In 2020 hebben drie docentonderzoekers (Irene de Kleyn, Mariska Dinkelman en Marleen IJzerman) vanuit het lectoraat Meertaligheid en Onderwijs een inventarisatieonderzoek opgezet en uitgevoerd onder een representatieve afvaardiging van lerarenopleiders en studenten van de internationale varianten van de lerarenopleidingen Duits, Engels, Frans en Spaans van Instituut Archimedes (IA) die zijn gebundeld onder “Teacher Education” (TeacherEd). Het onderzoek had als doel inzicht te krijgen in de rol/plek van meertaligheid als leermiddel, leerdoel en context in de verschillende curricula van de TeacherEd.
DOCUMENT
Het is tijd voor een nieuwe geïntegreerde visie op internationalisering, vindt Hans de Wit. Lees wat hij hiermee bedoelt in het opiniestuk in Folia Magazine van 10 april 2013. ‘Door te bezuinigen op internationalisering verliest Nederland de aansluiting op de wereldtop’
DOCUMENT
Het is de week van de internationale student. Centraal staat het opdoen van een internationale ervaring. Wist je dat dit breder is dan enkel naar het buitenland gaan? Internationale competenties opdoen kan ook met internationalisaton at home (IaH). In deze aflevering van de podcastserie "Nuffic Actueel" gaan we in op een veelbesproken onderwerp: internationalisation at home. Wat is dat nu eigenlijk? En hoe ziet dit er uit in de praktijk? We gaan in gesprek met expert Eveke de Louw van het lectoraat Global Learning van de Haagse hogeschool. Ook studenten Thijs (Windesheim), Jan (HAN) en Alex (Hogeschool Leiden) sluiten aan en delen hun ervaring.
LINK
Increasingly, internationalisation at home and internationalisation of the curriculum are adopted by universities across the globe but their systemic implementation is a complex process. For instance, academics and academic disciplines understand and approach internationalisation differently, as previous studies have shown. However, there is little research on the role of such disciplinary perspectives in relation to different internationalisation practices and interventions. Using the Becher-Biglan framework of academic tribes, this exploratory study compares 12 undergraduate programmes at a Dutch university of applied sciences and addresses the question if the different disciplinary approaches to internationalisation as identified in previous studies are also reflected in the choices of internationalisation at home activities. The findings show there is more variation in the range of activities rather than in the types of activities and that it is within the rationales underlying those choices where the influence of disciplinary perspectives is more visible.
DOCUMENT
Dit document is een gezamenlijke uitgave van het Practoraat Internationalisering, ROC van Twente en De Haagse Hogeschool. Waar denk jij aan bij “internationalisering”? Aan ervaringen in het buitenland? Aan online samenwerken met studenten over de grens? Of misschien ook aan wereldburgerschap of de interculturele dimensie binnen burgerschap? De auteurs van deze publicatie denken bij het woord “internationalisering” aan het zorgen dat het onderwijs studenten voorbereidt op de wereld waarin we leven, leren en werken. Een wereld die internationaal verbonden is, in meerdere opzichten en op meerdere manieren. Het mbo bereidt studenten voor op hun rol in de maatschappij, het werkveld en de doorstroom naar een hoger onderwijsniveau. Binnen alle drie die opdrachten zitten internationale en interculturele dimensies. Denk aan het leven in een samenleving vol diversiteit: samen wonen, samen studeren, samen werken. Denk aan het zakendoen, bouwen en problemen aanpakken over de grenzen van onze regio en ons land heen. Al deze verschillende zaken vragen iets van mbo-studenten. En daar ligt, volgens de auteurs de rol van het onderwijs. Het begeleiden van deze studenten bij de ontwikkeling van internationale competenties om te kunnen floreren in de internationaal verbonden en intercultureel diverse wereld.
DOCUMENT
This article outlines the expected benefits of ERASMUS+ Teaching/Training Exchanges for individuals, the institution as a whole and the degree programmes of The Hague University of Applied Sciences (THUAS), the Netherlands. The method employed was a series of semi-structured interviews, following initial email contact of 32 (approx. 1.5% of staff) who had been on exchange, or were scheduled to be, during the academic year. Interviews were agreed with 7 staff. Leask (2015) identified a lack of research in this area, and it is hoped this research will help to stimulate thinking on this issue. Despite the small sample size, general preliminary conclusions can be drawn and further research is encouraged. The article examines processes and procedures in place for monitoring such exchanges, and it also explores control and monitoring prior to the exchange taking place, as well as post-exchange outcomes and evaluations. It describes the context and theoretical frameworks and discusses the major findings, including accounts of the participants’ experiences and the benefits for them as individuals, their perceptions, their line manager’s responses and institutional policies and processes. The conclusion has recommendations for improvement based upon the participants’ comments. The main message of this article is the need to set goals for the individual and the institution and to evaluate them upon return.
DOCUMENT
When it comes to integrating internationalisation in the curriculum and ensuring internationalisation for all, the true impact of our efforts is being fully committed to supporting our educators. As the key players in creating purposeful and inclusive internationalisation, educators need to be properly equipped with expertise, resources, research and policy supports.
DOCUMENT
In November 2019, scholars and practitioners from ten higher education institutions celebrated the launch of the iKudu project. This project, co-funded by Erasmus [1], focuses on capacity development for curriculum transformation through internationalisation and development of Collaborative Online International Learning (COIL) virtual exchange. Detailed plans for 2020 were discussed including a series of site visits and face-to-face training. However, the realities of the COVID-19 pandemic disrupted the plans in ways that could not have been foreseen and new ways of thinking and doing came to the fore. Writing from an insider perspective as project partners, in this paper we draw from appreciative inquiry, using a metaphor of a mosaic as our identity, to first provide the background on the iKudu project before sharing the impact of the pandemic on the project’s adapted approach. We then discuss how alongside the focus of iKudu in the delivery of an internationalised and transformed curriculum using COIL, we have, by our very approach as project partners, adopted the principles of COIL exchange. A positive impact of the pandemic was that COIL offered a consciousness raising activity, which we suggest could be used more broadly in order to help academics think about international research practice partnerships, and, as in our situation, how internationalised and decolonised curriculum practices might be approached. 1. KA2 Erasmus+ Cooperation for innovation and the exchange of good practices (capacity building in the field of Higher Education)
DOCUMENT
Dit rapport verschaft inzicht in de vraag waarom de internationalisering van het noordelijk MKB achterblijft bij de rest van het land en bevat aanbevelingen op basis waarvan de regionale overheden en kennisinstellingen hun beleid om deze achterstand op te heffen effectiever kunnen maken. Export is een belangrijke pijler van de noordelijke economie. Belangrijke sectoren zijn energie, de chemie- en kunststofindustrie, landbouw, agrifood, de machine- en elektrotechnische industrie en industriële materialen. De directe export van zowel het noordelijk bedrijfsleven als geheel als van het noordelijk MKB in het bijzonder blijft echter achter bij de rest van het land. Het noordelijk bedrijfsleven blijkt vooral als toeleverancier voor exporterende bedrijven in andere delen van het land tefungeren. Het aandeel van het Noorden in de nationale export is namelijk op basis van de ketenbenadering ruim twee keer zo groot als op basis van de afzetwaarde. Duitsland is het belangrijkste afzetland voor de directe export maar opvallend is dat het gewicht van Duitsland voor Groningen en Drenthe veel geringer is dan voor de overige aan dit land grenzende provincies.Export is belangrijk voor de economie van Noord-Nederland omdat exporterendebedrijven in vergelijking met niet-exporterende bedrijven productiever en innovatiever zijn en daarmee een grote (potentiële) bijdrage aan de economische groei en de groei van de werkgelegenheid leveren. Stimulering van internationalisering helpt het Noorden dus de economische achterstand ten opzichte van de rest van het land in te lopen. De uitgangspositie van het Noorden is echter ongunstig. Vanwege de geringe omvang van de bevolking is de diversiteit van het bedrijfsleven gering en zijn er weinig grote bedrijven envestigingen van buitenlandse bedrijven. Dit bemoeilijkt voor de noordelijke MKB-bedrijven netwerkvorming om technische en internationale marktinnovatie tot stand te brengen. In de tweede plaats steekt de kwaliteit van de fysieke en kennisinfrastructuur ongunstig af bij de rest van het land.De internationale handelstheorie laat zien dat buitenlandse handel veel moeilijker te realiseren is dan binnenlandse handel vanwege de institutionele verschillen tussen landen op regulatief, cognitief en normatief gebied. Bedrijven moeten over kennis over die verschillen beschikken om succesvol op buitenlandse markten te kunnen opereren. Er zijn twee belangrijke theoretische benaderingen van het internationaliseringsproces van ondernemingen. Volgens het fasemodel verwerft een bedrijf in de loop van de tijd steeds meer kennis en ervaring waardoor het in staat is institutioneel steeds verder verwijderdemarkten te veroveren. Volgens het netwerkmodel verwerft de ondernemer de benodigde kennis en ervaring via partners in internationale netwerken. Deze twee benaderingen lijken elkaar voor het MKB aan te vullen. Vanwege het gebrek aan interne hulpbronnen moeten MKB-bedrijven in het begin van hun internationaliseringsproces gebruik maken van de hulpbronnen van hun netwerkpartners en bouwen zij hun internationale positie vervolgens steeds meer op eigen kracht uit.Noordelijke MKB-bedrijven blijken inderdaad institutionele verschillen en gebrek aan interne hulpbronnen als de belangrijkste obstakels voor internationalisering te zien. Op basis van de relatief lage innovatiegraad en het gesignaleerde obstakel van concurrentie op buitenlandse markten lijkt gebrek aan bedrijfsspecifiek concurrentievoordeel ook deels de moeizame internationalisering van het noordelijk MKB te verklaren. Dit zou te makenkunnen hebben met een gebrek aan ambitie bij het noordelijk MKB. Kernpunt is dat het noordelijk MKB de mogelijkheden van participatie in voor internationalisering en innovatie relevante netwerken onderbenut.De ongunstige uitgangspositie van het noordelijk MKB maakt ondersteuning dooroverheid en kennisinstellingen bij internationalisering noodzakelijk. Deze ondersteuning gebeurt momenteel te versnipperd. Daarenboven is de aandacht bij zowel overheid als kennisinstellingen teveel gericht op internationalisering binnen de EU en op technische innovatie. De ondersteuning van het noordelijk MKB kan efficiënter en effectiever gemaakt worden door verbetering van de onderlinge afstemming tussen overheids- en kennisinstellingen, door meer aandacht te schenken aan opkomende economieën buiten de EU en door te benadrukken dat technische innovatie niet zonder marktinnovatie kan. Dit alles betekent dat de samenhang tussen technische en marktinnovatie zowel alsversterking van de internationale ambitie van het MKB belangrijke terreinen zijn voor vervolgonderzoek.
DOCUMENT