Dit document is opgesteld door onderzoekers van het lectoraat Armoede Interventies op basis van uitgebreid onderzoek naar dit onderwerp en bestemd als naslagwerk voor docenten van de opleiding Social Work. Volgens ons verdient het onderwerp jeugd in armoede specifieke aandacht in het onderwijs. Armoede raakt immers aan alle problemen waar studenten Social Work mee te maken krijgen. Armoede wordt vaak van generatie op generatie doorgegeven en daarmee is ‘jeugd in armoede’ een onderwerp dat van belang is voor alle sociaal werkers. Ook voor de (toekomstige) professionals die zich niet specialiseren op het onderwerp ‘jeugd’. Met dit document willen we docenten handvatten bieden om dit belangrijke thema op een actuele en omvattende wijze aan te bieden aan studenten. We hopen dat dit document inspireert om studenten kennis te laten nemen van de problematiek rond jeugd in armoede en met elkaar tijdens de lessen hierover in gesprek te gaan. Zo dragen we er samen zorg voor dat de professional van morgen goed onderlegd is in het signaleren van financiële problematiek, in het begeleiden van kwetsbare gezinnen met financiële problemen, en in het doorverwijzen naar en het integrale samenwerken met onder andere de schulddienstverlening.
Aan het begin van deze eeuw lijken de eigen kracht van jeugdigen en ouders en de kracht van hun omgeving zowel uitgangspunt als doel van het jeugdbeleid en de praktijk. Welke theoretische en ideële concepten liggen hieraan ten grondslag? Is Nederland ‘over-geprofessionaliseerd’ als het gaat om opvoeden en opgroeien? Kan je simpelweg een deel van de professionals door vrijwilligers vervangen? Zijn we op zoek naar (nieuwe) opvoedingsidealen: van actief burgerschap tot alles eruit halen wat er in het individuele zelf zit? Of is het een vertaling van een steeds dominantere maatschappij- en mensvisie: iedereen kan alles, en wanneer dat niet lukt ben je zelf verantwoordelijk? Of is de roep om zorg voor onszelf toch niet meer dan een dekmantel voor bezuinigingen? En biedt jeugdbeleid en praktijk gericht op eigen kracht en zorg vanuit de directe omgeving, meer of juist minder kansen voor jeugdigen en de samenleving? Deze vragen hebben Jumelet & Wenink voorgelegd aan een keur aan schrijvers, onderzoekers en professionals die in de dagelijkse opgroei- en opvoedpraktijk werkzaam zijn. Met ‘Het meisje en het konijn’ en 24 andere essays krijgt u een kleurrijk palet van analyses, overdenkingen en overtuigingen. Stuk voor stuk geschreven door gepassioneerde spelers in de jeugdsector. Bekeken met pedagogische, bestuurlijke, filosofische, onderwijskundige en sociologische ‘brillen’. De antwoorden bieden u een mogelijkheid uw visie aan te scherpen en u te behoeden voor al te klakkeloze overname van richtinggevende concepten in het jeugdveld.
LINK
Aan het begin van deze eeuw lijken de eigen kracht van jeugdigen en ouders en de kracht van hun omgeving zowel uitgangspunt als doel van het jeugdbeleid en de praktijk. Welke theoretische en ideële concepten liggen hieraan ten grondslag? Is Nederland ‘over-geprofessionaliseerd’ als het gaat om opvoeden en opgroeien? Kan je simpelweg een deel van de professionals door vrijwilligers vervangen? Zijn we op zoek naar (nieuwe) opvoedingsidealen: van actief burgerschap tot alles eruit halen wat er in het individuele zelf zit? Of is het een vertaling van een steeds dominantere maatschappij- en mensvisie: iedereen kan alles, en wanneer dat niet lukt ben je zelf verantwoordelijk? Of is de roep om zorg voor onszelf toch niet meer dan een dekmantel voor bezuinigingen? En biedt jeugdbeleid en praktijk gericht op eigen kracht en zorg vanuit de directe omgeving, meer of juist minder kansen voor jeugdigen en de samenleving? Deze vragen hebben Jumelet & Wenink voorgelegd aan een keur aan schrijvers, onderzoekers en professionals die in de dagelijkse opgroei- en opvoedpraktijk werkzaam zijn. Met ‘Het meisje en het konijn’ en 24 andere essays krijgt u een kleurrijk palet van analyses, overdenkingen en overtuigingen. Stuk voor stuk geschreven door gepassioneerde spelers in de jeugdsector. Bekeken met pedagogische, bestuurlijke, filosofische, onderwijskundige en sociologische ‘brillen’. De antwoorden bieden u een mogelijkheid uw visie aan te scherpen en u te behoeden voor al te klakkeloze overname van richtinggevende concepten in het jeugdveld.
LINK