwijsinstellingen hebben verschillende redenen voor internationalisering. Een van de belangrijkste redenen vormt de ontwikkeling van internationale competenties van studenten. Van de instrumenten die zij daartoe inzetten wordt een verblijf in het buitenland om redenen van studie of stage als een van de sterkste beschouwd. De toegevoegde waarde van een studie of stage in het buitenland is onderzocht onder de groep van studenten van De Haagse Hogeschool die in de jaren 2009-2010 en 2011-2012 naar het buitenland is geweest. Daarbij is gebruik gemaakt van een online vragenlijst, interviews na terugkeer uit het buitenland en een 360 gradenfeedback. De uitkomsten wijzen over het algemeen op een toename van de persoonlijke,sociale en interculturele competenties van studenten als gevolg van hun verblijf in het buitenland, evenals hun beheersing van een vreemde taal. In mindere mate geldt dit voor hun academische en professionele competenties. Een buitenlandverblijf om reden van stage, in het bijzonder wanneer studenten daarbij ondergedompeld worden in de lokale cultuur buiten Europa, laat een sterkere leercurve zien dan een buitenlandverblijf om redenen van studie. Studenten leren meer wanneer zij goed worden voorbereid en begeleid. Studenten tonen zich echter kritisch met betrekking tot de informatievoorziening, voorbereiding en begeleiding vanuit de opleiding. In die zin is er ruimte voor verbetering met betrekking tot het faciliteren en begeleiden van studenten voorafgaand aan, tijdens en na terugkomst van hun verblijf in het buitenland. Niet alleen kan daarmee de ontwikkeling van internationale competenties versterkt worden, ook zou daarmee het aantal studenten dat kiest voor een verblijf in het buitenland, vergroot kunnen worden. ABSTRACT Institutes of higher education are internationalizing for various reasons. One of the most important reasons is to provide their students international competencies. Of the instruments they deploy, the most powerful one is considered to be a period abroad for study or internship. The surplus value of to study or an internship abroad was investigated in the group of students of The Hague University of Applied Sciences who went abroad in the academic years 2009-2010 and 2011-2012. This was done by means of an online questionnaire, post-return interviews and 360-degrees feedback. In both the questionnaire and the interviews the students invariably indicate a slight to strong increase in their personal, social, intercultural and linguistic competencies as the result of their study or internship abroad. They are slightly less positive about their academic and professional development. Internships, particularly when students have been submerged in the local culture outside Europe, produce a steeper learning curve than study in Europe. Students learn more when they are better prepared and guided. According to this study there is considerable room for improvement with regard to information about study and internships abroad, facilitation of students, preparation before and guidance during the stay abroad and clarity about the competencies to be acquired. These improvements could not only increase the number of students going abroad, but will enhance the acquisition of international competencies in those who go.
20 Nederlandse leraren hebben zich in 2015 samen met 20 schoolleiders uit Estland gebogen over de vraag hoe het onderwijs beïnvloed zal worden door trends en ontwikkelingen in de samenleving. Die uitwisseling bestond uit wederzijdse bezoeken in elkaars scholen, een analyse van trends die het onderwijs beïnvloeden (aan de hand van de OECD publicatie ‘Trends shaping education’), kleinschalige innovatieprojecten in de eigen school, en een afsluitend weekend waarin gezamenlijk toekomstscenario’s voor het onderwijs ontwikkeld werden. De uitwisseling maakt voor de Nederlandse deelnemers deel uit van het masterprogramma Pedagogiek (profilering Leren & Innoveren) en is onderdeel van het project Education for the Future dat gesubsidieerd wordt door de Europese Commissie
Onze straten zijn in transitie: Verdichting door de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen in de bestaande stad; de versnippering van nieuwe vormen van (deel)mobiliteit; vergroening; installaties en objecten voor energietransitie; de introductie van biobased en circulaire materialen; de verschraling van het winkelaanbod; de introductie van heel nieuwe typen woonmilieus. Allemaal werkt door in de straatruimte; de gedeelde publieke ruimte tussen de gebouwen die cruciaal is voor de leefkwaliteit en well-being van inwoners. Het maken van de straatruimte vindt gefragmenteerd en geleidelijk plaats. Met de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen de komende tien jaar is de impact echter nauwelijks te overschatten. Gemeentelijke overheden bepalen de kaders en stellen de regels, maar de daadwerkelijke keuzes en uitwerkingen worden door ontwerpbureaus gemaakt. Deze MKB-ers twijfelen of de gangbare opwerpoplossingen inderdaad de well-being versterken. Zij hebben urgente behoefte aan meer evidence based kennis hierover, vernieuwde ontwerpoplossingen en kennisdeling. Met deze mkb-vraag gaat dit onderzoek aan de slag. Dit onderzoeksvoorstel richt zich op de straatruimte op ooghoogte, de nieuwe verdichtingslocaties, drie gebruikersgroepen (bewoners, passanten, bezoekers) en de impact op well-being van de huidige ontwerpoplossingen, mede in relatie tot nieuwe vereisten vanuit personenmobiliteit en vergroening. Hiertoe hebben we een consortium samengesteld van architectuur, stedenbouw, landschapsarchitectuurbureaus, brancheorganisaties en een reflectiegroep van ruimtelijk opdrachtgevers en interdisciplinaire internationale academici. We bouwen voort op ons exploratieve onderzoek Sensing Streetscapes en de daarin geteste nieuwe technologieën (artificial intelligence en eye-tracking-technologie uit de neurologie) en zetten die in om de impact van ontwerpoplossingen op de well-being van gebruikers van de straatruimte te meten – en tussentijdse resultaten in te zetten om een cultuur van reflectie en innovatie in de praktijk van de ruimtelijke ordening aan te jagen.
In the course of the “energie transitie” hydrogen is likely to become a very important energy carrier. The production of hydrogen (and oxygen) by water electrolysis using electricity from sun or wind is the only sustainable option. Water electrolysis is a well-developed technique, however the production costs of hydrogen by electrolysis are still more expensive than the conventional (not sustainable) production by steam reforming. One challenge towards the large scale application of water electrolysis is the fabrication of stable and cheap (noble metal free) electrodes. In this project we propose to develop fabrication methods for working electrodes and membrane electrode stack (MEAs) that can be used to implement new (noble metal free) electrocatalysts in water electrolysers.
De Flevolandse bodem is relatief jong. De kwaliteit voor agrarisch gebruik was goed, maar kent een dalende trend. Dit komt voor een belangrijk deel door bodemdaling (natuurlijke inklinking en veenoxidatie) en bodemverdichting (door agrarische praktijken). Hiermee dreigt de (voedsel-)productiecapaciteit terug te lopen in een provincie waar de productiestructuur voornamelijk is gericht op de agribusiness. Bodemverdichting en –daling is ook bepalend voor het waterbergend vermogen, beperking van af- en uitspoeling van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen naar grond- en oppervlaktewater en de biodiversiteit van het bodemleven; een duurzaam bodem- en waterbeheer. Vanuit de agrarische sector is grote behoefte aan meer inzicht op huidige staat en handelingsperspectief op korte en lange termijn. Het onderzoek richt zich op het verkrijgen van meer begrip van achterliggende mechanismen, ontwikkeling en validatie van innovatieve meettechnieken, inzicht in ruimtelijke variabiliteit (en achterliggende oorzaken) en gevolgen van bodemdaling en -verdichting (landbouwkundig, hydrologisch, biologisch). Vervolgens om efficiënte, goedkope (plaats specifieke) oplossingen te ontwikkelen om de bodem (-hydrologie/chemie) ook voor de langere termijn gezond te houden en daarmee op een duurzame manier voedsel te produceren. De consortiumpartners werken samen aan de opzet en uitvoering. De samenwerking leidt tot nieuwe kennis en inzichten, toepassing in de dagelijkse praktijk en inbedding in de opleiding. O.a. door kennisontwikkeling bij studenten (de toekomstige agrariërs en adviseurs) en docenten over nieuwe digitale en sensortechnieken. De probleemstelling wordt onderschreven door: - Provincie Flevoland in het Uitvoeringsprogramma Duurzaam Gebruik van de Flevolandse Ondergrond 2016-2020 en in het Actieplan Bodem en Water als invulling van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. - Programmabureau Basisregistratie Ondergrond (BRO). De gegevens die in dit RAAK-project worden gegenereerd leveren waardevolle informatie om de bodeminformatie in Flevoland te herzien. Afstemming en kennisuitwisseling zal plaatsvinden met onderzoek naar ‘Toekomstbestendige ontwikkeling in bodemdalingsgebieden’ (RAAK-PRO projectaanvraag, Saxion Hogeschool). Hiertoe is het lectoraat Bodem & Ondergrond partner in het projectconsortium.