Voor veel mensen is het internet inmiddels een medium dat niet meer weg te denken valt uit hun dagelijks leven. Wereldwijd gaat het aantal mensen dat beschikt over een internet-aansluiting, naar de 500 miljoen. In ons land maken ruim acht miljoen mensen minstens eenmaal per kwartaal gebruik van het internet. Een groot gedeelte van deze mensen gebruikt het web ook voor hun informatievoorziening. Dat kan door digitale kranten te raadplegen; vrijwel alle dagbladen hebben een online versie waartoe men wereldwijd toegang heeft en die (nu nog) gratis toegankelijk zijn. Daarnaast zijn er talrijke nieuwssites die niet zijn voortgekomen uit de traditionele dagblad- of omroepsector en die, enkel drijvend op inkomsten uit reclameboodschappen, dagelijks hun algemeen of gespecialiseerd nieuws brengen. Zo is inmiddels naast de dagblad-, radio- en televisiejournalistiek een nieuwe, vierde vorm van journalistiek ontstaan met eigen kenmerken als interactiviteit en hypertextualiteit. Brengt deze nieuwe vorm van journalistiek ook nieuwe morele vragen met zich mee die kenmerkend zijn voor deze manier van journalistiek bedrijven? Of zijn het de klassieke kwesties, nu in een elektronisch jasje? En hoe gaat de journalistieke beroepsgroep om met eventuele nieuwe vragen? Welke antwoorden hierop zijn inmiddels geformuleerd? Welke vormen van zelfregulering zijn of worden ontwikkeld? Dat zijn de vragen die centraal staan in de publicatie "Internetjournalistiek, nieuwe ethische vragen?" van Huub Evers, hoofddocent media-ethiek aan Fontys Hogeschool Journalistiek Tilburg en docent communicatie-ethiek aan de UvA.
With the rise of innovation and entrepreneurship as avenues for journalists to take in their search for journalistic work, we need to critically interrogate how these terms are understood. Various journalism institutions are pushing a particular understanding of journalism, and of what constitutes meaningful and innovative journalism. In this paper, we review the literature on these themes and draw on experimental research done by one of the authors to argue for a more process-oriented approach to journalistic innovation and entrepreneurship. As a researcher-maker, one of the authors created an innovative journalistic project and tried to develop a business model for this project. She participated in an accelerator process organised by one of the main funds aimed at journalism innovation in the Netherlands. We show that one existing, and prevalent, understanding of innovation in journalism is one that is linear, rational and outcome-oriented. We challenge this understanding and draw on process-oriented theories of innovation to introduce the concepts of effectuation, improvisation and becoming as new lenses to reconsider these phenomena. These concepts provide clearer insight into the passionate and improvisational nature of doing innovative journalistic work.
Worden echte journalisten overbodig? Kunnen hun taken niet net zo goed vervuld worden door bloggers of lezers die usergenerated content aanleveren: tekst, filmpjes, fotos iedereen loopt immers met een volledig uitgeruste smartphone rond? We hebben toch 16 miljoen reporters volgens Skoeps (2008) en iedereen is toch journalist (Deuze, 2006)? Daarnaast maken media gebruik van wat onnozele gebruikers achterlaten op Facebook, Hyves of MySpace. Er is zoveel nieuws dat je alleen maar iemand nodig hebt om te knippen en te plakken: cut n paste journalism. Dat nieuws duikt overal op, Britney Spears en Paris Hilton vinden we net zo makkelijk bij nrc.nl als bij nu.nl, een website waar de journalisten alle vier zich uitsluitend bezighouden met het online zetten van nieuws van anderen: shovelware. De traditionele journalistieke poortwachter die op basis van strenge criteria selecteert, kan vervangen worden door de administratieve gatewatcher.