Congresbezoek is een manier om (vak-)kennis en vaardigheden te actualiseren en te netwerken. We weten nog weinig over verschillen in hoe junioren en senioren zich professionaliseren door congresbezoek. Dit onderzoek biedt inzicht in leerdoelen en –ervaringen van de verschillende leden van een onderzoeksteam bij hun bezoek aan de OnderwijsResearchDagen (ORD) 2018 (N = 9). Voor en na het congresbezoek zijn participanten geïnterviewd, waarna op basis van thematische coderingop groepsniveau thema’s naar voren kwamen. De resultaten laten zien dat junioren vooral nieuwe kennis op willen doen en de praktijk van een congres willen leren kennen. Senioren willen vooral kennis bijhouden en melden uiteenlopende leerervaringen. Dergelijk inzicht kan congresorganisatoren helpen hun evenement te laten aansluiten bij verschillende professionaliseringsbehoeften.
Kaartenset ten behoeve van de begeleiding van startende leraren en leraren in opleiding. Zowel beschikbaar als fysieke box, als pdf en als (IPhone en Android) app.--De kaarten zijn ook als pdf beschikbaar.Er zijn twee kaartensets:• Een kaartenset voor de bekwaamheden op het niveau startbekwaam leraarschap (voor gebruik tijdens de opleiding en in het eerste jaar na de opleiding)• Een kaartenset voor de bekwaamheden op het niveau bekwaam leraarschap (voor gebruik in de eerste drie jaar van het leraarschap)
MULTIFILE
The aim of this observational study was to examine the differences between training variables as intended by coaches and perceived by junior speed skaters and to explore how these relate to changes in stress and recovery. During a 4-week preparatory period, intended and perceived training intensity (RPE) and duration (min) were monitored for 2 coaches and their 23 speed skaters, respectively. The training load was calculated by multiplying RPE by duration. Changes in perceived stress and recovery were measured using RESTQ-sport questionnaires before and after 4 weeks. Results included 438 intended training sessions and 378 executed sessions of 14 speed skaters. A moderately higher intended (52:37 h) versus perceived duration (45:16 h) was found, as skaters performed fewer training sessions than anticipated (four sessions). Perceived training load was lower than intended for speed skating sessions (−532 ± 545 AU) and strength sessions (−1276 ± 530 AU) due to lower RPE scores for skating (−0.6 ± 0.7) or shorter and fewer training sessions for strength (−04:13 ± 02:06 hh:mm). All training and RESTQ-sport parameters showed large inter-individual variations. Differences between intended–perceived training variables showed large positive correlations with changes in RESTQ-sport, i.e., for the subscale’s success (r = 0.568), physical recovery (r = 0.575), self-regulation (r = 0.598), and personal accomplishment (r = 0.589). To conclude, speed skaters that approach or exceed the coach’s intended training variables demonstrated an increased perception of success, physical recovery, self-regulation, and personal accomplishment.
Wereldwijd groeit de consumptie van grondstoffen, zowel om te voorzien in onze energiebehoefte als in onze materiaalbehoefte. De gebouwde omgeving speelt hier een significante rol in, goed voor 40% van de energieconsumptie en 50% van de materiaalconsumptie. Deze vraag aan grondstoffen leidt tot schaarste, uitputting, en negatieve milieueffecten, zoals klimaatverandering. Om de consumptie van grondstoffen en gerelateerde negatieve effecten te verminderen heeft Nederland de doelstelling geformuleerd om tot 2050 de gebouwde omgeving geheel CO₂ neutraal te maken en de economie 100% circulair te maken. In een CO2 neutrale en circulair gebouwde omgeving is de gehele energiebehoefte gebaseerd op hernieuwbare energie, en worden alle materialen oneindig hergebruikt of zijn ze onderdeel van een biologisch proces. Dit impliceert dat bouwprocessen anders doorlopen moeten worden, er andere bouwproducten en -componenten beschikbaar moeten komen en er andere competenties gevraagd worden van onze aankomende bouwprofessionals. In de stadsregio Parkstad Limburg speelt een derde opgave; door krimp en vergrijzing moeten er 10.000 woningen en 100.000 m2 utiliteit/retail uit de markt onttrokken worden. De samenkomst van deze drie opgaves resulteert dan ook in de uitdaging hoe we de bestaande gebouwvoorraad CO2 en circulair kunnen verduurzamen met ten eerste regionaal vrijkomende materialen en ten tweede door het inzetten van zo lokaal mogelijke biobased materialen. In de faculteit BETA Sciences and Technology werken we in 2 lectoraten en 5 programmalijnen aan deze opgaves door alle schaalniveaus van de bouwproces. De doelstelling van het postdoconderzoek van Michiel Ritzen richt zich op het opzetten van een programmalijn circular building technology om hieraan mede bij te dragen. De programmalijn geeft invulling aan de kennisontwikkeling en disseminatie op een ontbrekend onderdeel in een real life lab omgeving, met het ontwikkelen en valideren van innovaties die nodig zijn om vrijkomende bouwmaterialen hoogwaardig her te gebruiken en/of te recyclen in CO2 neutrale en circulaire gebouwrenovaties.
Using technology to improve the adolescents' journey to school by bike in province of Drenthe and Groningen.All unsafe area that children spotted on the map, are because the lack of traffic safety ( lack of visibility, high speed, etc). In general children do not have a positive perception of cycling to school, and their favourite mode of traveling to school is car. What technology based intervention can make adolescents’ cycling to and from school safer and more attractive for them? Also does it help to encourage those who live far from the school (>10 km) to cycle to and from school more often?
De samenwerking tussen HBO- en WO-kennisinstellingen, maatschappelijke partners en maatschappij biedt een unieke leeromgeving voor zowel studenten als de samenwerkingspartners. Deze leeromgeving biedt kansen aan alle betrokken partijen omtrent het begrijpen en adresseren van complexe maatschappelijke vraagstukken. Deze vraagstukken zijn lastig te adresseren aangezien ze vaak vanuit de kennis, waarden en perspectieven van verschillende stakeholders te benaderen zijn. Hierdoor is het steeds noodzakelijker om (toekomstige) professionals voor te bereiden op de integratie van onderzoeks-, expert- en ervaringskennis. De samenwerking tussen deze kennisactoren geeft naast veel inzichten, mogelijkheden en kennis, ook verschillende uitdagingen. De partijen hebben ieder een eigen taal, perspectief en belang. Het samenbrengen van de verschillen in culturen, processen en structuren is lastig, zelfs met een gezamenlijk doel. Dit roept vragen op over de verdere invulling en uitkomsten van samenwerking, zoals de rolverdeling, toewijding en implicaties. Welke stappen moeten er nu worden gezet om de gezamenlijke doelen te kunnen behalen? In het voorgestelde project willen we onderzoeken wat geschikte werkvormen zijn voor een samenwerking tussen kennisinstellingen van WO- en HBO-onderwijs en een maatschappelijke organisatie. Deze complexe samenwerking vraagt o.a. om onderzoek naar de vormgeving, onderlinge verhoudingen, en het verenigen van belangen. De aanvrager (junior onderzoeker VU) zal zich één dag per week gedurende één jaar toewijden aan het monitoren en evalueren van de samenwerking. Daarnaast zal de partner (projectleider BOOT-HvA Nieuw-West) zich een halve dag per week committeren aan de samenwerking. Hierdoor kan er aandacht besteed worden aan de invulling van deze samenwerking, methodiek en de beoogde gezamenlijke doelen. De werkvormen en onderliggende werkingsmechanismen die uit het onderzoeksproject komen, dienen om de samenwerking tussen WO-, HBO- en maatschappelijke partners te optimaliseren. De uitkomsten zullen ook kunnen bijdragen aan het verloop en invulling van vergelijkbare samenwerkingsverbanden in het CDKM-netwerk.