Onderzoek naar oefenen met hightech patiëntenpop: gaan studenten zelfverzekerder en beter voorbereid op stage? Vraagbaak Online Onderwijs Stagelopen is voor studenten verpleegkunde vaak spannend en stressvol. Oefenen met een hightech patiëntenpop zorgt voor ruimte om te leren in een realistische omgeving zonder gevaar voor de patiënt. Helpt dit studenten ook om beter voorbereid en met meer zelfvertrouwen aan hun stage te beginnen? Dat onderzoekt Daphne Vogel (Hogeschool Inholland) samen met zorg- en onderwijsinstellingen. Hoe onderzoekt ze dit en wat zijn de eerste indrukken?
LINK
In januari 2019 is het project “Je Ogen Uitkijken” van start gegaan. Dit project wordt uitgevoerd in opdracht van de Vereniging Hogescholen en gefinancierd door de Vereniging Hogescholen en het Ministerie van OCW. Het project “Je Ogen Uitkijken” is een vervolg op Vreemde ogen dwingen (2012) en Zienderogen vooruit (2017), met als doel het versterken van de toetskwaliteit in het hbo. Het doel van het project “Je Ogen Uitkijken” is het ondersteunen en professionaliseren van hogescholen rondom de inrichting van BKE/SKE en het gebruik van Protocol Afstuderen 2.0. Het project kent daarmee twee onderdelen (BKE/SKE en Protocol Afstuderen) die ook weer nauw met elkaar verbonden zijn. Als eerste fase van dit project is een verkenning uitgevoerd onder de hogescholen in Nederland naar de huidige implementatie van Protocol Afstuderen (Beoordelen is Mensenwerk 2.0; Andriessen et al., 2017). In deze beknopte rapportage bespreken we de werkwijze van de verkenning, de resultaten en de implicaties voor het verdere project Je Ogen Uitkijken.
DOCUMENT
De bedoeling van het Protocol Verbeteren en Verantwoorden van Afstuderen in het hbo is om opleidingen in het hbo te helpen samen werken aan het valide, betrouwbaar en voor studenten inzichtelijk toetsen van de beoogde eindkwalificaties, zoals beoogd in standaard 3/16 van de NVAO en het rapport ‘Vreemde ogen dwingen’ van de Commissie Bruijn (Expertgroep Protocol, 2014). Om dit te bereiken heeft het protocol drie doelen: 1. Duidelijkheid scheppen over terminologie en inrichting van het afstuderen. 2. Een kader scheppen voor gezamenlijk leren en verbeteren. 3. Een kader scheppen voor borging en verantwoording.
LINK
Digital transformation has been recognized for its potential to contribute to sustainability goals. It requires companies to develop their Data Analytic Capability (DAC), defined as their ability to collect, manage and analyze data effectively. Despite the governmental efforts to promote digitalization, there seems to be a knowledge gap on how to proceed, with 37% of Dutch SMEs reporting a lack of knowledge, and 33% reporting a lack of support in developing DAC. Participants in the interviews that we organized preparing this proposal indicated a need for guidance on how to develop DAC within their organization given their unique context (e.g. age and experience of the workforce, presence of legacy systems, high daily workload, lack of knowledge of digitalization). While a lot of attention has been given to the technological aspects of DAC, the people, process, and organizational culture aspects are as important, requiring a comprehensive approach and thus a bundling of knowledge from different expertise. Therefore, the objective of this KIEM proposal is to identify organizational enablers and inhibitors of DAC through a series of interviews and case studies, and use these to formulate a preliminary roadmap to DAC. From a structure perspective, the objective of the KIEM proposal will be to explore and solidify the partnership between Breda University of Applied Sciences (BUas), Avans University of Applied Sciences (Avans), Logistics Community Brabant (LCB), van Berkel Logistics BV, Smink Group BV, and iValueImprovement BV. This partnership will be used to develop the preliminary roadmap and pre-test it using action methodology. The action research protocol and preliminary roadmap thereby developed in this KIEM project will form the basis for a subsequent RAAK proposal.
De technische en economische levensduur van auto’s verschilt. Een goed onderhouden auto met dieselmotor uit het bouwjaar 2000 kan technisch perfect functioneren. De economische levensduur van diezelfde auto is echter beperkt bij introductie van strenge milieuzones. Bij de introductie en verplichtstelling van geavanceerde rijtaakondersteunende systemen (ADAS) zien we iets soortgelijks. Hoewel de auto technisch gezien goed functioneert kunnen verouderde software, algorithmes en sensoren leiden tot een beperkte levensduur van de gehele auto. Voorbeelden: - Jeep gehackt: verouderde veiligheidsprotocollen in de software en hardware beperkten de economische levensduur. - Actieve Cruise Control: sensoren/radars van verouderde systemen leiden tot beperkte functionaliteit en gebruikersacceptatie. - Tesla: bij bestaande auto’s worden verouderde sensoren uitgeschakeld waardoor functies uitvallen. In 2019 heeft de EU een verplichting opgelegd aan automobielfabrikanten om 20 nieuwe ADAS in te bouwen in nieuw te ontwikkelen auto’s, ongeacht prijsklasse. De mate waarin deze ADAS de economische levensduur van de auto beperkt is echter nog onvoldoende onderzocht. In deze KIEM wordt dit onderzocht en wordt tevens de parallel getrokken met de mobiele telefonie; beide maken gebruik van moderne sensoren en software. We vergelijken ontwerpeisen van telefoons (levensduur van gemiddeld 2,5 jaar) met de eisen aan moderne ADAS met dezelfde sensoren (levensduur tot 20 jaar). De centrale vraag luidt daarom: Wat is de mogelijke impact van veroudering van ADAS op de economische levensduur van voertuigen en welke lessen kunnen we leren uit de onderliggende ontwerpprincipes van ADAS en Smartphones? De vraag wordt beantwoord door (i) literatuuronderzoek naar de veroudering van ADAS (ii) Interviews met ontwerpers van ADAS, leveranciers van retro-fit systemen en ontwerpers van mobiele telefoons en (iii) vergelijkend rij-onderzoek naar het functioneren van ADAS in auto’s van verschillende leeftijd en prijsklassen.
Eén van de taken van verpleegkundigen is om de kwaliteit van hun werk te monitoren via richtlijnen en protocollen. Maar in mensgerichte beroepen doen zich voortdurend omstandigheden voor waarin regels geen antwoord geven op individuele situaties en behoeften van zorgvragers. Daar waar regelgeving en protocollen haperen als instrument voor het professionele handelen, zal de professional een beroep doen op andere bronnen van inspiratie. Die bronnen zijn, naast cognitieve kaders, de normen en waarden die gevormd worden in de opvoeding, de cultuur en religie, de opleiding en de sociale context van het beroep. De diverse bronnen worden, meestal in overleg met anderen, gewogen om tot wijze besluitvorming te komen. Het verwerven en gebruiken van bronnen voor wijze besluitvorming wordt in de literatuur aangeduid als een stap in de ontwikkeling tot ‘expert’ professional. Deze ontwikkeling zou vooral ná de opleiding plaatsvinden door het opdoen van ervaringen in de beroepspraktijk. De laatste jaren is in de literatuur hernieuwde belangstelling voor deze ‘vaardigheid van wijze besluitvorming’ van professionals. Deze belangstelling lijkt een reactie op de protocollair aangestuurde beroepspraktijk en de onmogelijkheid om alle professionele handelen daarin te vatten. Data uit onderwijskundige bronnen tonen aan dat studenten al in de opleiding starten met het ontwikkelen van deze vaardigheid. Doel van het onderzoek is om meer kennis te verzamelen over deze vaardigheid van wijze besluitvorming van de hbo-verpleegkundige en hoe zij bronnen van inspiratie inzetten in hun professionele handelen. Het onderzoek beoogt 1) literatuurstudie naar het ontwikkelen van de vaardigheid van wijze besluitvorming en de rol daarin van bronnen van inspiratie, 2) kwalitatief onderzoek onder laatstejaars studenten en novice hbo-verpleegkundigen naar welke bronnen zij ontwikkelen en inzetten in de vaardigheid van wijze besluitvorming, en 3) actieonderzoek naar het gebruik van de bronnen in het handelen in de verpleegkundige praktijk en het handelingsrepertoire uit te breiden.